Ratten, heel veel ratten

August Fossier, links, gangmaker van zijn broer Honoré Fossier

11 November 1918, de dag dat de ‘Groote Oorlog’ eindigde. Ruim acht miljoen  gesneuvelden. Jongens, weg gerukt uit hun jeugd. Vechtend aan het Westfront. Vier jaar lang overlevend in vochtige loopgraven, de hel, op een paar vierkante kilometer.

Slaapgebrek, kou, regen, honger, dorst, modder en ratten. Héél veel ratten. De stank van ontbindende lijken. Om uiteindelijk de sterven voor Kaiser, und Vaterlant, en andere nationalistische idioten. Op de oorlogskerkhoven in West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk liggen die jongens te wachten op de jongste dag. Op hun graf een wit steentje met naam en rangnummer. Eindeloze rijen.

Ook de laatste rustplek voor Auguste Fossier. August, een voormalig wegrenner, ruilde zo rond 1902 zijn fiets om voor een gangmaakmotor. August werd de vaste gangmaker van zijn broertje Honoré.  Succesvol zijn ze niet écht geweest. Zeker niet op de Duitse wielerbanen van vóór de Eerste Wereldoorlog,  de premier league  van het stayeren. In de  lange, pijnlijk nauwkeurig genoteerde, uitslagenlijsten gepubliceerd in de jaargangen van Radwelt, kom je de broertjes Fossier niet tegen.

De jongens Fossier waren gebonden aan de koersen, gehouden in hun vaderland Frankrijk. Ach wat maakt dat ook uit. Dit stukje gaat over gangmaker August Fossier. Die op de allereerste dag van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, zich kon melden bij het Franse Leger, waar hij toegewezen werd als ‘cyclist’. Het monster van de ziektes, heerser in de loopgraven kreeg uiteindelijk ook August te pakken.

In 1915 werd de voormalige gangmaker getroffen door tyfus. August Fossier zou nooit meer op z’n gangmaakmotor zitten. Ergens in mei 1915 blies  August zijn laatste adem uit. August Fossier, eenenveertig jaar, liet een vrouw en drie kinderen achter.

Ode aan Fritz

11 November, Wapenstilstanddag, het einde van de Eerste Wereldoorlog. Via de media groot herdacht waarbij Duitsland per definitie wordt overgeslagen. Enfin, aan die politiek correcte malligheid doet deze blog niet aan mee, daarom een kleine ode aan Fritz Hitzler…

Fritz Hitzler, stayer in de marge. Kwam voornamelijk uit op de kleine, obscure Duitse wielerbanen: het voorgeborchte van het tweede garnituur. Fritz’ collega’s, opportunistische kerels, ‘los in de broek’, met het verstand in de snikkel. Actief in een omgeving waar het niet zó nauw genomen werd met de veiligheid. Waar het credo was Gott mit Uns. Wielerbaantjes waar renners regelmatig, bevend als een verwarde hond, van af werden geschraapt. En waar de amputeerzaag én het lancet onder handbereik van de baanarts lag.
Soms mocht Fritz opdraven bij de grote koersen. Als programmavulling. Hitzler, vanaf 1905 tot 1908 zes gewonnen koersen en harkte daarbij zo’n tienduizend goudmark bij elkaar. Even ter vergelijking: Piet Dickentman verdiende alleen al in het seizoen 1904 meer dan vijfentwintigduizend goudmark.
Fritz, afkomstig uit het Zuidduitse Ulm, een desolate stayer van niks, maar wél een pragmaticus. De man trok zijn conclusie. In 1910 meldde Fritz zich, samen met ene Adolf Meichsner bij de Brennabormotorenfabriek, waar een een gangmaakmotor werd aangeschaft. Zo’n monsterlijke tweezitter. Een rijdend projectiel. Door twee man nauwelijks in bedwang te houden. Adolf Meichsner aan de gashendel. Fritz als stuurman.. En Kurt Riesler als renner.
Een wanhopig trio. Vier koersen werden gewonnen. Wat nog geen achtduizend goudmark opbracht. Dan is het zomer 1914: de eerste Eerste Wereldoorlog gaat los. De jongens van de Keizerlijke Wehrmacht vallen België en Frankrijk binnen.
Fritz Hitzler, (het scheelt maar één letter, maar tóch…) trok ook ter oorlog. Als infanterist bij het 15e Beierse Infanterieregiment vocht Fritzl tussen de Maas en Moezel.

Tijdens Fritz’ stayersjaren moet het tamelijk druk zijn geweest in de hel. De Ulmner beëindigde namelijk ongeschonden zijn carrière. Aan het Westfront had Fritzl minder geluk. Op 27 oktober 1914 voelde Fritz een rare, scherpe pijn in zijn schouder. Een Franse sluipschutter trof raak. Gewond opgenomen in het Feldlazeret stierf Fritz, 34 jaar, twee weken later.

Bron: Radwelt jaargangen 1905 tot en met 1914, Kriegsalbum der Radwelt jaargang 1915.

Gesneuveld op de boulevard of broken dreams

Copy of gombauld11 November, Wapenstilstandsdag. België, Frankrijk, Engeland én Duitsland staat dan even stil bij de waanzin van de Eerste Wereldoorlog, waar meer dan  acht miljoen soldaten achter bleven op de slachtvelden. Onder hen ook Paul Gombault, een jongen barstensvol dromen en afkomstig uit Frankrijk.

Snelheid. Gevaar. Dat soort werk. Het maakte geen moer uit. Zolang het maar spannend was. Van die spanning waarbij haarwortels op het  hoofd gaat knetteren. Paul Gombault had die onbedwingbare  behoefte om regelmatig een kijkje over de randen van zijn aardse bestaan te nemen. Voor jongens als Gombault, met hun rare verslaving, restte dan maar één ding; de wielerbaan. Tijdens de belle époque dé hangplek voor ieder beetje adrenalinejunk. Samen met zijn stayersfietsje meldde Paul zich rond 1905 op de Buffalobaan in Parijs.
Paul, koersend achter een zware motor, bestuurd door gangmaker Darioli. Aan de laatste lag het niet. Darioli, gepunte knevel, gouden horlogeketting op borst, en een ijzeren reputatie op de enge en levensgevaarlijke Duitse wielerbanen, had het snel bekeken. Paul zou nooit de top halen. Ondanks die zekerheid knaagde bij Darioli toch die ene vraag. Want hoe ver hij tijdens de trainingen de gashendel ook opendraaide, Gombault kon de motor blijven volgen. Langzaam daagde het besef dat achter zijn rug een hardfietser actief was. Zo’n jongen uitstekend geschikt om het prestigieuze werelduurrecord aan te vallen. Darioli rook geld. Want de stayer die als eerste mens de honderd kilometer in een uur afraasde, wachtte roem maar vooral een rinkelende kassa.Copy of gombault3
Het was Guignard, een gnoomachtig kereltje dat in het München van 1907  de aftrap nam door in een uur vijfennegentig kilometer af te razen. Waarmee de jacht werd geopend. De bloedhonden braken uit hun kennel. De deuren van de waanzin opende zich. Alles wat maar een beetje dacht te kunnen stayeren meldde zich op de supersnelle driehonderd meter lange wielerbaan van München. Ook Paul Gombault, eenentwintig jaar. Vijftien juni 1907. Darioli draait nog even de snor omhoog. Met een soepele handomdraai legt hij zijn  huwelijksgereedschap goed. Een korte sprint en de motor komt brullend tot leven. Met honderdzeven kilometer in het uur razen  Darioli en Gombault over de baan. Guignards records op de 20, 30 én veertig kilometer verpulverend wordt bijna geschiedenis geschreven.  Bijna! Maar niet helemaal. Even later ontploft de voorband van Darioli’s motor. De wonderbaan van München, voor Paul Gombault een pad naar roem, veranderd in een boulevard of broken dreams.  Gangmaker én renner worden niet veel later in deplorabele staat van het beton geraapt.
Copy of guignarddagnlardExit stayerscarrière. Van Gombault werd niets meer vernomen. Tot de Eerste Wereldoorlog los brak. Voor jongens verslaafd aan spanning, een uitgelezen kans. De vroegere stayer werd piloot bij de Franse luchtmacht. Paul Gombault, gemankeerde stayer, een jongen barstensvol gebroken dromen, sneuvelt op 31 juli 1916.   

Foto 2: Het kampioenschap van Frankrijk 1909. Vierde van rechts Paul Gombault. Foto 3: Guignard.
Bron: Revue der Sporten jaargang 1909 en 1916, Nieuws van den Dag jaargang 1907. 

Als ganzen uit de lucht geschoten

hourliertorsoDe week van 11 november, Wapenstilstandsdag. De waanzin van de Eerste Wereldoorlog, massaal herdacht in België, Frankrijk, Engeland en Duitsland. Meer dan acht miljoen jongens kwamen nooit meer thuis. Onder hen ook Léon Comès en Léon Hourlier. Beiden voor de oorlog Franse sprintkampioenen.
De gevechten waren, lang, zwaar, bloederig en wreed. Dagenlang, en oververmoeid was hij met zijn vliegtuigje in de lucht. Bestookt vanuit Duitse loopgraven met alles wat kon schieten. En anders waren het de collega’s van de Deutsche Fliegertruppe die het leven wel zuur maakten.  Maar over twee dagen kon hij even weg uit de hel van Noord-Frankrijk. Dan begon zijn verlof. Acht heerlijke dagen bij zijn jonge vrouw en dochtertje. Voor Léon Comès, oorlogsvlieger en in vredestijd een begenadigd wielrenner, waren dat de kleine lichtpuntjes in zijn leven. 
Verlof en ontspanning. Goed voor het moraal aan het front. Alleen daarom werd voor de manschappen tachtig kilometer verder een bokswedstrijd georganiseerd. George Carpentier, de Franse wereldkampioen stond in de ring. Eigenlijk had Comès daarin geen trek. Het weerzien met vrouw en kind nam hem in beslag. Het was zijn zwager Léon Hourlier, oorlogsvlieger, wielrenner en boksliefhebber, die hem overhaalde, mee te gaan. hourliedochter
Het idee om je  te verplaatsen over de  kapotgeschoten wegen was een regelrechte nachtmerrie. Een enkele reis naar het graf. Achter iedere bult of heg loerde de dood in de gedaante van een sluitschutter. Hourlier, Frans sprintkampioen van 1911 en 1914, was  hoogstwaarschijnlijk de man met dé oplossing. De zwagers gingen gezamenlijk in één vliegtuig, zodat Comes op tijd terug was voor zijn gezin. Het werd hun doodvonnis. Op 16 oktober 1915 met een strak blauwe lucht stegen Léon en Léon op van het militaire vliegveld van Cuperly. Ze zouden nooit op de plaats van bestemming aankomen.
Mocht het op de Noord-Franse wegen al bloedlink zijn, in de lucht was het ook niet pluis. Het zwerk boven het arrondissement Champagne was  het jachtgebied van de jachtvliegers onder leiding van de illustere Duitse piloot baron Von Richthofen.  Kerels in Fokker dubbeldekkers die op alles schoten wat langs kwam. Ook op de voorheen koersende zwagers. De precieze oorzaak was nooit helemaal duidelijk, hoogstwaarschijnlijk zijn ze neergeschoten.
hourleirriemsFeit is dat het vliegtuig in de buurt Saint-Etienne-au-Temple zich in de zuigende modder te pletter sloeg. Léon Comès, 26 jaar en zijn zwager Léon Hourlier, 30 jaar werden op de militaire begraafplaats van Reims in één ‘kameradengraf’ te rusten gelegd.

Bron: Revue der Sporten jaargang 1915.

Foto 1: Léon Hourlier. Foto 2: Comès met zijn jonge dochtertje in de pauze van de Zesdaagse van Parijs 1913. Foto 3: Grafmonument op de militaire begraafplaats van Reims voor onder meer Hourlier en Comès.

Bonte hond in een wereld van grijze droogkloten

Vandaag, 11 November! Vierennegentig jaar geleden de  laatste dag van de waanzinnige Eerste Wereldoorlog. De dag die de geschiedenis inging als ‘Wapenstilstandsdag’. Groots gevierd én herdacht in België, Frankrijk én Engeland.  Ruim negen miljoen jongens bleven op het slachtveld achter. Ook Jean Bouin.

Eerst wat kniebuigingen. Stak dan een vers sigaartje op, nam een diepe haal,  liet de nicotine tot de enkels zakken. Parkeerde het sigaartje los in de mondhoeken en gaf de trainer opdracht de stopwatch in te drukken. Jean Bouins dagelijkse training nam een aanvang. Jean, levensgenieter, hield van een goed glas wijn en rookte als een schoorsteen.
Maar was óók een middenafstandsatleet. Jean mocht dan een merkwaardige sportbeleving op na houden, zijn trainingen waren hard, en lang. De mores dat topsport gepaard gaat met Spartaanse zelfkastijding, strafte Jean af.  Die nam het leven niet al te serieus. Ondanks dát liet hij de stopwatches vier keer stilstaan op een nieuw wereldrecord.
Records die tientallen jaren standhielden. Jean Bouin, de man met de bruine vingertoppen, rende in 1909 de tien kilometer in een tijd van dertig minuten. De wereldrecordhouder,  geboren en getogen in Marseille, mocht de Franse kleuren op de Olympische Spelen van 1908 verdedigen. De Marsiliaan was dé favoriet voor de vijfduizend meter.
Ver voor het begrip ‘rock ’n’ roll’ had Jean dat al uitgevonden. Lag de concurrentie strak van de zenuwen in bed  naar het plafond te staren, niet Bouin, die bracht de nacht door in de Londense hoerenbuurt. Raakte prompt betrokken bij een knokpartij in een kroeg, werd gearresteerd en miste een dag later de finale.
Vier jaar later op de Spelen van Stockholm is Bouin, wél van de partij. De kleine pezige hardloper, met een vers wereldrecord op tienduizend meter, had iets goed te maken.  En dat lukte niet helemaal: ‘slechts’ zilver.
Jean, bonte hond  in een wereld van grijze droogkloten want atleten, zwoor wraak. Bij de Spelen van 1916 ging hij orde op zaken stellen. Maar zo ver kwam het niet. De Eerste Wereldoorlog brak uit. Jean Bouin, had hoogstwaarschijnlijk het gevoel iets goed te moeten maken voor volk en vaderland. Met de kreet ‘vive la France’, nam hij vrijwillig dienst bij het 163e Infanterie Regiment. De atletiekbaan  omgeruild voor de loopgraven.
Als het waar is dat je tijdens de laatste seconden in dit aards tranendal je leven langs ziet komen dan zag Jean Bouin, zijn verloofde Rose, z’n geliefde Marseille, en stadions met kolkende tribunes. Even later, tijdens  één van de eerste grote Duitse aanvallen, september 1914,  sneuvelde Frankrijks meest kleurrijke atleet ooit.
Na eerst begraven te zijn geweest op het ‘kameradenkerkhof’ werd zijn lichaam  in 1922  overgebracht naar Marseille, waar hij door de hele stad uitgeleidde werd gedaan. Jean Bouin werd 25 jaar. Verloofde Rose deed het iets beter. Op ruim honderdjarige  leeftijd vertrok zij in 1987 naar haar grote liefde Jean.

Foto 1: Jean Bouin met sigaartje. Foto 2: Bouin vlak voor zijn dood. Foto 3: Zijn graf in Marseille. Bron: Vie au Grand Air, jaargang 1912 en 1913, Wikipedia.

Gevallen op ‘Dem Felde der Ehre’…

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland overspoeld door een golf van nationalisme. De rekruteringsbureaus hoefden geen propaganda te voeren want iedere Duitser  wilde vechten voor Kaiser und Vaterland. Hele pelotons wielrenners meldden zich voor Felddiensten en werden ondergebracht in zogenaamde Radfahrttruppen. Dat in iedere mof een vechtlustige Pruis school was ook goed te merken in de jaargangen van het wielerblad Radwelt. Tot aan het uitbreken van de Grote Oorlog domineerden achtergrondverhalen, foto’s, wedstrijdverslagen en, vooral, statistieken het blad. Bij het uitbreken van de oorlog veranderde de toon! Een  IJzeren Kruis, de Rijksadelaar én een soldaat, uiteraard met een rijwiel, sierden het omslag . Onder leiding van hoofdredacteur Fredy Budzinski werden de kolommen gevuld met de heldendaden van de Teufelskerle auf den Rade, opgeleukt met foto’s van renners, nu getooid met Pickelhelm dan wel andere uniformen. Nauwkeurig werd bijgehouden waar de renners vochten, welke bekende renners aan het front verbleven en wie er onderscheiden werd met het IJzeren Kruis. Weggemoffeld werden ook de, aan het front, omgekomen jongens herdacht. In geallieerden dienst is aardig bekend welke renners gesneuveld waren. Van ‘gevallen’ Duitse coureurs is weinig bekend. Stuyfssportverhalen, in bezit van de complete jaargangen Radwelt 1903 tot en met 1928, heeft ze uit de loopgraven van het blad ‘opgediept’.

Van de Duitse gesneuvelden alleen de bekende renners:
1914: Paul Treciakowski won als renner in 1912 onder meer Rund um Dresden. Twee jaar later, aan het front bij Thin-le-Moutier, werd Paul, foto links, getroffen door een vijandelijke kogel.

1914: De wegrenners Höhne, Bierstedt, Rozenzweig, sneuvelen. Ook gangmaker Liese en stayer Engeman eindigden op das Felde der Ehre. Van al deze renners ontbreken nadere gegevens.

1915: Zoals zovele gangmakers en stayers nam Alfred Starkes dienst bij de Keizerlijke Luftwaffe. Helaas voor Alfred want aan het Westfront werd hij en zijn vliegtuig neergeschoten

1915: Theodor Menne, 23 jaar, sneuvelde op 26 mei.

1915: Josef Stubecke profrenner in 1911 sneuvelde aan het front van Saint-Julien.

1916: Topstayer Bruno Demke verruilde zijn fietsje voor de stuurknuppel van een vliegtuig, vocht boven het Westelijk Front. Met een in brand geschoten vliegtuig vloog Bruno veertig kilometer boven vijandelijke stellingen waarmee hij het IJzeren Kruis eerste klasse verdiende. Bruno, foto links, werd gewond naar de Heimat afgevoerd waar hij, eenmaal opgelapt, met zijn vliegtuig, opsteeg van vliegveld Doberitz. Hoog in de lucht begaf  Bruno’s vliegtuig het. Demke werd 36 jaar.

1916: Franz Gregl, Oostenrijks toprenner, 26 jaar. wordt in een gevecht met vijandelijke vliegtuigen neergeschoten. Na zijn dood verkreeg Franz postuum het IJzeren Kruis eerste klas.

1916: Fritz Finns wegren, en gesneuveld.

1916: Albert Ritzenthaler, piloot, 27 jaar, begenadigd baansprinter, wordt tijdens zijn eerste vlucht neergehaald.

1916: Ludwig Opel, tweede op het wereldkampioenschap 1898, ‘valt’ op 14 april van dat jaar. Ludwig werd 36 jaar.

1916: Voor de achterblijvers is het sneuvelen van een dierbare altijd een drama. Maar de dood van  Alex Benscheck moet een dubbel trauma zijn geweest. Op 6 augustus, op groot verlof in Frankfurt, werd  Alex, foto links, tijdens de Kriegsmeisterschaft von Preuzen winnaar op de kilometer. Tien dagen later, aan het front, bij het schoonmaken van zijn geweer, vergat Benscheck dat in het magazijn nog een kogel zat. Met een schotwond in de borst stierf Alex.

1916: Richard Dottschadiss won, in 1912, Halle-Potsdam-Halle en nam in 1914 dienst. Vocht vrijwel onafgebroken in de loopgraven van het Westelijk Front en stierf daar uiteindelijk aan een blindedarmontsteking. Richard werd 23 jaar.

Terwijl bommen en granaten overvlogen was het ook even tijd voor de nieuwe Radwelt.

Arthur Engemann

Arthur Engemann

1916: Josef Rieder won in 1912 de monsterrrit Bazel-Kleef over 620 kilometer. Beschikte niet alleen over uithoudingsvermogen maar was ook dapper. Verkreeg het IJzeren Kruis eerste klas en sneuvelde acht dagen later. Ook Rieder werd 23 jaar.

1916: Willi Theisz, sprinter, sneuvelt op 24 oktober. Willi werd 27 jaar.

1918: Aan het Westfront sneuvelden wegrenners Eickholl,  Erxleben, en Alwin Vater. In hetzelfde oorlogsjaar sneuvelde gangmaker Rudolf Cantieni, door een granaatsplinter getroffen. Rudolf genoot bekendheid als de gangmaker waarachter wereldkampioen Robl grootse triomfen vierde. Na vier jaar als krijgsgevangenen doorgebracht te hebben in Siberië, sterft op de terugreis naar de Heimat, Willi Kupferling.

Gesneuvelden geallieerde renners

1914: Emile Engel, net 25 jaar geworden, wint een etappe in de Tour de France. Het is Emile’s enige grote wapenfeit want nauwelijks drie maanden later, aan het Marnefront, sneuvelt hij. Engel werd 25 jaar.

1914: René Jean Perreard, Marius Vilette, Francois Cordier, Frederic Rigaux en René Etien, wielrenners sneuvelden bij de Slag om Gallipoli.

1914: Victor Fastre, Belgisch beroepsrenner van 1910 tot 1914. Won in 1909 Luik-Bastenaken-Luik. Op 12 september, bij het verdedigen van zijn vaderland, viel Victor, 24 jaar.

1914: Frank Henry, voor de oorlog de beste amateur van Frankrijk, sneuvelde in de eerste maanden van de oorlog.

1915: Ook prof Alfons Landuyt afkomstig uit het Vlaamse Niel, werd onder de wapens geroepen. Alfons die gold als een grote belofte, werd als motorrijder getroffen door een Duitse granaat.

1915: Op 28 augustus werd Pol Gabriels in een hinderlaag gelokt. Pol, foto links, vluchtte maar werd in de buurt van Ryckevorsel door een Duitse patrouille onder vuur genomen. Met twaalf kogels in zijn lijf stierf d’n Pol.

1915: Luxemburger François Faber gold als de sterkste wegrenner van zijn tijd. Faber was een alleskunner en won onder meer de Ronde van Frankrijk, de ronde van Lombardije, Parijs-Roubaix, Parijs-Tours, Parijs-Brussel en Bordeaux-Parijs. Als Luxemburger voelde hij zich geroepen om Frankrijk, zijn tweede vaderland, te dienen en nam dienst bij het Vreemdelingenlegioen. Op 9 mei 1915, tijdens gevechten aan het front, kreeg François een telegram met de mededeling dat hij vader was geworden van een dochter. Faber sprong schreeuwend op van blijdschap. Iets wat een Duitse sluipschutter ook zag. Faber werd 28 jaar.

1915: Twee voormalige wielerkampioenen in één vliegtuig, zo’n buitenkansje kan  de Engel des Doods niet lagen liggen. Leon Hourliers, voormalig Frans sprintkampioen, en zijn zwager profrenner Henry Comes, hadden de fiets omgeruild voor het gevechtsvliegtuig. Tussen de gevechten door én om te ontspannen leek het  Hourlier en Comes, foto links, wel aardig om een bokswedstrijd van Georges Carpentier, die honderd kilometer van de basis een gevecht had,  te bezoeken.  Omdat de wegen door Duits vuur té gevaarlijk waren én de tijd tekort, werd gevlogen. Vliegend tussen Cuperly en Saint-Étienne au Temple stopte op onverklaarbare wijze de motor en stortte het vliegtuig neer. Leon Hourlier, 29 jaar werd samen met Comes 26 jaar, begraven.

1915: Paul Gombault stayer, met het wereldrecord over de vijftig kilometer, stort met zijn vliegtuig neer.

Alfred  le Bars, en Anselme Mazan werden gedood in het Bois de Gruere juni 1915.

1915: Gangmaker Marius Thé, ook wel de ‘Koning van de Gangmakers’ genoemd, doet wat van hem verlangt wordt en meldt zich aan voor militaire dienst. Als brigadier, kanonnier sneuvelt hij tijdens de Slag om Artois. Thé werd drieënveertig jaar.

1916: Emile Friol was twee keer wereldkampioen op de sprint, meerdere keren de beste van Europa en won meer dan 24 grote sprinttoernooien. Als dienstplichtige motorordonnans verongelukte Emile, foto links, tijdens legerdienst.

George Boillot won ooit in één jaar 60 van de 65 wielerkoersen, wordt tijdens een luchtgevecht in de buurt van Verdun naar beneden geschoten.

1917: Hoewel Carlo Oriani in 1912 de ronde van Lombardije en een jaar later de Giro won, kreeg hij toch een enkele reis naar de loopgraven. Op 3 december 1917, bij het redden van anderen, verdronk Carlo die maar 29 jaar werd.

1917: Voordat Octave Lapize zich aanmeldde bij de luchtmacht  won hij 1910 de ronde van Frankrijk, en schreef nog eens drie keer Parijs-Roubaix op zijn erelijst. Tijdens een routinevlucht werd Octave verrast door vier Duitse Fokkers die de voormalige Tourwinnaar prompt uit de lucht schoten. Lapize werd 30 jaar.

Een plaquette ter nagedachtenis aan Francois Faber in het kerkje van Vimy.

1917: Lucien Petit-Breton komt de eer toe als eerste Fransman twee keer de Tour gewonnen te hebben. Lucien sloeg toe in 1907 én 1908. Bij het uitbreken van de Grote Oorlog nam Petit dienst bij het 11e Legerkorps en vocht in de loopgraven. Aan het front werd hij  diverse keren getroffen door Duits vuur, maar herstelde daarvan. Op 20 december was zijn geluk op. Als ordonnans botste hij met een legervoertuig frontaal op een tegenstander. Lucien werd 35 jaar.

1917: Francois Lafourcade, bedwong in 1910 als eerste renner, zonder van zijn fiets te stappen, de col d’Aubisque, sneuvelde op 10 augustus. Francois werd 36 jaar.

1917: Bij een luchtgevecht boven Pont à Mansson, sneuvelt Emiel Engel.  

1918: Fransman George Parent drievoudig wereldkampioen stayeren, vocht voor zijn vaderland, raakte meerdere keren gewond, maar stierf, drie weken voor het eind van  de oorlog, in de loopgraven van Saint-Germain-en-Laye, aan de Spaanse griep. George werd 33 jaar.

1918: Georges Bronchard ‘rode lantaardrager’ in de Tour van 1906, overlijdt in de ambulance die hem zwaar gewond van het front afhaalde.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: