Onkel Adolf

De Steglitzwielerbaan, gesitueerd in het Berlijn van voor de Eerste Wereldoorlog. Met directeur en eigenaar Adolf Knorr, een man die niet onderschat werd. Als manager stonden zo’n beetje alle topstayers bij Knorr onder contract. Met goed betaalde wedstrijdcontracten, zorgde onkel Adolf goed voor zijn jongens, waarbij natuurlijk ook aan z’n eigen portemonnee werd gedacht.

Het stayerscircus van Knorr stond garant voor vertier en sensatie: een succesformule om de meer dan zestig Duitse wielerbanen wekelijks vol te doen stromen. Knorr was ook een man die over weinig scrupules  beschikte, want de wielerbanen waarop zijn stayers hun duels uitvochten, waren niet bepaald veilig.  De pistes waren óf te klein, dan wel té smal. Zoals de Treptowwielerbaan in Berlijn, waar in korte tijd zeven stayers dodelijk verongelukten. Waarschijnlijk dáárom, maar vooral uit zakelijk oogpunt opende Knorr in 1905 de Steglitzbaan in Berlijn.

‘Steglitz’, een piste van vijfhonderd meter lang, twaalf meter breed én hoge bochten, met garantie op razendsnelle, maar daarom bloedlinke stayerskoersen. Vrijwel ieder weekend wisten vijftienduizend toeschouwers dat te waarderen. De kroegen in de omgeving van de baan, waren ook blij met Knorr’s razendsnelle gekkenhuis, want vóór de koers viel het bier niet aan te slepen.  

Ook op zondag 20 mei 1906, hadden de kasteleins weinig te klagen.  In ‘Steglitz’ stond de ‘Goldene Kette mit Stern’, een stayerskoers over honderd kilometer op het programma. Aan het vertrek  de Amerikaan Nat Butler, Peter Gunther uit Keulen, de lokale favoriet Bruno Demke en de Amsterdammer Piet Dickentman. Winnaar werd Dickentman, die de honderd kilometer afraasde in een tijd van een uur en twaalf minuten. Met zijn overwinning verdiende Piet niet alleen de gouden ketting, maar ook tweeduizend goudmark. Dat Dickentman in 1906 een topjaar had, maakte zijn uitslagen- en verdienstelijst wel duidelijk. De Amsterdammer won in Duitsland veertien grote koersen waarbij hij 45.300 goudmark op z’n rekening kon schrijven. (verhaal gaat onder foto verder)

Door een conflict tussen de UCI en  de machtige Duitse manager Knorr, gaf de  laatste een startverbod aan stayers bij hem onder contract, voor het  wereldkampioenschap gehouden in 1910. Knorr organiseerde zijn eigen titelstrijd: het Ober-Weltmeisterschaft, wat andere koek was dan zo’n ordinair wereldkampioenschap. Na de bekendmaking van dit kampioenschap, was de Steglitzwielerbaan  binnen enkele uren uitverkocht. Het werd de meest memorabele stayerskoers ooit. De enige koers zonder onderlinge combines, daarvoor stond er té veel eer op het spel. De honderd kilometer werd ‘rechtuit gereden’. Aan de finish lag namelijk eeuwige roem: hoe betrekkelijk dat ook is.

Dickentman als enige achter de motortandem, een loodzwaar monster bediend door stuurman Steger,en gangmaker Brettschneider.

Na afloop voelden niemand zich bekocht. Daar zorgden acht stayers wel voor, want de absolute top. Vlak voor de start. Terwijl de renners staan opgesteld, omringd door bobo’s, verzorgers en ander wielergepeupel, staan aan de andere kant van de baan de gangmakers, onder meer Werner Krüger, Franz Hofmann, Bauer en Gussy Lawson. Een kwartet dat binnen enkele jaren op de slachtvelden van de stayersbanen, het leven liet. Het was Piet Dickentman die er met de buit van door ging. De Amsterdamse stayer won met voorsprong. Volgens Piet, – die door de Duitse pers zijn hele leven lang als Herr Ober-Weltmeister werd genoemd, – was dat zijn mooiste overwinning uit zijn indrukwekkende loopbaan als stayer, die vijfentwintig jaar duurde.

Bron: Sport-Album der Radwelt jaargang 1906 en 1910.

In het water

Het moest een eresaluut worden aan Piet Dickentman: één van de grootste sporthelden van  Amsterdam. Vanaf 1900 was Dickentman actief als stayer achter de zware motor.  Voornamelijk koersend in Duitsland, behoorde de man tot de wereldtop.  De Amsterdammer was wereld- én Europees kampioen, brak diverse snelheidsrecords en won alle grote stayerskoersen. Vaak meerdere keren.

Op zondagmiddag 18 september 1910, kroonde Piet zich tot de allerbeste stayer ooit. Op de Steglitzwielerbaan in Berlijn, werd het Ober-Weltmeisterschaft verreden. Een prestigieuze kampioenschap waar de wereldtop aan de start stond. Voor dertigduizend toeschouwers hield Dickentman huis, en reed de concurrentie overhoop. Dickentman mocht  zich de rest van zijn leven Her Ober-Weltmeister noemen: (zie elders op deze blog). In Amsterdam werden de verrichtingen van Dickentman via de kranten en de sportbladen gevolgd. Bij het volk was ouwe Piet, zoals hij werd genoemd, mateloos populair. Wat tot uiting kwam in 1921.

Het blad Rijwiel- en Motororgaan, uitgegeven, en vol geschreven door George Hogenkamp, stond stil bij het vijfentwintig jarig jubileum van Dickentman als wielrenner. Terecht. De Amsterdams stayer, op dat moment al tweeënveertig jaar, behoorde al  meer dan twee decennia tot de wereldtop, en liet de rol van de gangmaakmotor regelmatig roodgloeiend staan.

Piet, regelmatig koersend op de Duitse wielerbanen, liet zich uitbetalen in luxe goederen zoals juwelen, bontjassen en meer, wat te maken had met de grote geldontwaarding  in het Duitsland vlak na de Eerste Wereldoorlog. Dat Dickentman tientallen keren aan het graf van een verongelukte collega stond, is een lugubere bijkomstigheid. In 1921 kreeg hij zijn verdiende huldiging.  George Hogenkamp, nestor van de vaderlandse wielerjournalistiek, organiseerde  voor de stayerende jubilaris, een speciale avond in het Amsterdamse Stadion. Waarvan de opbrengst ten goede kwam aan Dickentman.

Op het programma, stond natuurlijk een stayerskoers, met als aardigheid dat Dickentman achter de toen al stokoude, en curieuze motortandem ging rijden. Als publiciteit voor deze avond,  stond deze motortandem, – een monster van een machine, bediend door twee man, – twee weken lang in de etalage van de firma Palmer Tyre Co, aan de Stadhouderskade, waar het veel publiek trok.

Pech voor Dickentman. Het feest viel letterlijk in het water. Om half acht begon het te regenen. Wat niet meer ophield. Uiteindelijk werd Piets wedstrijd de zondag daarop gehouden. Uit deze echec haalde tekenaar Jan Lutz zijn inspiratie. De cartoon mét bijschrift werd gepubliceerd in Rijwiel- en Motororgaan. Zo was George Hoogenkamp  ook wel weer.

Bron: Rijwiel- en Motororgaan, jaargang 1921.

De fotocamera van Piet Dickentman

Op de facebookpagina, Wielrennen, Anekdotes én Verhalen, kortweg WAF,  gerund door André Jansen, publiceerde Ron Couwenhoven onlangs twee korte stukjes over de Amsterdamse stayerslegende Piet Dickentman. Couwenhoven, gepensioneerd  wielerverslaggever van de Telegraaf, en nog steeds actief met de schrijfpen, beschreef daarin de tournee van Piet Dickentman door Australië. Dickentman bezocht dat continent in 1902, en nam behalve zijn fiets,  gangmaakmotoren ook zijn fotocamera mee. Ruim een eeuw later, in 2008, dook deze bewuste fotocamera op. Wat voor Stuyfssportverhalen het begin werd van een speurtocht door Amsterdam, die uiteindelijk eindigde bij Ebo Dickentman, de kleinzoon van Piet.

Piet Dickentman, tijdens de Belle Epoque één van de sterkste stayers, zo niet de sterkste  ter wereld. In 1903 bevestigde  Dickentman dat, om tegen alle verwachtingen in wereldkampioen te worden. 1903, was ook één van zijn beste seizoenen. De basis hiervoor werd gelegd in Australië, waar Dickentman, samen met concurrent Taddy Robl de winter doorbracht.  Dickentman, vorstelijk gesponsord door  Brennabor, een fiets- en motorengigant afkomstig uit Brandenburg, was voor een serie demonstratiewedstrijden gecontracteerd. Met  Taddy Robl,  manager Rudolf Lehr, de gangmakers en het materiaal werd  ingescheept op het stoomschip Grossen Kurfursten.
Piet Dickentman, man in bonus, had de geniale ingeving om vlak voor z’n vertrek een fotocamera aan te schaffen. Enkele van door Dickentman gemaakte foto’s, verschenen maanden later in het  Duitse gezaghebbende Album der Radwelt. Eén van die foto’s  is de inmiddels bekende groepsfoto van Dickentman,  Robl en de vier gangmakers, en gemaakt bij aankomst in Australië. Terzijde: tussen de Australische koersen door werd Dickentman verliefd op Cilian Brasker, een lokale schoonheid. Bij deze Cilian verwekte Dickentman een dochter Victoria genoemd. De geboorte van deze dochter was tevens het begin van een groot familiegeheim. Enfin, lees,  ‘Flirt met de Dood’, de biografie van Piet Dickentman, geschreven door Stuyfssportverhalen. Latere gevonden feiten én onbekende foto’s van deze stayerslegende, worden regelmatig op deze blog gepubliceerd.
Dan is het maanden na het verschijnen van ‘Flirt met de Dood’, als zich iemand  meldt. Deze persoon,  de biografie van Dickentman gelezen, besefte dat hij iets in bezit had wat persoonlijk eigendom geweest was van Piet Dickentman, namelijk de  fotocamera van Piet.  Het verhaal daarachter was er één van toevalligheid. De man was indertijd  werkzaam als rijwielhersteller bij fietsenzaak Karel Kat op de Amsterdamse Albert Cuijp.

Deze Kat kocht begin jaren zeventig de inboedel op van de fietsenzaak die Dickentman in 1928 had geopend in de Scheldestraat. Na het overlijden van de stayerskampioen in 1950, ging deze zaak over op diens zoon ook Piet genoemd. Na diens  overlijden  werd de inventaris van zaak overgenomen door de eerder genoemde Kat. Bij het uitruimen van de kelder van de fietsenzaak, goed opgeborgen in een doos,  kwam de fotocamera tevoorschijn. Kat schonk deze aan zijn werknemer, die het fototoestel, na bijna veertig in bezit, schonk aan Stuyfssportverhalen.
Bij de fotocamera zat ook een tiencentimeter lange  filmrol,  in originele verpakking. Het begin van een speurtocht. Vrijwel alle  fotolaboratoria werden bezocht met die ene vraag: of dat filmrolletje  te ontwikkelen was. Wat door de grote afmetingen niet kon.  Behalve bij de firma Silver Hands Atelier, een analoog werkend vakatelier op de Herengracht. Eigenaar Wim Dingemans, hoorde het verhaal ‘Dickentman’ aan, en was meteen bereidt om actie te ondernemen. Aangezien het een niet meer gebruikte filmrolmaat was,  moest Dingemans  eerst   een raamwerk maken, waar deze rol inpaste.

De spanning was groot nadat deze in het ontwikkelbad ging. En helaas… het was een nooit gebruikt filmpje.
Blijft over de antieke camera, ooit in het bezit van Piet Dickentman. Waarvan Stuyfssportverhalen vond dat deze terug moest na de erven Dickentman. Inmiddels pronkt het fototoestel in de vitrinekast van Ebo Dickentman, kleinzoon van de stayerslegende. Wat overblijft  voor dit  verhaal zijn deze twee, nooit eerder gepubliceerde foto’s van Dickentman’s trip in Australië, hier geplaatst.

Foto 2: Piet’s gangmakers fungeerde tevens als mecanicien. Thormann, De Regt, Wolf en Schwartzer bezig met een wiel van de gangmaakmotor. Piet Dickentman rechts.

Foto 4: Gangmaakmotoren en de fietsen werden in kratten verscheept richting Australië. Waarschijnlijk in de haven van Sidney zit Piet met zijn equipage voor deze kratten. Zittend van links naar rechts: gangmaker Willy Wolf, Piet Dickentman, en Jozef Schwartzer. Liggend op de kist gangmaker Gerrit de Regt. Hoogstwaarschijnlijk is de foto gemaakt door Adolph Thormann, de vierde gangmaker.

Graf van Piet Dickentman herontdekt

Eeuwige rust is een beperkt begrip in Nederland. Zeker op de begraafplaatsen. Zit het zogenaamde grafrecht er op, of wordt door nabestaanden daar  niet meer voor betaald, dan wordt zo’n graf geruimd. De botten van de overledenen verdwijnen in de knekelput. Althans daar ging Stuyfssportverhalen altijd van uit. Dat was dus een groot misverstand. Dat is namelijk niet zo. Wat  duidelijk gemaakt werd door Mischa Smeding, staflid van de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam.
Op ‘haar’ dodenakker wordt al tientallen jaren graven niet meer geruimd. Wat wél verdwijnt zijn de grafstenen. Afgelopen vrijdag kreeg Stuyfssportverhalen van Smeding, zie foto, een kleine rondleiding langs de vele monumentale grafmonumenten die de begraafplaats rijk is:  door Smeding en haar collega’s gekoesterd,  en eventueel gerestaureerd. Ook het graf van de in 1914 dodelijk verongelukte stayer Piet van Nek. Waar dit verhaal allemaal mee begon. Komende oktober bestaat ‘het Ooster’ honderdvijfentwintig jaar. Om daar bij stil te staan, maar ook om de monumentale status te benadrukken, worden bij de graven van voorheen bekende stadsgenoten, een tekstbordje geplaatst met uitleg én eventuele foto van de persoon in het graf.
Van Piet van Nek was geen duidelijke foto beschikbaar. Deze blog heeft, via zijn archief, dit hiaat ingevuld. Voor Mischa Smeding aanleiding als kleine tegenprestatie,  een rondleiding te geven over de dodenakker. Tijdens deze wandeling vertelde Smeding bijna achteloos, dat het graf van Piet Dickentman, nog steeds intact is. Sterker, Dickentman, Amsterdams eerste wereldkampioen in welke sport dan ook, rust slechts twee meter achter het graf van Van Nek. Een kleine historische sensatie!
Ook de graven van Chris Orlemans, dodelijk slachtoffer van  een stayerskoers, gehouden op de Amsterdamse wielerbaan van 1922, bestaat nog steeds. Maar ook het graf van Jan van Snoek, een meervoudig Nederlands kampioen en topstayer op de Duitse wielerbanen tijdens het interbellum, is er ook nog.
Stuyfssportverhalen,  bijna vijf jaar gelobbyd om een straat  dan wel een brug te vernoemen naar deze sportheld: wat inmiddels gelukt is. Dat Dickentman ook een tekstbord op diens graf moet krijgen is een logisch vervolg…

Gaat vervolgd worden

Debuut

‘Piet, jongen, dat is iets voor jou’, sprak Piet Dickentman in 1898. Dickentman, als negentienjarig renner,  aanwezig op de wielerbaan van Wenen, maakte voor het eerst kennis met een gangmaakmotor: een lullig ééncilindermotortje, die amper de vijftig  kilometer per uur aantikte. Dickentman, jongen van de Amsterdamse Westerstraat, had een profetische blik. Een  paar dagen later, op een gewone baanfiets, maakte Piet, gegangmaakt door de Berlijnse broers Lehmann, zijn debuut als stayer. Het succes van Dickentman als stayer was navenant aan de snelheden, én de bijbehorende gevaren, van de zware gangmaakmotor.
In 1900 maakte  de loeizware, Brennabormotor zijn debuut op de wielerbanen. Het echte tijdperk van het stayeren had een aanvang genomen: garantie voor spanning en sensatie, vooral op de Duitse wielerbanen.  Dat het hard ging bewees Piet op 18 juni 1905  tijdens de Preis der Stadt Leipzig waar hij de  honderd kilometer afraasde in een tijd van 1 uur en 12 minuten. 
Van Piet Dickentman, de allerbeste stayer uit de geschiedenis, weet deze blog, regelmatig, zeer zeldzame  foto’s, van te scoren. Maar ook feiten en verslagen, gevonden in volkomen onbekende jaargangen van sportbladen, uitgegeven tijdens Dickentmans carrière. Kortom, Stuyfssportverhalen komt daar in  2019 nog op terug.

Afgebrand

Wat ze zich vooral herinnerde? De littekens van de brandwonden op zijn benen. Lotti Dickentman, indertijd 93 jaar, zag dat nog scherp voor zich.  Als grietje van zes jaar, maakte dat een diepe en onuitwisbare indruk. Haar vader Piet Dickentman, had dan ook dertig jaar achter zware motoren gekoerst. Pa overleefde vele veldslagen, die plaats vonden  op de beruchte, bloederige Duitse wielerbanen. Vaak letterlijk. Dat de man tientallen keren aan een vers gedolven graf van een verongelukte collega stond is ter kennisgeving.  Piet Dickentman   beoefende namelijk zijn stiel op de stoep van de Hel.  Waar de Amsterdammer, de courage en lef vandaan haalde om telkens van start te gaan? Geld! Waar ongetwijfeld ook een  behoorlijk portie adrenalineverslaving aan te pas kwam.  Geld voor zijn gezin in Amsterdam.  Maar ook voor  een maatschappelijke carrière als hij de stayersfiets definitief aan de haak hing. Dickentman openende in 1928 een succesvolle grote rijwielhandel in de Amsterdamse Scheldestraat.
Dickentman, kende zijn hoogtijdagen in de periode van vóór de Eerste Wereldoorlog.   Om de Amsterdamse stayerslegende toen te verslaan kwam meer voor kijken dan alleen atletische kwaliteiten. Dat laatste kon je wel aan de heren gangmakers overlaten. Die wisten daar wel raad mee. Passeerde ze in een race een tegenstander dan bleef de motor, mét vlammende, gloeiend hete uitlaat, letterlijk  vlak naast zo’n renner ‘hangen’.
Het kenmerkt de ijzeren discipline van Dickentman dat hij niet van de motor af te branden viel. Met littekens van brandwonden op kuiten en dijbenen als blijvende herinnering.  Om honderden keren ‘va-banque’ te spelen met je leven mist zijn uitwerking niet.
Het gezicht is  de spiegel van de ziel. Zie je in het begin van zijn loopbaan, want 1901, nog een onbekommerde jongen in de lens kijken. Na vier jaar was dat wel anders. Zoals bij bijgevoegde foto gemaakt in 1905, vlak na een koers. Een doorploegde kop met dodelijke ernstige oogopslag, kijkt je aan. Een blik zoals je alleen ziet bij soldaten die na een jaar actieve frontdienst op het slachtveld, thuis komen. Je hoeft geen psych te zijn om te weten dat de Amsterdammer nog tjokvol  met adrenaline zat. Hoogstwaarschijnlijk voelde hij de pijn en weeïge schroeilucht van verbrand vlees niet.
Op zijn benen zie je nog steeds de gloeiend hete druipende olie, gelekt door zijn gangmaakmotor.

Half april wordt de Piet Dickentmanbrug opgeleverd

Achtentwintig jaar koerste hij  achter de zware motor.  Het waren jaren van euforie met honderden overwinningen waaronder een wereld-  en Europese titels én snelheidsrecords. Jaren  overgoten met een saus van horror. Tijdens zijn carrière, begonnen in 1901, sneuvelden in de loopgraven van de wielerbanen tweeënvijftig stayers en gangmakers. De houdbaarheidsdatum van stayers was nou eenmaal niet hoog. Als ze de uitgestoken klauwen van Magere Hein hadden genegeerd dan lonkte wel het invalidenkarretje. Of ze werden bevangen door woeste onbeteugelde angst. Stayers gingen niet lang mee. Behalve die ene afkomstig uit de Amsterdamse Jordaan. Piet Dickentman dus. Bijna vijftig jaar oud, gloeide in dat afgetrainde, tanige en ouwe lijf nog steeds de eerzucht.
Dickentman door de Duitse pers die alte Oberweltmeister genoemd ging maar door. Ondanks zijn leeftijd was de man niet de Eddy Wally van de wielerbanen. Van de meer dan honderd profstayers uitkomend op de Duitse wielerbanen en naar kwaliteit onderverdeeld in drie klassen kwam Dickentman tot het laatst uit in de hoogste klasse.  Directies van de wielerbanen in Nederland maar vooral in Duitsland hadden Piet graag op de aanplakbiljetten. Met op zijn shirt de drie kruisen van het  Amsterdamse wapen en achter zijn naam bijna vijf  kruisen, gaf  Piet  nog steeds waar voor zijn geld. En als die ouwe zijn dag had liet hij de rol achter de motor, roodgloeiend staan. 
Eind september 1928 nam Piet, bijna vijftig jaar, voor een vol Olympisch Stadion afscheid van zijn sport én publiek.
Niet veel later opende de gepensioneerde rolrijder  in de Scheldestraat  een fietsenzaak. Tientallen jaren wist Dickentman in zijn levensgevaarlijke sport de dood te ontwijken. Maar als je op de bucketlist van Hein staat is er geen ontsnappen mogelijk.  Piet Dickentman  werd uiteindelijk tóch het slachtoffer van zijn sport.
In 1950 overleed deze, allergrootste sportman van Amsterdam, op zeventigjarige leeftijd, aan de gevolgen van longkanker, opgedaan tijdens de duizenden koersen in de uitlaatgassen van de motor.
Zevenenzestig jaar na zijn overlijden krijgt hij eindelijk zijn lang verwachte eerbetoon. Over twee weken wordt op het Amsterdamse Zeeburgereiland de Piet Dickentmanbrug opgeleverd.

Foto 1: Foto 1: Dickentman in 1905, aan de vooravond van zijn imposante carrière. Foto 2: Bijna vijftig jaar oud en vlak voor zijn allerlaatste koers.

Das Bedeutenste Rennen der Welt

De meest memorabele stayerskoers ooit. De enige koers zonder onderlinge combines. Geen gesjacher, daarvoor  stond té veel eer op het spel. Er werd honderd kilometer ‘rechtuit gereden’. Aan de finish lag namelijk eeuwige roem: hoe betrekkelijk dat ook is. De drieduizend goudmark als eerste prijs was kattenpis. Daar was het de renners niet om te doen. Al was de eindprijs een vetleren medaille, dan nóg werden de spijkers uit de boarding gereden.
Door een conflict tussen de UCI en  de machtige Duitse manager Knorr, gaf de  laatste een startverbod aan stayers bij hem onder contract, voor het  wereldkampioenschap dat jaar gehouden. De UCI kon, wat Knorr betreft, diens rug op. Hij organiseerde zijn eigen titelstrijd: het Ober-Weltmeisterschaft, wat andere koek was dan zo’n ordinair wereldkampioenschap. Na de bekendmaking,  de sportpagina’s hadden  het prompt  over Das Bedeutenste Rennen der Welt, was de Steglitzwielerbaan in Berlijn binnen enkele uren uitverkocht.

Op zondag 18 september 1910 trokken meer dan vijftienduizend Berlijners naar Steglitz. En die voelden zich na afloop niet bekocht. Daar zorgden acht stayers wel voor, want de absolute top. Vlak voor de start. Terwijl de renners staan opgesteld, omringd door bobo’s, verzorgers en ander wielergepeupel, staan aan de andere kant van de baan de gangmakers. Naast de motoren drentelen onder meer Werner Krüger, Franz Hofmann, Bauer en Gussy Lawson. Een kwartet gangmakers dat binnen enkele jaren op de slachtvelden van de stayersbanen het leven liet.
Dat Piet Dickentman die dag in vorm was en alles en iedereen overhoop reed, is ter kennisgeving. Piet, door de Duitse pers zijn hele leven lang als Herr Ober-Weltmeister genoemd, bevestigde zijn status als allerbeste stayer ooit. Hoewel het pure sportgeschiedenis is, waar de toenmalige pers kolommen vol over schreef en waar fotografen de ene plaat na de ander schoten is, van deze koers maar één foto bekend: die van de start. Van de koers zelf is geen beeldmateriaal bekend.  Tot vorige week. Stuyfssportverhalen wist beslag te leggen op drie foto’s gemaakt tijdens deze roemruchte stayerskoers.

Foto1: Piet Dickentman razend achter de motortandem gegangmaakt door Steger en Bretschneider rijdt  tweevoudig wereldkampioen Walthour op drie ronden.
Foto 2: Start van de gangmakers.
Foto 3: Piet Dickentman voor de rest van zijn leven Herr Ober-Weltmeister.

Lees ook: https://stuyfssportverhalen.com/2012/05/15/herr-oberweltmeister-kwam-uit-amsterdam/

Brug vernoemd naar Piet Dickentman

Het was een lobby die vijf jaar duurde. Jaren waarin Stuyfssportverhalen allerlei Amsterdamse gemeentelijke instanties bestookte met mailtjes, brieven, telefoontjes, met die ene vraag: waarom sportheld Piet Dickentman nog steeds zijn verdiende erkenning niet krijgt.  Burgemeester Van der Laan werd daarbij niet overgeslagen. Terzijde: ik sluit niet uit dat op diverse Stadsdeelkantoren inmiddels ambtenaren rondlopen met een  ‘Piet Dickentman-syndroom’. Jammer, maar het doel heiligt de middelen.
Om het nóg meer onder de grote aandacht te brengen, publiceerde schrijver dezes een vijfkoloms verhaal over Dickentmans sportverleden in Het Parool. Toezeggingen en beloftes genoeg. Maar géén resultaat. Om een straat dan wel brug  in de hoofdstad, naar deze inmiddels totáál vergeten sportheld te vernoemen blijkt  taaie kost te zijn.
Over onrechtvaardigheid gesproken. Want als één Mokumer  daar recht op heeft, is het Piet. Precies een jaar geleden kwam de lobby in een stroomversnelling. De katalysator?  Een piepklein éénkolommertje in Het Parool waarin melding werd gemaakt dat Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer in de nieuw te bouwen wijk Zeeburg een straat gaat vernoemen naar de vroegere Ajax-trainer Bobby Haarms.
Godverdegodver! En waarom Piet Dickentman niet? Piet was niet alleen Amsterdams eerste wereldkampioen want 1903, maar ook de eerste grote internationale sportman uit de hoofdstad. En nee, ik ga jullie niet wéér opzadelen met Dickentmans wapenfeiten. Wie dát wil weten moet maar even op deze blog neuzen. We hebben het over de flater waarom Dickentman van zijn Amsterdam nog steeds niet de eer kreeg waarop hij recht had en heeft.
Opnieuw een mail gestuurd richting Stadsdeel. Met resultaat. Ambtenaren zoals mevrouw Cheriff en vooral Floris Thoolen kregen de vastgelopen lagers in Dickentmans benoeming los.Daarvoor was dan wel de door Stuyfssportverhalen geschreven biografie van Dickentman, ‘Flirt met De Dood’,  voor nodig. Na het lezen daarvan belde een paar dagen later Thoolen, ‘coördinator naamgeving openbare ruimte’, met de mededeling dat Dickentman aan alle voorwaarden voldeed voor een straat dan wel een brug.
Uiteindelijk duurde het nog een jaar voor de kogel door de ambtelijke kerk was gejaagd. Als voorzetje daarop kwam op 16 maart j.l. het  mailtje van Thoolen, met de toezegging.
Eindelijk, zesenzestig jaar na zijn overlijden, krijgt Piet Dickentman de lang verdiende erkenning. In de nieuwe wijk Zeeburg wordt een brug vernoemd naar één van de allergrootste sporthelden uit Amsterdams historie. Wat vandaag door burgemeester en wethouders tijdens een raadsvergadering, officieel werd bevestigd.
In de Grote Stayershemel zit  Piet Dickentman ongetwijfeld goedkeurend te knikken.

In Dresden zat de duivel op de hielen

Het lijf, tanig, afgetraind, in vorm. De geest scherp. Geriatrie, noch dementie kregen grip. Meer dan een kwart eeuw koerste hij achter de zware motor. Helse jaren. Waarbij vijftig collega’s dodelijk verongelukten. En de zeis van Hein  nog steeds niet was uitgemaaid. Voor  de eenenvijftigste stayer was al een plekje vrijgemaakt. Cijfers, gruwelijk in eenvoud. Evengoed had Piet Dickentman nog steeds courage. Waarbij geld dé motivatie was.  Dickentman, wereldkampioen in 1903, won tijdens zijn lange carrière zo’n beetje alle grote koersen. Vaak meerdere keren. De Amsterdammer, als stayer een begrip. De allerbeste óóit. Maar de klok kon hij niet stoppen. Achtenveertig jaar oud. Bijna vijf kruisjes stonden achter zijn leeftijd. Biologisch gezien een ouwe man. Hij was niet meer die almachtige kampioen van weleer.
Ondanks dát kreeg hij nog steeds zijn contracten. Veel in Nederland, maar ook in Duitsland waar Piet in de ‘internationale extra klasse’ een divisie voor de allerbeste uitkwam. Het moet die ouwe goed gedaan hebben dat zijn naam de affiches én advertenties sierden. Ook tijdens het seizoen 1927.  Alte Piet, zoals hij in de pers steevast werd aangesproken stelde het publiek namelijk nooit teleur. Daarvoor was hij te veel prof. Ook tijdens de Grossen Preis der Republik. Een koers over honderd kilometer gehouden in Dresden. Zeven stayers waaronder Ernst Freja en landgenoot Frans Leddy.
Dickentman had zo zijn dagen. Kende van die oprispingen. Dan voelden de benen weer goed, liet hij de rol achter de motor schroeien. Ook op de wielerbaan van Dresden. Wat de journalist van de Illustrierter Radrenn-Sport deed neerpennen dat Piet met jeugdig elan een ronde voorsprong nam of de teufel hem op de hielen zat. Een mooie actie waarbij Dickentman zichzelf opblies. Uiteindelijk eindigt hij als zesde. Frans Leddy won de koers. Der Alte  mocht met de winnaar de ereronde rijden. Schrale troost voor een renner die tijdens zijn carrière meervoudig Europees kampioen was en die jarenlang heerste als een koning achter de zware motor. Ouwe Piet, meer dan duizend koersen gereden. Wedstrijden waar het ziekenhuisbed nooit ver weg was. Waar De Dood op de tribunes zat.  Een gódswonder dat de man het overleefd had. Om Dickentman als mazzelpik te betitelen gaat te ver. De stayerssport bracht hem alles. Maar nam het ook weer af. Voor de Eerste Wereldoorlog miljonair. Na de Krieg door de geldontwaarding berooid. Om zijn jonge gezin tijdens de Grote Depressie draaiende te houden, moest er gekoerst worden. Reed Dickentman tijdens zijn hoogtijdagen iedere week in Duitsland, in het seizoen 1927 zette hij tien keer zijn handtekening onder een contract.  Koersen als het Gouden Wiel van Frost,  der Grossen Herbstpreis en de Grote Prijs van Dresden. Voor aanvang van deze laatste koers werd door de renners een zogenaamde herdenkingsronde gehouden voor de enkele weken eerder doodgevallen collega Ernst Feja. Piet kende de twijfelachtige eer om op kop te mogen rijden.

Piet Dickentman, Amsterdams allereerste wereldkampioen én de eerste grote internationale sportheld afkomstig uit Mokum. Dickentman, nooit zijn afkomst vergeten, koersend in een shirt met het Amsterdamse wapen, maakte tientallen jaren reclame voor zijn stad. Hoewel er een toezegging is, heeft het Amsterdamse bestuur nog steeds geen straat naar deze grootste sportheld vernoemd.

Foto2: De herdenkingsronde voor de omgekomen Ernst Feja. Dickentman voorop. Foto 3: tweede van rechts Piet Dickentman.

Bron: Illustrierter Radrenn-Sport jaargang 1927.

error: Inhoud is beschermd!
%d