
‘Hij traint als een professional maar krijgt daar geen cent voor terug. Dat kan hem eigenlijk ook niets schelen want sporten doet hij voor de kick. Fietsen, rennen, schaatsen of skeeleren? Het liefst de hele dag en als dat niet gaat dan maar in één wedstrijd bijvoorbeeld de wintertriatlon. En daarin is Erik-Jan Spijkerman de alleenheerser. In oktober won de student lichamelijke opvoeding de grote wintertriatlon van Assen.
Skeeleren? Dat is volgens hem een fascinerende maar rare sport. Bloedjelink bovendien. Daar bedoelt hij niet een sullig toertochtje door het Vondelpark mee maar de kermiskoersen in het Oosten van het land. Of internationale wedstrijden waar die niets ontziende skeelerende gangsters uit Zuid-Amerika aan mee doen.
Ter illustratie stroopt hij even zijn broekspijp op. Zijn knie maakt de indruk of hij ooit, met weinig succes, een granaat heeft gedemonteerd. Strakke huid heeft plaats gemaakt voor woest littekenweefsel. Omdat hij iets te vaak de chirurg in het ziekenhuis een hand gaf borg hij zijn skeelers op.
Alpe d’Huez
Erik-Jan Spijkerman (25 jaar) weet waar hij het over heeft. Vijf jaar heeft de student aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, in het nationale skeelerteam gezeten. Nóóit een ‘sportjunkie’ geloven op zijn woord! Afgelopen zomer bedwong Spijkerman meerdere Alpencols, waaronder de legendarische Alpe d’Huez: op skeelers.
‘Dat was pas echt zwaar’, trapt Spijkerman een open deur in. Franse automobilisten die mij omhoog zagen klauteren, wezen op hun voorhoofd. Die dachten ook dat ik op skeelers naar beneden ging’. Natuurlijk niet: Spijkerman mag dan ‘sportdwaas’ zijn maar is natuurlijk niet van de pot gerukt.
‘De wintertriatlon is in oktober en de basisconditie daarvoor, moet ik in de zomervakantie leggen’, verklaart hij zijn bizarre oefentochten. ‘Door mijn studie kan ik overdag niet goed trainen, en moet mij dan, tussen de lessen in, of in de avonduren behelpen’. Het woord is gevallen: ‘wintertriatlon’, die merkwaardige combinatie van rennen, fietsen en schaatsen. Of de toekomstige gymmeester ook op het ijs mee kan komen? Ja natuurlijk! In de wintermaanden was hij een fanatieke marathonschaatser. En dan niet als ‘vrolijke passagier’ maar in de top van de a-categorie.
‘Ik heb vijf jaar in het marathoncircus meegedraaid maar kon de vele avondkoersen, in het land, niet combineren met mijn studie. Het was geen weg gegooide tijd. Ik weet zeker dat, als ik over een paar jaar weer ga schaatsen, de vedetten gemakkelijk kan volgen. Ik pik dat heel snel op. Maar ik heb daar nu geen tijd voor. Aangezien ik wel gek op trainen ben heb ik daarom gekozen voor de dingen waar wel tijd voor is zoals de wintertriatlon en run-bike-run koersen. Daar zijn er maar een paar van in het seizoen. Dat kan ik beter inplannen.’ Zoals de prestigieuze triatlon van Assen – 10 kilometer rennen, vijftig fietsen en twintig schaatsen – waar Spijkerman, met een verontrustend lage hartslag van zesendertig slagen per minuut, aan de start stond.
Zwaardere benen
‘Het ging lekker’ gooit de latere winnaar een eufemisme er tegen aan. ‘Ik had van te voren een strategie, zover als je dat kan doen. Na het lopen mocht ik maar één minuut verliezen op de eerste. Als je, zoals ik, jaren aan schaatsen gedaan heb dan veranderd je lijf. Ik heb veel zwaardere benen dan een echte hardloper. Ik moest alles op de macht doen en dat zijn langere passen maken. Dat lukte goed want kwam bij de eerste terug. Met het fietsen heb ik huisgehouden. Ik reed een gemiddelde van dik boven de veertig en kwam als eerste terug op de ijsbaan. Met het schaatsen heb ik het afgemaakt’.
Zoals Dracula een hekel aan de zon heeft hebben wielrenners de pest aan hardlopen want blessuregevoelig. Hoe de student aan de ALO in Osdorp dat probleem opgelost heeft?
‘Dat valt bij mij wel mee hoor. Na het rennen kan ik probleemloos fietsen. Maar als ik van de fiets af kom heb ik met schaatsen wél last. De benen voelen dan aan als elastiek. Mijn lijf moet leren daar mee om te gaan’.
Hoe Eric-Jan Spijkerman zijn toekomst eruit ziet is gemakkelijk te raden. Sporten, sporten en nog eens sporten en dan op het scherpst van de snede. En dan niet trainen voor de kat zijn ‘derde oog’ maar met een doel. Spijkerman legt uit.
‘Ik zit nu in het laatste jaar van mijn studie. Als ik docent ben ga ik maar drie dagen in de week werken. De rest zijn voor de wedstrijden. Ik ben van plan mij te gaan specialiseren op de run-bike-run wat staat voor vijftien kilometer rennen, zestig fietsen en afsluiten met een tien kilometer-ren. Die sport is niet Olympisch erkend en daardoor is er geen cent in te verdienen. Maar zwáár en héél leuk’, verteld hij verlekkerd. Spijkerman’s favoriete trainingsgebied is het Noordhollandse landschap waar hij over dijken, langs sloten en molens dagelijks, al zwetend, met zich zelf in het reine komt. Maar volgend jaar verlaat hij zijn polder en zoekt de strijd met buitenlandse de concurrentie op. ‘Ik ga mij dan richten op het internationale circuit. Trouwens, ik heb wel enige ervaring met deze sport. Vorig jaar werd ik bij een grote nationale koers derde’.
En als je honderden kilometers gereisd hebt voor een koers dan laat je niets aan het toeval over. Onder de kreet ‘iedere seconde is er één’ worden niet alleen de longen, spieren en het hart gestaald. ‘Tijdens trainingen boots ik wedstrijdsituaties na zoals het wisselen van fiets. Dat moet heel snel gebeuren. Ik bedenk daar allemaal handige snufjes voor. Zo ren en fiets ik op dezelfde schoenen’, onthult hij.
Het gesprek is afgelopen! Met een klap slaat de verslaggever zijn notitieblok dicht, als
Erik-Jan Spijkerman, 1.85 meter lang en afgetraind tot het merg van zijn botten, nog een bekentenis voor ons heeft.
‘Ik wil nog even terug komen over mijn skeelercarrière. Ik ben regelmatig flink gevallen maar heb ook wel eens mazzel gehad’. Spijkerman heeft het over die, later beruchte, Dam tot Damrace van een paar jaar geleden, waaraan ook een skeelerrace aan verbonden was. Met veel gevoel voor details vertelt hij over die afdaling in de IJ-tunnel. Toen een paar honderd skeelers, met snelheden van over de zestig, naar beneden ijlde. En toen, toen was er geen koffie maar ging er iets goed mis. Dat geluid van die weemakende zachte klap, dat vergeet hij nooit meer. Opgestapeld lagen ze. Een veldlazeret bij de Slag om Stalingrad was er niks bij. Ziekenauto’s maakten overuren. En Erik-Jan Spijkerman?
‘Ik was daar net aan ontsnapt. Ik werd tweede in die race’, verteld hij, met een nog verbijsterde blik in zijn ogen.
Geplaatst: Mug, December 2008. Foto: Hilco Koke
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...