Misdienaar

Ach, kijk hem nou staan in zijn gangmakerskloffie. Rare helm, en ‘n zwart leren pak, als een leatherboy avant la lettre. Leon Didier, gangmaker uit professie. Een man die weet hoe de hazen lopen, en hoe je een fijne intrige in elkaar steekt. Dat er een  gloed van verraad en bedrog in z´n ogen smeult, is mooi meegenomen. En zo hoort het. Gangmakers met het uiterlijk van een lieve misdienaar, waar mijnheer pastoor lekkere gevoelens bij krijgt, daar hebben wij niks aan, laat staan z’n renner. Een beetje gangmaker moet in staat zijn, z’n moeder te verhandelen aan het lokale bordeel.

En dan is er ook nog die man in die oubollige ochtendjas. Dat is  dus Georges Paillards, die oogt als die boven genoemde misdienaar. Maar vergissen jullie niet in Georges.  In Georges’ prijzenkast hangt op dát moment al een regenboogtrui, gewonnen in 1929. Om wereldkampioen bij de profstayers te worden, daar komt meer bij kijken als alleen maar de conditie van een besnorde pornoacteur, die twintig keer per opname moeiteloos aan de bak kan.  Laten we zeggen dat Georges voor zijn titel ‘in de slag zat’, wat een eufemisme is voor duistere zaken.

Maar terug naar de Grote Prijs van Parijs anno 1930, waar deze foto geschoten werd. Om precies te zijn naar het middenterrein van de lokale Buffalobaan. Schrijver dezes weet bij God niet, wie deze koers won, wat ook niet interessant is. Hem gaat het alleen om die foto, die een onheilspellende lading heeft. Niet voor Georgie,  want die prolongeerde  twee jaar na deze foto zijn wereldtitel. In Rome waar Mussolini en zijn zwarthemden aan het warmlopen waren, werd Georges wereldkampioen achter de zware motor. En niet achter de rug van Didier.   

De laatste lag inmiddels al een jaar in zijn graf bij te komen. En nee, voor Leon geen heldendood op de wielerbaan. Leon blies zijn laatste adem uit, – voor zover dat nog kon –  in een ziekenhuisbed. Leon stierf aan een longontsteking en werd vijftig jaar. Georges Paillards kende meer geluk. De man trok in 1998, op drieënnegentigjarige leeftijd naar een betere wereld.

Bron: Le Miroir des Sports 1930.

Opkomst van groot talent

Het geheim van adverteren is de herhaling. Iets wat Reinier Honig goed had begrepen. In een dagenlange durend, en uitgekiende reclamecampagne op ondermeer facebook, Instagram en de regionale pers, wist Honig de tribunes van het Alkmaars Sportpaleis goed vol te krijgen. Wat dát betreft was het Nederlands kampioenschap stayeren,  voor de helft geslaagd. Voor het succes van de ‘tweede helft’ was dezelfde  Reinier Honig  als titel verdediger samen met z’n stayerende collega’s verantwoordelijk. Een klus die met verve werd geklaard.  De strijd om de nationale stayerstitel 2023 was er één om de vingers bij af te likken. Waarmee criticasters onder meer op deze blog, aan het korte eind trokken.

De charme van stayerskoersen in het Alkmaars Sportpaleis, is niet alleen het knusse wielerpaleisje zelf, maar ook de laagdrempelige en ontspannen sfeer er om heen. Met als middelpunt het middenterrein, waar renners op rollenbanken zich warm draaien, omringd door  supporters, en familie. Zoals Sal Meijers een debuterend stayer van negentien jaar, die vlak voor zijn vuurdoop staat. Sal Meijers, bijna twee meter lang,  een jongen met veel gevoel voor realisme, geeft zich in de loodzware stayersfinale geen kans. Maar dat maakt hem ook niks uit. Hij gaat van de race, en alles er om heen genieten, maar ook afzien. Want volgens hem is pijn fijn, waarmee Sam ruimschoots aan z’n trekken kwam.

Door organisatorische omstandigheden,  werd het stayerskampioen laat in de winter gehouden. Met als nadeel dat drie goede stayers, want Tom Wijfje, Glenn van Nierop en Alexander Konijn door verplichtingen met sponsors, – hun wegcampagne waren begonnen – in Alkmaar verstek lieten gaan.  Een lacune opgevuld met debuterende stayers, zoals de bovengenoemde Sal Meijers en Olav Scholten.

Olav Scholten, in dagelijks leven werkzaam als econoom bij De Nederlandse Bank, maar ook Amsterdams kampioen achter de derny. Een titel een paar weken geleden gewonnen, waarbij Scholten meteen het advies kreeg om z’n plaatsje achter de motor in te nemen.

En dan de race zelf, waar op diverse sites én de sociale media, al het nodige over gepubliceerd is. Met als aantekening dat het publiek getuige was, van de opkomst van een groots talent want Serginho Wilshaus, de verrassende kampioen. De jonge Wilshaus gegangmaakt door Richard Konijn, kan op z’n credit schrijven, dat twee geharde profs want Reinier Honig en Etienne van Empel, op hem stuk liepen. Zinderende aanvallen van het duo, werden door een soepel draaiende Wilshaus afgeslagen. Dat Van Empel, maar ook Reinier Honig daarbij van de rol moesten is ter kennisgeving.

Volgens Uwe Smit lid van de organisatie, was het kampioenschap de mooiste van de afgelopen tien jaar. Waarbij het niveau vrij hoog was, want de eerste renners die op een ronde werden gereden,gebeurde pas na veertig rondes.

‘Het is één grote bende’

Vijftien keer leidde hij een stayer naar de nationale titel, en werd één keer Europees kampioen. Op de gangmaakmotor is Willem Fack een autoriteit. Een zestiende titel er niet in. Voor het  komende stayerskampioenschap, dinsdag gehouden in het Alkmaarse Sportpaleis, bedankt Fack voor de eer.

‘Ik had wel willen rijden,’ opent Fack het gesprek, ‘Als er een goede renner beschikbaar  was. Maar die is er niet. Ik pas er voor om met een renner te koersen, waarvan ik van te voren weet dat die weg gereden wordt. De laatste jaren reed ik met Ocko Geserick, (foto links) maar die is er mee gestopt. Die jongen werkt inmiddels hele dagen, en voelt er weinig voor om ’s  avonds laat op de baan van Alkmaar, een uurtje te trainen, als er vrijwel geen koersen meer zijn. En groot gelijk heeft hij’.  

Volgens Fack is de stayerssport vrijwel dood, waarbij hij de beschuldigende vinger ondermeer priemt richting wielerbond.  ‘De KNWU is de slechtste sportbond van Nederland’, fulmineert  Fack. ‘Voor de stayerij is geen beleid, en al helemaal  geen geld. Een goede renner gaat niet meer stayeren. Die verdiend z’n geld wel op de weg. Het is toch een schande dat er inmiddels drie overdekte banen zijn, waar geen plaats is voor  stayers- of dernykoersen. Goede renners komen nooit meer achter de motor. Er is momenteel maar één koers per jaar, en dat is het nationale kampioenschap. Ook in Duitsland legt de sport op z’n kont. Neem de Grote Kerstprijs van Dortmund, een traditionele koers van vér voor de oorlog, die wordt al tien jaar niet meer gehouden.  Het is één grote bende’.  

Willem Fack, inmiddels achtenzestig jaar, en meer dan veertig jaar gangmaker, weet waar de kneep nog meer zit. Volgens hem zijn ook de baandirecties, én  de vroegere gangmakers schuldig aan de teloorgang van de sport. ‘Wij hadden een keer een koers op Alkmaar. Komt die Walrave, inmiddels al tien jaar met pensioen, naar de op het middenterrein zittende gangmakers. Hoor ik hem, met een verwijtende klank in z’n stem roepen, dat wij de boel op gang moeten trekken. Een mooie die dat riep. Dat was dus de vroegere topgangmaker Walrave, de man die altijd de koers ‘regelde,’ die er altijd voor zorgde dat vrijwel iedere stayerskoers van een ‘briefje gereden’ werd, (van een briefje rijden, is in de stayerij een eufemisme van  een te voren afgesproken uitslag). Hoezo moeten wij de boel op gang trekken? Hij was de man, die de boel juist afgebroken had.’

In het stayeren van oudsher bekend als onbetrouwbaar, staat Fack bekend als iemand die altijd ‘rechtdoor rijdt’,  en wars is van afspraken. ‘Al die vroegere gangmakers zijn dood. Ook in Duitsland. Dat waren mannen die altijd de boel flikte. En wat gebeurd er nu? Precies het zelfde. Die jonge Duitse gangmakers, laten hun oren hangen naar de baandirecties. Dan moet er van zo’n baandirecteur weer één of ander lokale kneus winnen, alsof het publiek dat niet door heeft. En de gangmaker die daar maling aan heeft, kan het voor ééns en altijd vergeten. Die komt nooit meer aan de bak’.  

Ook over het naderende nationale kampioenschap, is Willem Fack somber gestemd. ‘Dinsdag komen twee goed getrainde profs aan de start, opgevuld met vier matige stayers. Renners die de hele dag werken, en in de avond een paar uurtjes trainen. Die jongens fungeren als kanonnenvoer’.

Willem Fack meer dan veertig jaar gangmaker, weet precies het antwoord op wie zijn beste renner was: Patrick Kops met wie hij zes nationale titels veroverde. Waar bij hij tevens Patrick Kos roemt   met wie hij de Europese titel pakte, en een kwartet nationale  kampioenstitels.

‘Ach het is allemaal afgelopen’, verzucht Willem Fack. Mijn tijd zit erop. Ik heb het wel bekeken’. Of dat laatste zo is maar de vraag, want niets zo veranderlijk als de mens, laat staan een gangmaker.

Dinsdag 28 februari Kampioenschap van Nederland stayeren, gehouden in het Sportpaleis van Alkmaar. Aanvang finale 20.00 uur, toegang gratis.

Reactie:

Hai André en jammer van je negatieve verhaal over de stayerssport. De woorden van Willem Fack klinken mij heel bekend. Zo praat hij sinds ik hem ken, inmiddels dertig jaar. Willem is een aardige vent, maar altijd negatief, ondanks dat hij voor mij, als gangmaker een voorbeeld is. Het klopt ook niet helemaal. Wij rijden komende dinsdag met zeven koppels en nog nooit  liggen de kwaliteiten zo dicht bij elkaar als dit jaar.

Afgelopen dinsdag hadden wij de laatste training afgewerkt, waarbij volle bak werd gereden. Vier koppels waaronder Reinier Honig reden de hele training in dezelfde ronde. Ik reed daarbij zelf een paar ronden tegen de tachtig kilometer per uur, al zal komende dinsdag uiteindelijk de ervaring belangrijker zijn dan de benen. Honig is dan zeker te kloppen, maar zijn ervaring kan de doorslag geven.

Dit jaar drie nieuwe stayers, waarvan twee jonger dan 25 jaar. Vorig jaar maakte ook twee ‘neo’s’hun debuut achter de motor.  Alleen doordat wielervereniging Alcmaria Victrix geen nationaal kampioenschap wilde organiseren, hadden wij een eigen organisatie opgezet, in samen werking met de Wielerronde van Ouddorp. Daardoor is komende kampioenschap redelijk laat in het seizoen, waardoor een aantal stayers niet mee kunnen doen, vanwege verplichtingen aan het wegseizoen.

Wij zetten samen de schouders eronder om deze mooie baandiscipline niet te laten vergaan! Er is genoeg animo en interesse, maar we moeten af en toe wat in de goede richting duwen. Het Nederlands Kampioenschap stayeren wordt altijd beter bezocht dan anderen baankampioenschappen.

Richard Konijn, gangmaker.

Afbranden

De foto zegt genoeg. Want dat ene Francois Vallée  een vreselijke val maakt,  is duidelijk.  Vallée, een derderangs Franse stayer mocht God dankbaar zijn, dat z’n valhelm tijdens de crash op z’n plaats bleef. Een geluk dat bijvoorbeeld Piet van Nek niet had. Bij Van Nek – gevallen tijdens een stayerskoers in het  Leipzig van 1914, – brak het leren bandje van z’n helm. Exit Piet.

Of fotografen anno 1930 over supersnelle camera’s beschikte, daar kan deze blog geen antwoord op geven. Hoogstwaarschijnlijk had de fotograaf gewoon mazzel, dat hij op het moment suprême, z’n  sluiter indrukte. Met resultaat een bizarre foto, die voor zogenaamde kenners geen geheimen heeft. Want dat de bovenste gangmaker een vuil en smerig spel speelde, is duidelijk: dat laatste verdiend  uitleg.  

Vroegere gangmaakmotoren beschikte niet over een uitlaat. Gloeiendhete uitlaatgassen, verlieten ongestoord de motor. Voor een beetje gangmaker, –  een geboren sluwe, opportunist – geen probleem, want die maakte daar dankbaar gebruik van.  Als een renner teveel tegenstand gaf, ging zo’n gangmaker vlak naast zo’n renner rijden. ‘Van de motor afbranden,’ werd dat eufemistisch genoemd. Verhalen van stayers met brandwonden op hun benen zijn bekend. En de stayer die daar geen trek in had liet zich afzakken.   

Op de Parijse Buffalowielerbaan ging het met de inhaalactie mis. De gangmaker in kwestie deed dat té strak, waarbij hij  Vallée raakte. En voor de verontruste lezers:  Francois Vallée blies op  tweeëntachtig jarige leeftijd, z’n laatste ademstoot uit. Het is maar dat U dat even weet…

Bron: Le Miroir des Sports jaargang 1930.

Idioterie

Begin twintigste eeuw, de oertijd van de koers, met malle uitdagingen, zoals  recordpogingen om in een etmaal zoveel mogelijk kilometers te verslinden. De afstanden en tijdsduur, passeren daarbij de grenzen van de verbeelding. Een idioterie dat begon eind negentiende eeuw. Op het Parc des Princes in Parijs wist ene Walters in 1898, gegangmaakt door tandems, 1026 kilometer bij elkaar te sprokkelen. Het zal allemaal wel.

Ook op drie augustus 1902, op de  wielerbaan Friedenau, waar de Grote Pijs van Berlijn, – een  zesuurrace  achter motoren, –  wordt verreden. Zes uur lang jakkeren achter zo’n motor. Of dat met die uitlaatgassen  nou zo gezond is? Wat maakte dat nou het volk uit. Die kwam voor de sensatie, om één van die jongens te zien vallen. Enfin, een koers over zes uur, hoe saai is dat.  Na een uurtje is dat wel bekeken. Of het die renners iets kon schelen. Die koersten voor geld.  De eerste prijs bedraagt tweeënhalf duizend goudmark, een kapitaal in die tijd.

En net als je denkt dat deze gekkigheid niet meer van deze tijd is, is daar opeens Maas van Beek, afkomstig uit Barneveld. Eerst even vertellen over Van Beek. Zo’n tien jaar geleden uit het volkomen niets, verpulverde Van Beek het toenmalige uurrecord achter derny’s. Sensatie. Met zijn record geeft  Van Beek vroegere recordhouders als een Rik van Steenbergen, Peter Post, Stan Ockers het nakijken. Of Van Beek erkenning kreeg? Nee. De man wordt door de vaderlandse pers unaniem geboycot. Thijs Zonneveld wielerverslaggever van het AD, doet daar een schepje bovenop, door te stellen dat Van Beek’s record een niche van een niche is. Wat alles zegt over de misplaatste arrogantie van Zonneveld.  

Van z’n record, – een kras in de wielergeschiedenis,-  kan Van Beek de rest van z’n leven van genieten.  Wat niet gebeurd.  De Barnevelder bijna zeventig jaar, blijft maar steeds op zoek naar een nieuwe uitdagingen, en vooral erkenning. Waarom hij dat doet? God mag het weten. Enfin, de geest blijft ondoorgrondelijk, want Van Beek is nu van plan om vierentwintig uur achter een derny te fietsen, voor één of ander record. Waarmee hij z’n reputatie op het spel zet. Want in 1903 raasde Emile Bouhours achter een lichte motor, naar 1312 kilometer en zeshonderd meter.

En wie de Grote Prijs van Berlijn won? Taddy Robl, met als tweede Amsterdammer Piet Dickentman. 

Bron: Album der Raldwelt, jaargang 1903.

Grutter

In de zomer van 1903 lacht het leven hem nog toe. Iedere week valt er wel ergens een goed contract te verzilveren. Alfred Görnemann een kruidenierszoon uit Berlijn wint twaalf koersen, en wordt zeven keer tweede. Tijdens het wereldkampioenschap stayeren gehouden in Kopenhagen, bevestigd hij dat z’n prestaties geen uitschieters zijn. Achter wereldkampioen Piet Dickentman, raast het ventje naar de derde plaats. Voor Alfred rinkelt de geldlade. In het rijtje grootverdieners dat bestaat uit veertig topstayers, staat hij tweede met ruim twaalfduizend goudmark. Een kapitaal dat de Görnemann senior, in zijn grutterszaak, nooit bijeen kan schrapen.

Dan is het elf oktober 1903. Alfred is moe, het seizoen is lang, en koersen achter zo’n zware motor, zijn slopend en zwaar. Maar één koers in Dresden. Nog één keer vlammen. De Honderd Kilometer van Dresden is halverwege. Alfred Görnemann, op de tweede plaats, vuurt gangmaker Willy Wolf aan nog harder te gaan. Zover komt het niet. Op de vochtige baan slipt het achterwiel van de motor weg.

Alfred Görnemann, met verse wonden van eerdere valpartijen, botst tegen de zijkant van de motor, en slaat vervolgens over zijn stuur. Met een gebroken nek én verbrijzelde schedel wordt de kruidenierszoon naar het ziekenhuis afgevoerd. Alfred Görnemann, 26 jaar, sterft enkele uren later.

Bron: Album der Radwelt jaargangen 1902, 1903.

Himmel

Het fotoarchief van deze blog, zit vol met unieke stayersfoto’s, gemaakt tijdens de belle epoque.  Foto’s, –  nooit gepubliceerd,  –  waar niet altijd een ‘verhaal’ aan vast zit, maar té mooi om de bezoekers niet te onthouden.  Zoals onderstaande.

Een ééncilinder gangmaakmotortje, dat hooguit de snelheid van vijftig kilometer wist aan te tikken.  Een onschuldig en schattig aandoend tafereeltje. Wat vervolmaakt wordt door die jongen op dat fietsje, want Arthur Stellbrink, een rakker afkomstig uit de krochten van de Duitse wielerbanen.

Wat die Stellbrink achter dat motortje deed? Trainen op souplesse? Gott im himmel zal het zeggen. Zo rond 1905, koerste Arthur al achter een loodzware gangmaakmotor.  Een licht gangmaakmotortje, waar het begrip veiligheid ver te zoeken is. Om de renner die fijne zuiging te geven, zit de gangmaker ver achter het achterwiel. Om te voorkomen dat het voorwiel, begint te zweven, is boven op de benzinetank een blok ijzer dan wel lood geplaatst, waarbij het te hopen is, dat dat niet losschiet.

En dat bloedlinke fietsje, waarbij Stellbrinks hele gewicht op dat fragiele stuurtje steunt. Dat deze regelmatig afbreekt wordt beschreven in de toenmalige sportbladen, verslagen die lezen als een horrorverhaal. Een wonder dat die jongen van Stellbrink het allemaal overleeft had.

Stellbrink, dertien jaar actief achter zware motoren. Won meer dan honderdachtentwintig koersen en schreef daarbij zo’n kwart miljoen goudmark op zijn bankrekening. 1908 Was zijn beste jaar, waarin hij dertig koersen won, waaronder het prestigieuze Europees kampioenschap, én de Grote Prijs van Duitsland. Voor een wereldtitel was hij een maatje te klein.

Arthur Stellbrink, de bloederige Duitse wielerbanen overleeft, krijgt evengoed z’n portie leed. Tijdens bombardementen op Berlijn in 1943, wordt Arthur Stellbrink zwaargewond. Invalide geraakt, sterft de voormalige stayer op kerstavond 1956, in de armen van z’n vrouw.

Fokker

De lichtinval, maakt de foto tot kunst. Een foto waarop de hoofdpersoon het licht zelve is, waarbij de overige entourage in het schemer, wortel staat te schieten. De fotograaf in kwestie, had zich daarbij overtroffen. Enfin, iedere blinde kip pikt z’n graantje mee.  De man telde sowieso z’n zegeningen, dat hij op de Treptowwielerbaan in Berlijn, de huisfotograaf was. Treptow, een als levensgevaarlijk bekendstaande wielerpiste, waar de onderwerpen voor het oprapen lagen.  Soms letterlijk, als er weer een stayer als een plat geslagen vlieg van de baan werd geschraapt. Op die ene bewuste dag, géén bloedspatten op z’n statief, maar Bruno Demke voor de lens.

Demke, de winnaar van de Grote Prijs van Berlijn.  Geen schokkende overwinning, hooguit goed voor een artikel in de Berlijnse Zeitungs. Een foto, die ook een aardig beeld geeft van de  Duitse samenleving, van vóór de Eerste Wereldoorlog. Een samenleving die zich collectief aan het warmlopen was, voor een oorlog, en wat nog meer moest komen. Behalve de mooie lichtval, ademt de de hele foto een sfeer van Pruisisch militarisme, waarbij Teutoonse koppen, met een blik van, ‘wachten jullie maar af’, je aanstaren. Een foto waar het spreekwoord van Jacob Cats, een diepere betekenis krijgt:  (‘Wanneer een mof is arm en kaal, dan spreekt hij bescheiden taal. Maar komt hij tot een hogere staat, dan doet hij God en mens kwaad’.) Die ouwe Cats toch…

Terug naar de winnaar op de plaat, want Bruno Demke, een redelijk stayer afkomstig uit de krochten van Berlijn. Demke, vanaf 1906 tot 1914 winnaar van zesentachtig koersen, goed voor  tweehonderdduizend goudmark. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, was de Berlijnse rolrijder er als de kippen bij, om zich  als piloot bij de Fliegertruppe des Kaiserreich aan te melden. Waarbij hij z’n plekje in het Walhalla veilig stelde, door het IJzeren Kruis eerste klas te verdienen. De man vloog met zijn in brand geschoten vliegtuig, meer dan veertig kilometer over de Engelse linies.
Als zwaargewonde oorlogsheld, werd Demke naar de heimat getransporteerd. Herstelt, steeg hij op  24 augustus 1916 op van  het vliegveld van Döberitz ergens in de buurt van Berlijn.

Tien minuten later, hoog in de lucht, stokte de motor van z’n rode dubbeldeks Fokker. Vliegtuig en piloot sloegen even later te pletter.

Bron: Sport-Album der Radwelts, jaargangen 1906 tot en met 1914. Kriegs-Album der Radwelt jaargang 1916.

Kongsi

Ontgoocheling en verbijstering, spat van de foto af. Emoties, veroorzaakt door verraad en bedrog. Zo’n verraad, waar Judas van kon leren, en gepleegd tijdens het wereldkampioenschap, gehouden in het Olympisch Stadion van 1967. De mondiale race, voor amateurs, waar Dries Helsloot als geboren Amsterdammer, dé grote favoriet was. Een illusie die voor Dries uiteen spatte, met dank aan de  gangmakers. Tsja, wat had Helsloot anders verwacht? Dat weet je, als je als renner je ziel verkoopt aan de duivel, gestoken in een leder motorpak. Kortom welkom, in die door- en door verrotte en corrupte stayerij, zoals het ooit was.  

Een wereldje waar niets was, wat het leek. En waar de topvorm van een renner, er niet toe deed.  Een milieu waar de inhoud van een portemonnee, bepalend was voor de einduitslag. Een omgeving  waar alles te koop was. Zelfs een wereldtitel. En die was niet voor Helsloot bestemd. Dries kon nog zo in een topvorm verkeren, maar de heren gangmakers beslisten ‘het spel’, een eufemistische benaming voor bedrog.

De  toenmalige gangmakers, een kongsi volgens de allerbeste maffiatradities. De verhalen dáárover zingen nog in het rond. Ongetwijfeld roepen de gewezen stayers, – die ooit met deze gangmakers reden, – nu om het hardst, dat zij nóóit getuigen waren van deze praktijken. Logisch! Onbewust maakten ze deel uit van het complot. Mede door alle malversaties, werd het stayeren door de UCI van de wereldkampioenschappen verbannen. Wat bijna het doodvonnis van de sport betekende.

En wat die Helsloot betreft, helemaal met lege handen stond hij niet na afloop. Op het erepodium bungelde er een bronzen medaille om z’n nek. Een prijs voor de kat z’n derde oog…

Chiquita

v.l.n.r. Paul Guignard, George Sèrés, en Jan Olieslagers.

De belangrijkste personen? De bobo’s natuurlijk, een publiciteitsgeil mensensoort, dat van alle tijden is.  Op de Antwerpse Zurenborgbaan was dat niet anders. De Zurenborgbaan, vierhonderd meter lengte, waar stayers lekker hard konden rossen, waarbij de rol roodgloeiend stond. Ook op die zondag ergens in mei 1905, met een stayerskoers op het programma. Maar eerst poseren voor de fotograaf van dienst. Voor de aanwezige bobo’s hét sein, om schaamteloos strak in de lens van de camera te loeren.

Tsja, bobo’s waar schrijver dezes, tijdens diens zéér bescheiden wielercarrière, ook mee te maken had. Dat waren rancuneuze sujetten, gehuld in een blauwe blazer mét KNWU-embleem op de borst. Zoals Bram K. met z’n handlanger Jan S., een bij de renners berucht koppel, met sadistische trekjes. Vooral die Jan S. een klein kogelrond kereltje, wiens machtswellust geen grenzen kende. Ooit werd deze blogger uit een criterium  gehaald, wegens het ongeoorloofd dragen van een reclame-uiting. Een gênante vertoning, wat gepaard ging met het omroepen van je naam. Het vergrijp? Een minuscuul reclamestickertje, van het bananenmarkt Chiquita opgeplakt op z’n helm. De vernedering was dan nog niet voorbij. Als renner diende je dan te vervoegen, bij de zogenaamde jurywagen. Waar die Jan S., met een blik vol walging op je neerkeek. Jan S. valse oogjes, diep weg gezonken in vette, gelige oogkassen, genoot daar duidelijk van.  

Enfin, deze column gaat over de prachtige foto, gemaakt op de Zurenborgbaan waar renners Paul Guignard, George Sèrés én lokale favoriet Jan Olieslagers, duidelijk misprijzend het tafereeltje bekeken. En wat de uitslag van die koers was? Onbekend. Wat wél bekend is, dat gangmaker Devilly, –  op de foto Guignard vasthoudend – in het Parijs van 1919, onvoorzichtig de weg overstak. Een buitenkansje dat die ene Parijse taxichauffeur, zich niet liet ontnemen. Op de koude kasseien van een Parijse straat blies Devilly, zijn laatste adem uit.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: