Nooit vergeten…

Tot midden jaren tachtig raasde de sloopwoede  over de begraafplaats. Grafmonumenten, waarvan de rechten waren verlopen,  vaak meer dan een eeuw oud verdwenen liefdeloos in sloopcontainers. Die tijd is geweest. Op het Amsterdamse Nieuwe Oosterbegraafplaats zijn ze  inmiddels bewust van de monumentale status van dat soort graven. Onder de bezielende leiding van Mischa Smeding, staflid van de begraafplaats, kregen de meest bijzondere  graven de status van  monument. Ook het graf van stayer Piet van Nek, dodelijk verongelukt tijdens een stayerskoers in het Leipzig van 1914.

Inmiddels behoort Van Nek’s graf tot één van de mooiste van de begraafplaats. Alleen om dat feit zingt de naam van Piet van Nek nog een enkele keer rond.
Het  monumentale graf,  eind vorig jaar prachtig gerestaureerd en voorzien van een tekstbordje met uitleg over Piet van Nek zijn stayerscarrière, waaraan deze blog de foto en tekst  had aangeleverd.
Vandaag 14 april, de sterfdag van Piet van Nek, en zoals ieder jaar een  bloemetje op zijn  graf   gelegd.

Meer verhalen over het leven én sterven van Piet van Nek, zijn op deze blog te vinden.

Onthulling

De tocht naar het kerkhof werd niet in anonimiteit afgelegd. Doodgevallen stayers kregen een prachtige begrafenis. Zeker in de tijd van voor de Eerste Wereldoorlog. Per definitie werd de lijkkoets, van de ongelukkigen, getrokken door een span van zes met zwarte doeken omfloerste paarden. Tienduizenden fans op de stoepen.  Wanneer het graf was dicht gegooid, verscheen daarop een monumentale grafsteen, geschonken door supporters. En nee,  de jong, dramatisch gestorvenen zal nooit vergeten worden: belooft tijdens de grafredes.  Niets zo vergankelijk als roem. Een eeuw later zijn al die jong verongelukte sportjongens vergeten. Nabestaanden kijken nooit meer om naar het graf. Prachtige, monumentale grafmonumenten verdwenen in de loop der jaren  in de sloopbak. De knekels gingen daar achter aan, zei het in de knekelput.
Maar niet overal. De graven van verongelukte stayers, Peter Günther,  Taddy Robl, en Karel Verbist,  staan nog steeds te gloren en worden gekoesterd.  Ook op het Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam, rustplaats van Piet van Nek.
De begraafplaats, in de volksmond ‘het Ooster’ genoemd, bestaat deze week honderdvijfentwintig jaar. Rede voor een jubileum. Waar de werkgroep Het Stenen Archief zich voor had in gespannen. Onder meer het graf van stayer Piet van Nek,  uitgeroepen tot Rijksmonument, kreeg de afgelopen maanden een grondige schoon- en opknapbeurt. Ook werden bij de  monumentale graven tekstbordjes geplaatst, met uitleg over degene in het graf.
Waar deze blog zijn medewerking aan gaf. Voor het bordje aan het graf  van Piet van Nek, werd een foto uit z’n archief beschikbaar gesteld. Tevens gaf Stuyfssportverhalen,  voor zo’n tweehonderd genodigden een kleine lezing over Van Nek. Aangezien deze plaats vond in de juiste ambiance, want de aula van de begraafplaats, een praatje vol  horror en bloederige details, eigen aan de toenmalige stayersport. De onthulling van het tekstbordje was voor schrijver dezes. Kleine eer, maar toch…

Traditie

Of het ver gezocht is? Ach, wat maakt dat uit. Inderdaad, de man is een eeuw geleden, dramatisch gestorven. En totaal uit het collectieve geheugen verdwenen. Moet je dan nog jaarlijks op zijn sterfdag daar bij stil staan?  Ja! Dáárom legt Stuyfssportverhalen, jaarlijks op de sterfdag van Piet van Nek een bloemetje op diens graf. Kleine eerbetoon aan een vergeten sportheld. Per slot van rekening ben je pas dood als je vergeten bent.
Piet van Nek dus, stayer tijdens de Belle Epoque. Had een eigen, indertijd beruchte supportersclub, bestaande uit havenarbeiders en scheepswerkers, jongens van de gestampte pot en afkomstig uit de volksbuurten van de Amsterdamse Oostelijke Eilanden. Piet van Nek was één van hen, want was voor zijn stayerscarrière elektricien bij de Amsterdamse Droogdok Maatschappij. Van Neks  supporters, drank in het lijf,  áltijd luidruchtig aanwezig.  Wat een enkele keer flink uit de hand liep. Zoals op de Scheveningse wielerbaan, waar  Van Nek een kunstje geflikt werd. Voor Piets supporters een rede om een flinke knokpartij te beginnen, met onder meer de Haagse politie.
Deze blog had al vaker gepubliceerd over Van Nek.  En voor degene die dat ontgaan waren: Van Nek, stayer achter grote motoren. Een moeilijke jongen, maar talentvol rolrijder. Brak in het seizoen 1913 in Duitsland eindelijk door. Wat beloond werd met een serie goedbetaalde contracten voor koersen op de Duitse wielerbanen. En daar ging het helemaal mis. Tijdens Van Neks eerste grote koers, gehouden op 13 april 1914 op de wielerbaan van Leipzig, kwam Van Nek zwaar ten val. Een dag later stierf hij aan de gevolgen van een schedelbreuk. In Amsterdam kreeg Van Nek een begrafenis, die groots en meeslepend was, bijgewoond  door meer dan tachtigduizend Amsterdammers.
Ook Duitsland, van oudsher dwepend, met gesneuvelden op het slachtveld,  besteedde  aandacht aan de tragische dood van de Amsterdammer. Van Nek werd herdacht door middel van een sinister aandoende ansichtkaart, voorzien van twee doodsengelen en gedrukt in duizelingwekkende oplages: altijd fijn om zoiets te ontvangen op je verjaardag.
De  rauwe en ruwe  supportersclub schonk  Van Nek een koninklijk aandoend praalgraf, op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Een graf dat inmiddels een monumentenstatus heeft, en  door Monumentenzorg goed onderhouden wordt. Afgelopen winter werd het graf grondig gerestaureerd, gezandstraald, en voorzien van nieuwe sierkettingen. Voor de komende eeuw ligt Piet er weer mooi bij.

Thomas ontsnapt aan glazen bol

Esser! Doodgewoon Thomas Esser, afkomstig uit Keulen. Jong, wild, ambitieus, én wielrenner. Thomas dus, samen met zijn broertje Jean furore makend in de lokale zesdaagse koersen, wat altijd sappelen was. In 1912 trok hij zijn conclusie. Het broertje mocht het zelf uitzoeken. Thomas maakte de overstap naar het lucratievere stayeren: voor dit verhaal een fijne, maar voor Thomas een desolate beslissing.
Thomas Esser, lulletje rozenwater van nog net negentien jaar, koersend achter de zware motor. In een milieu waar je liever je kind niet ziet. Dat zijn ouders dat goed vonden: ónbegrijpelijk.
De alarmbellen hadden bij pa en ma Esser af moeten gaan.
Stadsgenoot Willy Schmitter, ook zo’n stayerende blaag van net twintig jaar, lag pas zeven jaar op het lokale Keulse kerkhof bij te komen. En daar was ook nog die andere Keulenaar, Peter Günther, een stayer op leeftijd met diepe littekens in lijf en ziel, waarvan het een raadsel was dat Peter nog steeds onder de levenden verkeerde. Enfin, dat duurde ook niet lang meer.
Terug naar Thomas Esser, die in 1913 door wist te dringen tot de beste veertig stayers van Duitsland. Thomas, tweede in de Grote Prijs van Europa, won de Grote Pinksterprijs én de Prijs des Handels in Frankfurt, werd ook nog eens tweede in de Grote Prijs van Brussel. Het Keulse jochie verdiende daar niet alleen ruim vijfenhalfduizend goudmark mee, maar ook een uitnodiging voor het wereldkampioenschap in Leipzig: gehouden de drie laatste dagen van augustus.
Het Weltmeisterschaft, met negentien stayers op de deelnemerslijst. Die in de series mochten uitmaken welke vijf renners naar de finale ging. Negentien renners met evenzoveel gangmakers. Kerels die aan de aandacht van waarzegger Nostradamus waren ontsnapt. Als die helderziende charlatan goed in zijn glazen bol had gekeken, zag hij dood en verderf. Want van die negentien renners, verongelukten binnen de kortste keren negen stayers, én vier gangmakers.
Dit zijn niet de prettigste verhalen op deze blog. Tóch even de sinistere details vermelden. Want een maand na het wereldkampioenschap, tijdens een stayerskoers in Keulen verongelukte Richard Scheuermann. Dat hij gangmaker Gussie Lawson, ook deelnemer aan dat wereldkampioenschap, mee de dood in sleepte, is ter kennisgeving. Bruno Demke, Hans Lange, Walter Ebert, Peter Günther, Piet van Nek, maar ook gangmakers Hüttenrauch, Krüger, Hoffmann en Willi Heslich, allemaal in Leipzig aan het vertrek, trokken binnen enkele jaren ook ter hemel. Bruno Demke sneuvelde als oorlogsvlieger, maar toch…
Thomas Esser, uitgeschakeld in de series, mocht nog even wachten. De Keulse jongen, in 1914 nog acht koersen gewonnen, vertrok voor twee jaar naar het Westfront, want de Grote Oorlog ging los. Dan is het juli 1917. Thomas met het geluid van knetterende mitrailleurs, keffende mortieren in de oren, aan de start van de Grote Prijs van Düsseldorf. Een stayerskoers over totaal honderd kilometer, waar Thomas nooit de finish zal halen. In de vijfentwintigste ronde krijgt de Keulse oorlogsveteraan een klapband. Thomas Esser werd drieëntwintig jaar.

Bron: Radwelt jaargangen 1913 tot en met 1917.

Lamlendige sportheld haalt geest uit de fles

Copy of nekdood9Een etter. Of zoals een journalist hem beschreef ‘een lamlendige jongen, een chicaneur, die zich vervelend, lastig en moeilijk handbaar toont’. Piet van Nek had dan ook schijt aan de heersende mores. Schopte links en rechts tegen de verkeerde schenen.  Rebelse  sporthelden, dat valt altijd lekker. Die hebben fans. Weliswaar van een bedenkelijk soort, maar toch. Piet van Nek had dan ook een horde ‘vereerders’, of zoals je dat nu noemt: een supportersclub. De  laatste bestond niet uit de fine de fleur van de samenleving. En toch was het dát schuim dat onbedoeld geschiedenis schreef. Waar wél een dramatisch voorval voor nodig was. Maar dat was pas drie jaar later.
In augustus 1911 scheen voor Van Nek de zon volop in het lak van zijn  stayersfiets. Schurkend tegen de top, werd Van Nek gecontracteerd voor een stayerskoers op de wielerbaan van Scheveningen. Tegenstanders: de Vlaming Hens en Louis Darragon. Met Darragon, tweevoudig wereldkampioen op de aanplakbiljetten, zat je als organisator snor. Met een zak rinkelende zilveren guldens werd de Franse wereldkampioen  naar de badplaats gelokt. Waar Louis  regelrecht in een boze nachtmerrie belandde.
Copy of pietblondOp het Scheveningse hout trof de wereldkampioen niet alleen Piet van Nek met gangmaker Albert Käser, maar ook Piets beruchte supportersclub, afkomstig uit de krochten van Amsterdam. De laatste was z’n held met de trein achterna gereisd. Wat een koers over drie manches had geworden, ontaardde in één grote matpartij. Met dank aan Van Nek én zijn jongens.
Van Nek en Albert Käser, zwagers, voelde elkaar goed aan. Een berucht koppel die niet voor elkaar onderdeed. Käser, een gekkie,  of zoals dezelfde journalist hem typeerde,  ‘een brutale knaap, maar een uitstekend gangmaker, die er genoegen in schenkt de concurrentie akelig dichtbij te passeren’. Van Nek en Käser dus, in de derde manche vlak na het startschot gepasseerd door Louis.  De Amsterdamse rolrijder  meende gesneden te zijn en begon, al fietsend, amok te maken. De man kon niet alleen hard achter een motor kachelen, maar bleek over demagogische gave te beschikken. Schreeuwend, tierend en armbewegingen makend richting zijn supporters, stapte de Amsterdammer af. Waarmee de geest uit de fles was. Stukken hout uit het hekwerk, bierglazen en sigarettenblikjes afkomstig uit het Amsterdamse vak, werden naar de stoïcijns rond rijdende Darragon gegooid.
Nadat de hevig ontdane Fransman afgestapt was, volgde de finale. ‘Als dolle katten’, zoals de journalist van dienst beschreef, stortte het Mokumse grauw zich op de wereldkampioen. Een tiental Haagse agenten met wapenstok wist erger te voorkomen.
Copy of darragon begrafenis mei 1918 zVan Nek en Darragon, eenvoudige jongens, zielsverwanten, betraden het pad geplaveid met roem, eer en rijkdom. Een weg die uiteindelijk eindigde in een vers gedolven graf. Piet van Nek verongelukte  tijdens een stayerskoers in Leipzig, 1914. Zijn  ‘vereerders’, die hondstrouwe supporters, collecteerde geld bijeen voor een grafsteen.  Piet van Neks graf, inmiddels een beschermd monument, behoort tot de mooiste sportgraven in Nederland. In de Grote Stayershemel had  Van Nek het plekje voor zijn Franse concurrent al vast vrijgehouden. In 1918 viel Louis Darragon op de Vélodrome d’Hiver-baan in Parijs, te pletter.

Foto 1: Tachtigduizend Amsterdammers namen afscheid van Piet van Nek, Foto 2: Piet van Nek, Foto 3: De begrafenis van Louis Darragon.

Bron: Het Nieuws van den Dag, augustus 1911.

Rellen en dellen in Scheveningen

Copy of jim moranEn toen brak de hel los! Gevolgd door een  fikse kloppartij. Plaats van handeling: de  Scheveningse wielerbaan, met de Grote Nat-Butler Prijs, een stayerskoers over drie manches. Met in de hoofdrol Piet van Nek, Jimmy Moran en Bobby Walthour. De twee laatste beruchte, spijkerharde renners uit Amerika. Kerels die niet vies waren van onoirbare praktijken. Walthour en Moran op tournee langs de Europese wielerbanen. Een paar weken voor ‘Scheveningen’ waren ze de publiekstrekkers in Parijs. In de Lichtstad streden de Janken mee om het Winterkampioenschap, een prestigieuze stayerskoers over honderd kilometer. Jimmy Moran, gemene kop, een nachtmerrie als je dochter daarmee thuis kwam, ontsnapte in het Parijse sportpaleis maar net aan de dood, want maakte een verschrikkelijke val.
Maar nu, 28 mei 1912, stonden ze aan de start in Scheveningen. Voor de Janken had de baandirectie een  smak geld uitgetrokken. Piet van Nek mocht voor een grijpstuiver het programma opvullen. Moran en Walthour,  het Haagje was er voor uitgelopen.  De tribunes mudjevol. Het werd een middagje  topsport afgesloten met een potje rellen en dellen met de politie. Wat valt er voor een Haagse sportliefhebber nog meer te wensen?Copy of jimamsterdam
Maar eerst was daar de Grote Nat Butler-Prijs. Dat er  onderlinge afspraken waren is zeker. Piet van Nek, als genoegdoening voor zijn ongetwijfeld lullige startgeld,  moest winnen, goedschiks of kwaadschiks. Een oekaze die door Van Neks gangmaker Käser letterlijk werd opgevat. De eerste manche verliep als het geheime scenario want Amsterdamse Piet won. Dan sluipt de spanning het stadion binnen. Tweede manche. Opgejaagd door Van Nek/Käser,  kijkt gangmaker Lauthier iéts te lang achterom. Met ruim tachtig in het uur klapt zijn motor tegen de balustrade. Motor en gangmakers stuiteren als losse projectielen over het hout. Moran, meerdere keren meegedaan aan de levensgevaarlijke Newyorkse Zesdaagse, weet er nét omheen te vliegen. Na een ingezwachtelde Lauthier weer op de motor geholpen te hebben  begint de finale. Walthour, bijgenaamd de Vliegende Jank, was niet van plan om voor een volle bak af te gaan. Bobby reed iets te hard. Dat was gangmaker Käser, een mof, niet ontgaan. De laatste gaf, in volle snelheid, Walthour een flinke beuk: gezien door het publiek. Na de huldiging van winnaar Van Nek, diende Bobby  bij de jury een protest in. Afgewezen! Wat meteen het startsein was voor een matpartij. De Amerikaan, ‘over de kook’, volgens Het Nieuws van den Dag,  dook direct stompend op de Duitse gangmaker. Het  publiek, getuige van het incident, klom massaal over de hekken, en stak ook een handje uit. Toegesnelde agenten konden met de grootste moeite, want de lange lat, de orde handhaven. 
Copy of parijs1910Uiteindelijk moest Walthour veertig jaar wachten op revanche.  Twee jaar later, in 1914, verongelukte Piet van Nek, 28 jaar, op de baan van Leipzig. Walthour meldde zich in de Grote Stayershemel op  zeventigjarige leeftijd.  
 Foto 1: Jim Moran, Foto 2: Links Van Nek, Moran en Walthour, Foto 3: Winterkampioenschap van Parijs, tweede van links Moran, gevolgd door Walthour.

Bron: De Revue der Sporten jaargangen 1911 en 1912, Het Nieuws van den Dag jaargang 1912.

Als beloning een monumentaal graf

Copy of piethaberePubliek, organisatie en renners, iedereen had er trek in. Na een barre winter was de Grote Oostprijs, een koers over honderd kilometer, de eerste grote internationale stayerswedstrijd in het Leipzig van 1914. Meer dan dertigduizend liefhebbers hadden de weg gevonden naar de lokale wielerbaan.  Aan het vertrek de Duitsers Peter Günter, Arthur Stellbrink, de Deen Gustav Janke, de Spanjaard Miquel en de Amsterdammer Piet van Nek. Nog één minuut voor het vertrek! Renners werden door verzorgers vastgehouden, de motoren aangeduwd, de starter controleerde zijn pistool en de fotograaf drukte nog één keer af. Voor één renner werd het de allerlaatste foto. Een half uur later lag hij stervend op de baan. 

Aan zijn voorbereiding had het niet gelegen. Nooit eerder had Piet van Nek zich zó serieus op een nieuw seizoen voorbereid. De winter werd doorgebracht op de Parijse winterbaan waar Van Nek zich de pokken trainde. Afgetraind, pezig, broodmager, maar tjokvol ambitie, meldde de Amsterdammer zich in het vroege voorjaar in Dresden waar de puntjes op de i geplaatst ging worden. Achter zijn nieuw gecontracteerde gangmaker, Albert Käser, werd dagelijks op  koerssnelheid geoefend. Hij wist dat zijn doorbraak een kwestie van weken was. vanneklaatstekoers2
Voor Van Nek was de tijd van oogsten aangebroken. Meer dan zeven jaar had Piet in zijn sport geïnvesteerd: harde jaren van zelfopoffering waarin hij zich in iedere koers de ballen van het lijf had gereden. In het stayersmaffe Duitsland met zijn meer dan vijftig topstayers zaten ze echt niet op dat kereltje uit Holland te wachten. Piet, snakkend naar erkenning, sloop iedere koers tergend langzaam naar de definitieve top. De laatste drie seizoenen schurkte de Amsterdammer zich steeds vaker tegen de vedettenstatus aan want won toonaangevende wedstrijden.
Dat Piet van Nek zijn lotsbestemming in een levensgevaarlijke stiel als het fietsen achter een zware motor gevonden had, was niet zó moeilijk. Zoals zoveel Amsterdamse renners waren de prestaties van stadsgenoot Piet Dickentman hem niet ontgaan. Met bewondering en een tikkeltje jaloezie zag de aankomende rolrijder hoe Dickentman ieder jaar rijker en welgestelder werd.  Dickentman, dé sportster van Amsterdam, verdiende als stayer in Duitsland bakken met goud.
In 1905 maakte Van Nek de overstap van ordinaire wegrenner naar stayer. Op de hoofdstedelijke Zeeburgbaan beleefde hij zijn debuut. Twee jaar later mocht Van Nek, als amateur, de eer van zijn land verdedigen in Parijs waar het  wereldkampioenschap gehouden werd. Met een verdienstelijke vierde plek kwam Piet terug in Mokum. Een jaar later achtte Van Nek zich goed genoeg om een proflicentie aan te vragen. Gekoerst werd voornamelijk in eigen land en een enkele keer mocht hij opdraven als programmavulling in Duitse koersen. Kansen welke Van Nek niet liet lopen.
Zoals in de Grote Prijs van Steglitz in 1907 waar hij, achter gangmaker Brettschneider, totaal onverwacht de overwinning greep. Tussen 1908 en 1913 begon zijn ster te rijzen en werd vijfendertigduizend goudmark op zijn bankrekening geschreven.  Tussen zijn Duitse contractuele verplichtingen in was Van Nek ook op de vaderlandse wielerbanen actief waar hij, in 1907 en 1913, de nationale titel pakte.
En dan is het 13 april 1914, de Grote Oostprijs van Leipzig. Met een vet contract op zak was Piet van Nek de te kloppen man. Het liep anders. Na een half uur koers waarbij de kilometerteller tegen de negentig liep kreeg Van Nek een klapband. Bewusteloos werd de Mokumse rolrijder naar het krankenhaus afgevoerd waar hij dezelfde nacht stierf.
Piet van Nek, 28 jaar, werd op de Amsterdamse Nieuwe Oosterbegraafplaats ten ruste gelegd. Van Nek, een doodgewone Amsterdamse jongen die aardig kon fietsen, was allang in de vergetelheid gezakt ware het niet dat op zijn graf een prachtig monumentaal gedenkteken opgericht werd, betaald door zijn vrienden en supporters. Anno nu is het graf van Piet van Nek een beschermd rijksmonument en een pronkstuk op de Nieuwe Oosterbegraafplaats.

Foto 1: Het duo Albert Kaser en Piet van Nek.
Foto 2: Sleets, overbelicht en zwaar geretoucheerd maar toch een uniek document want de allerlaatste foto van Piet van Nek.
Foto 3: Het graf van Piet van Nek. Op het monument Piet mét stayersfiets in reliëf geflankeerd door twee figuren, voorstellend  De Roem en De Dood.

Bron: Radwelt jaargangen 1908 t/m 1914.



error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: