Kroegen met bieren op vat voor 1,20 euro per pint. En niet van die slappe Hollandse uilenzeik, maar merken als fier Gents Bier. Binnen, ‘op de koer’ een poëtische benaming voor urinoir, gieten mannen, schouder aan schouder, met soepele polsbeweginkjes nog even de aardappelen af. Bij Vinny’s Snacks, een mobiele frituur, glijden de eerste broodjes zuurkool mét braadworst over de toonbank. Terrassen lopen vol. Vanuit de schiettenten op de kermis klinken, elektronisch versterkt, holle stemmen. Op het Stationsplein ligt het bandje De Platte Choco’s op volle snelheid. Programmaverkoper Freddy Mestdagh prijst, in plat dialect, zijn waar aan. En op de hoek van Hospitaalstraat-Musselstraat knikt ‘gemachtigd signaalgever’ Albér, goedkeurend.
Voor Albér kan de ‘80e Grote Prijs Stad Zottegem’,- moeder aller Vlaamse kermiskoersen, – van start gaan. Albér, klein, knoestig, een veteraan van vele oorlogsfronten. Van het vroege voorjaar tot diep in de herfst, van kermiskoers tot de ronde van Vlaanderen, staat Albér op wacht. Spiegelei in de aanslag. Zijn favoriete plekken zijn de Patersberg, de Paddestraat én De Muur. Albér kent zijn klassieken.
De Grote Prijs Zottegem, tachtig jaar oud. Een kermiskoers ruig en eenvoudig in zijn soort, met winnaars als een Maurice Blomme, Arthur DeCabooter, Marcel Kint, Herman VanSpringel, een uitslagenlijst als een Vlaams wielerepos. Daartussen, als een blozende blom, Matthé Pronk, jongen uit de Noord-Hollandse polders en winnaar in 2002.
De Vlaamse kermiskoers. Waar de ooit Spartaans ingerichte staminees niet meer bestaan. En de mannen met d’n klak, de platte pet, de lokale kerkhoven bevolken. Voor de rest is het zoals het al een eeuw is, want wielrennen voor het volk, ontdaan van alle franjes. Alles kan veranderen. Renners met spacy zonnebrillen op koersfietsjes ontsproten uit het brein van professor Lupardi staan aan het vertrek.
En net als je denkt dat de kermiskoers is veranderd zijn daar de zwaantjes, lieflijk Vlaams woord voor motoragenten, scheurend voor het peloton op hun motoren. De Grote Prijs Zottegem met bijna tweehonderdvijftig renners, gevolgd door vijfentwintig ploegleiderwagens. Koers over vijf lokale rondes wat staat voor honderdnegentig kilometer. De Vlaamse Kermiskoers dat merkwaardige mengeling van topsport, bedrog, combine, geritsel, gokken, vreten en bier zuipen. Als Amsterdamse wielerliefhebber kun je daar een jaar op verder.
Lieve God, laat dat altijd zo blijven.
De Ronde van Frankrijk, altijd goed voor sterke verhalen. Het is dé koers waar heldenstatus in het verschiet ligt, die in het collectieve sportgeheugen weer net zo snel vergeten wordt. Maar niet bij Stuyfssportverhalen, want die diepte uit zijn archief een drieënzestig jaar oud, beduimeld, aan papierzuur onderhevig Frans sportblaadje op. Met daarin het wedstrijdverslag van de etappe Saint-Gaudens-Perpignan, met de merkwaardige wederopstanding van Maurice Blomme.
Aan de start voor de etappe Saint-Gaudens-Perpignan over 233 kilometer, stond namelijk een herboren Blomme. Maurice liep over van goesting, had benen als zonnetjes.