Waak je voor de narcist! Vooral degene die tijdens grote manifestaties, als irritante strontvliegen, rond ‘camera’s’ hangen. Om vervolgens te loeren op hét moment. Maar eerst even vertellen over Parijs-Brest-Parijs, een monsterkoers over 1182 kilometer: in één etappe te rijden.
Parijs-Brest-Parijs, ooit een wielerspektakel van jewelste. Althans, in 1948. Met grote, massale media-aandacht, waaronder live radioreportages. Vrijdags gestart in Parijs, om vervolgens, dagen en nachten, aan één stuk door rammen, tot de finish op zondagmiddag. Een koers alleen geschikt voor ouwe, doorleefde, coureurs, voorzien van door- en doortraind lijf. Renners aan de vooravond van hun wielerpensioen. Desperate kerels, tijdelijk ontsnapt aan de Vlaamse kermiskoers. Opportunisten, die niets meer te verliezen hadden. Die nog één kans krijgen. Waar Parijs-Brest-Parijs, het juiste decor voor was.
Ook voor Albert Hendrikx, profrenner afkomstig uit Antwerpen. Berte, bijgenaamd De Sok, tweeëndertig jaar. Al veertien jaar zijn brood bij elkaar scharrelend in de koers. Met een conduitestaat van acht schamele overwinninkjes. Berte aan het vertrek voor een waanzinnig avontuur, over meer dan duizend, harde, koude én natte kilometers; wat natuurlijk niét gebeurde op een klontje druivensuiker.
Soigneurs, en andere louche toverdokters maakte tijdens Parijs-Brest-Parijs, overuren. Renners werden geprepareerd, op ‘scherp’ gezet. Of dat zeker was? Natuurlijk! Vlak na de oorlog. De tijd dat de oorlogsvoorraden massaal los kwamen, en de amfetamines als snoepgoed over Europa werd uitgestrooid.
Heinz, Klaus, Karl en andere Wehrmachtrukkers aan het voormalige Oostfront, schoten geen patroon af zonder Pervetine in het lijf. Om van die arme Amerikaanse jongens, die de Vliegende Forten bemanden, maar te zwijgen. Met een verliespercentage van bijna zestig procent stapte niet één weldenkende GI zonder een paar tabletjes Benzedrine dat angst weg nam, in hun B-17.
Dat wás de oorlog. Terug aan een ander front, en wel die van Parijs-Brest-Parijs, waar De Sok, besmeurt en beslijkt op kop koerste. Op weg naar wat zijn enige grote overwinning werd. Krijgt die op honderdveertig kilometer voor de eindstreep een lekke band. Depanneren! Berte, naast zijn fiets, en de fotograaf in de aanlag. En dát was hét moment! Daar had de narcist geduldig opgewacht. Met een arm op de rug van de Antwerpenaar en oenig in de lens kijkend, zag hij zich een dag later, op de cover van de Miroir Sprint, in de kiosken terug.
Parijs-Brest-Parijs, werd jaren geleden van de profkalender afgevoerd, wat maar goed is ook. En winnaar Albert Hendricxs is geruisloos de geschiedenis ingegleden waar hij op z’n drieënzeventigste overleed.
1948, het jaar dat Trees definitief is ‘uitgesnoerd’ met haar Canadees. En dat de voorheen kaal geschoren moffenmeiden, weer voorzien zijn van een fijne bos krullen. En dat Jan en Mien, iedere nacht het stoom uit hun matras laten dampen: resultaat, de geboortegolf.
Duitse troepen hadden amper hun gespijkerde laarzen gelicht, of Parijs-Roubaix wordt gehouden. Met de juiste ingrediënten van dienst, zoals de stenen, de smerige, bolle strontweggetjes, dreigende luchten, storm en regen. Het decor was met de armoedige dorpen compleet. En niet te vergeten de kolenmijnen, die nog in vólle bedrijf zijn. Misschien dankzij dát, verkrijgt Olimpio Bizzi zijn broodnodige morele steun. Want de Noord-Franse kolenmijnen, vanouds hét domein van de Italiaanse gastarbeiders, en die laatste staan op zondag zes april 1947, met tienduizenden hun Olimpio aan te moedigen.
En daar was die opeens! Jan Zagers! En nog wel tijdens de klassieker Parijs-Brussel, anno 1953. Waar die Jan, op de gevreesde kasseien van Braine-le-Comte , een demarrage plaatste van jewelste.
Vannacht is mijn goede vriend en voormalig collega van de krant, Hilco Koke overleden. Hoewel de kenners het weten behoorde Hilco tot de allerbeste sportfotografen. Dat hij bij het grote publiek nooit bekend was, had te maken met zijn bescheidenheid. De foto’s van Hilco, – een artiest met licht én compositie, en altijd zwart-wit, – zijn pure kunst.
‘…en tot slot smeek ik, of U er voor kan zorgen dat morgen, de dope goed mag aanslaan’, waren zijn laatste stichtelijke woorden. Met een uitgestreken, schijnheilig hoofd, voorzien van een hemelseblik, beëindigde Fiorenzo Magni zijn vurige gebed. Naast Fiorenzo was Gino Bartali, nog druk in ‘gesprek’ met zijn schepper.
Prijs de knecht waar alle zeges vandaan komen. Speciaal de Italiaanse gregario, want slaafse en gehoorzame kerels. Door hun mama´s gedrild. En als jochies gehersenspoeld door de Roomse kerk. Waar mijnheer pastoor er in stampte dat ´Gij Uw Heer Moet Dienen´, ondertussen wellustig loerend naar z’n misdienaartje. Die Vaticaanse rukkers wisten preciés hoe je de beminde gelovige er geestelijk onder kon houden.





