De paden waar Fausto Coppi over koerste zijn plat getreden. Van de voormalige Campionissimo is dan ook een boekenkast vol geschreven. Deze blog waagt zich daar ook niet aan of het moet deze krabbel in de kantlijn van het wielrennen zijn. Om z’n levenswijze én z’n palmares heeft de man een status verkregen, om dit stukje maar mee te openen. Ook voor deze blogger die een aantal jaar geleden tijdens een roadtrip door Noord-Italië afbuigde richting Castallania, een gehucht hoog weggestopt ergens in de Apennijnen.
De wandeling door een uitgestorven Castellania het geboortedorp van Il Campionissimo is onvergetelijk en aan te raden voor iedere wielerliefhebber die daar ooit in de buurt is. Het dorpje is nog net geen bedevaartoord al schurkt het daar wel tegen aan al is het alleen maar om de tientallen levensgrote actiefoto’s van Coppi, vastgespijkerd tegen blinde muren en staldeuren, waarbij nog net geen kaarsen voor zijn aangestoken. De hele entourage ademt een hoog Rooms gehalte, een gedachte die bij atheïst Coppi ongetwijfeld afschuw had opgewekt. Over zijn pompeuze graf midden in het dorpje heeft deze blog in het verleden al het nodige geschreven.
Fausto Coppi duikt regelmatig op in het archief van deze blog. Tussen de tientallen jaargangen van sporttijdschriften staat ook dat ene beduimelde vijfenzeventig jaar oude fotoboekje uitgegeven in 1949 door La Gazzetta dello Sport, ter gelegenheid van de Ronde van Frankrijk van dat jaar. Toevallig ook Coppi’s eerste Tour tevens door hem gewonnen. Het in oblong formaat uitgegeven boekje met bijna honderdvijftig foto’s, wordt gedomineerd door hoe kan het ook anders Italiaanse coureurs, met Coppi in de hoofdrol.
Foto’s die uit een tijdsbeeld geven die nooit meer terug komt en toch heel herkenbaar zijn, en waar de romantiek vanaf druipt. Zoals bijgaande plaat, met een op de flanken van de Tourmalet ontsnapte Campionissimo die door zijn mee rennende ploegleider Binda wordt verzorgd. Waar de inhoud van die thermosfles uit bestaat daar moeten we maar niet aan denken. Dat soort geheimen behoord tot de romantiek van hoe het ooit was…

Het kon niet mis gaan. Aan alles was gedacht. Het materiaal waarop gekoerst werd, behoorde tot het meest geavanceerde van die tijd, waar de concurrentie alleen maar van kon dromen. Zoals wielen met uitklapnaven. Een wiel wisselen was een kwestie van enkele seconden. Het gesodemieter met vastzittende vleugelmoeren waar zo’n wiel mee in de vork zat, was voorbij. Een privésoigneur, ene Biagio Cavanna, stond tot zijn beschikking. Dat Cavanna, een visueel gehandicapte, daardoor een mythische status mee verwierf, was voor hem mooi meegenomen. De man had gewoon mazzel dat hij één van de meest talentvolle wielrenners ooit, op zijn massagetafel had.
Waarin Il Campionissimo een lekke voorband kreeg. Een lekke band in een tijdrit, een horrorscenario voor een klassementrenner. Ook voor die ene mecanicien, die hoogstwaarschijnlijk tot aan zijn dood, niet alleen een trauma, maar ook nachtmerries aan over hield. Tevens het moment van die ene onbekende fotograaf van Miroir de Sport die daarvan een onvergetelijke foto van maakte. Coppi, alvast zijn voorwiel uit de vork gehaald, kreeg van uit de materiaalauto gesprongen mecanicien hulp. In plaats van een voorwiel had de mecanicien een achterwiel in z’n hand.
Ga naar het kerkhof en je ziet meteen het verschil. Waarmee hopelijk het jaarlijkse geneuzel, ‘ wie de beste was’, is beslecht. Want je kunt de klok er op gelijk zetten. Is het twee januari, de sterfdag van Fausto Coppi, dan barst de discussie op de sociale media los, of Fausto Coppi, dan wel zijn tijdgenoot Bartali, tot de beste renners ooit behoorden.
Wat dat betreft kan de tegenstelling tussen Coppi en Bartali niet groter zijn. Want reis af naar Ponta a Ema in Toscane, het geboortedorp en laatste rustplaats van Gino Bartali. Dat Bartali ondanks zijn affectie met de Roomse kerk, een eenvoudige, bijna calvinistische man was, is te zien op de lokale begraafplaats. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Dat is wat het graf van de oude Gino uitstraalt.
Parijs-Roubaix, editie 1950, waar alleen de Vlaamse, Italiaanse én de Franse pers acte de préséance gaven. Vooral Miroir Sprint, thuisbasis Parijs, pakte groots uit. Veertien grote actiefoto’s, vier achtergrond- en koersverslagen, geschreven door evenzoveel journalisten. Opgemaakt over vijf pagina’s: voor wielerliefhebbers het betere werk.
Als een vers gebakken pizza, die snél genuttigd moet worden: dát was de carrière van Ercole Baldini. Kort genot, maar wél lekker. Ercole Baldini, beroepsrenner tijdens de fifties. Koersend op een fietsje, gespoten in een geraffineerde kleurencombinatie, opgeleukt met verchroomde tussenstukjes. Afgewerkt tot in het détail, en voorzien met het modernste Campagnolomateriaal. Een lust voor het oog. Púre kunst op twee wielen, zonder hoerig noch ordinair te zijn. Waar alleen Italiaanse framebouwers een patent op hadden.
Prijs de knecht waar alle zeges vandaan komen. Speciaal de Italiaanse gregario, want slaafse en gehoorzame kerels. Door hun mama´s gedrild. En als jochies gehersenspoeld door de Roomse kerk. Waar mijnheer pastoor er in stampte dat ´Gij Uw Heer Moet Dienen´, ondertussen wellustig loerend naar z’n misdienaartje. Die Vaticaanse rukkers wisten preciés hoe je de beminde gelovige er geestelijk onder kon houden.
