Esser! Doodgewoon Thomas Esser, afkomstig uit Keulen. Jong, wild, ambitieus, én wielrenner. Thomas dus, samen met zijn broertje Jean furore makend in de lokale zesdaagse koersen, wat altijd sappelen was. In 1912 trok hij zijn conclusie. Het broertje mocht het zelf uitzoeken. Thomas maakte de overstap naar het lucratievere stayeren: voor dit verhaal een fijne, maar voor Thomas een desolate beslissing.
Thomas Esser, lulletje rozenwater van nog net negentien jaar, koersend achter de zware motor. In een milieu waar je liever je kind niet ziet. Dat zijn ouders dat goed vonden: ónbegrijpelijk.
De alarmbellen hadden bij pa en ma Esser af moeten gaan.
Stadsgenoot Willy Schmitter, ook zo’n stayerende blaag van net twintig jaar, lag pas zeven jaar op het lokale Keulse kerkhof bij te komen. En daar was ook nog die andere Keulenaar, Peter Günther, een stayer op leeftijd met diepe littekens in lijf en ziel, waarvan het een raadsel was dat Peter nog steeds onder de levenden verkeerde. Enfin, dat duurde ook niet lang meer.
Terug naar Thomas Esser, die in 1913 door wist te dringen tot de beste veertig stayers van Duitsland. Thomas, tweede in de Grote Prijs van Europa, won de Grote Pinksterprijs én de Prijs des Handels in Frankfurt, werd ook nog eens tweede in de Grote Prijs van Brussel. Het Keulse jochie verdiende daar niet alleen ruim vijfenhalfduizend goudmark mee, maar ook een uitnodiging voor het wereldkampioenschap in Leipzig: gehouden de drie laatste dagen van augustus.
Het Weltmeisterschaft, met negentien stayers op de deelnemerslijst. Die in de series mochten uitmaken welke vijf renners naar de finale ging. Negentien renners met evenzoveel gangmakers. Kerels die aan de aandacht van waarzegger Nostradamus waren ontsnapt. Als die helderziende charlatan goed in zijn glazen bol had gekeken, zag hij dood en verderf. Want van die negentien renners, verongelukten binnen de kortste keren negen stayers, én vier gangmakers.
Dit zijn niet de prettigste verhalen op deze blog. Tóch even de sinistere details vermelden. Want een maand na het wereldkampioenschap, tijdens een stayerskoers in Keulen verongelukte Richard Scheuermann. Dat hij gangmaker Gussie Lawson, ook deelnemer aan dat wereldkampioenschap, mee de dood in sleepte, is ter kennisgeving. Bruno Demke, Hans Lange, Walter Ebert, Peter Günther, Piet van Nek, maar ook gangmakers Hüttenrauch, Krüger, Hoffmann en Willi Heslich, allemaal in Leipzig aan het vertrek, trokken binnen enkele jaren ook ter hemel. Bruno Demke sneuvelde als oorlogsvlieger, maar toch…
Thomas Esser, uitgeschakeld in de series, mocht nog even wachten. De Keulse jongen, in 1914 nog acht koersen gewonnen, vertrok voor twee jaar naar het Westfront, want de Grote Oorlog ging los. Dan is het juli 1917. Thomas met het geluid van knetterende mitrailleurs, keffende mortieren in de oren, aan de start van de Grote Prijs van Düsseldorf. Een stayerskoers over totaal honderd kilometer, waar Thomas nooit de finish zal halen. In de vijfentwintigste ronde krijgt de Keulse oorlogsveteraan een klapband. Thomas Esser werd drieëntwintig jaar.
Bron: Radwelt jaargangen 1913 tot en met 1917.
Dan was er ook nog Max Hüttenrauch: bijna door Stuyfssportverhalen vergeten. Onterecht! Want aan de wildwesttijd van het stayeren, waar renners én gangmakers met onrustbarende regelmaat als plat geslagen muggen van de baan werden geschraapt,had Max immers wél zijn steentje bijgedragen. Max Hüttenrauch dus, een naam waar beelden bij opdoemen van pickelhelmen, ijzerbeslagen laarzen, kazernes en ander Pruisische mores. Max, afkomstig uit Saksen, was geen soldaat, maar gangmaker uit een ziekelijke dwang. Achter de motor van Hüttenrauch was het niet fijn toeven. Eigenlijk was het daar niet helemaal pluis. Daar kwam Hans Lange ook achter. Te laat. Maar ik ga eerst vertellen over Max’ bedenkelijke doorbraak. En die mocht er zijn. Daarvoor neem ik jullie even mee naar de Keulse wielerbaan van september 1905. Europees kampioenschap met lokale held Willy Schmitter in de favorietenrol. Voor Willy werd dat geen hosanna maar een requiem. Schmitter, met negentig kilometer een klapband, kwam ten val. Het laatste wat de Keulenaar op zijn netvliezen zag was de onheilspellende Hüttenrauch, die met zijn renner Contenet aan kwam razen. Met een zachte ‘blubb’ plette de zware Dürkoppmotor van Max het hoofd van Willy. Waarbij de Sakser zélf werd gelanceerd. Maandenlang kon Hüt in een ziekenhuisbed nadenken waarom uitgesproken hij Schmitter niet kon ontwijken.
Max zat nergens mee. De man maakte een jaar later met renner Willy Brembach weer zijn opwachting. Op wat valpartijen na, onder meer op de wielerbaan van Plauen, volgden vier jaren schadevrij stayeren. Renners als een Günter, Butler, Arens en Ingold, getrokken door Hüttenrauch, konden het ieder geval navertellen.
Wat dáárna in Max duistere geest rondging…? Lieber Gott im Himmel mag het zeggen. Maar niet dat Max stopte met zijn linke beroep. Na de ‘Grote Oorlog’ wordt Max weer op de Duitse wielerbanen, met onder meer renners Pawke, Stellbrink, Brummer en Techmer, gesignaleerd. Na een flinke smakkerd met renner Techmer komt de kat op de schouders van Max te zitten. Geen zinnig renner durfde nog achter de man van Saksen te rijden. Max Hütterauch veroordeeld tot koersen met B en C stayers. Op 11 oktober 1926, stayerskoers in Mainz, Max aan de start met achter zijn motor ene Christman. Het werd zijn laatste koers. Max Hüttenrauch, vierenveertig jaar, valt te pletter.
Gesneuveld in de loopgraven van het stayeren. En zijn herinnering bestaat uit één alinea en twee foto’s. Op het bloederige slachtveld van de Duitse wielerbanen stierf Hans Lange precies een eeuw geleden. Hans was het zevenendertigste slachtoffer. Na hem volgden nog drieëntwintig collega’s. Hans Lange, inmiddels totaal vergeten. 
Dat de Dood een wrede rakker is werd in Halle maar weer eens bevestigd. De ‘Theile-Gedächtnis’ een koers waarbij de twee jaar eerder dodelijk verongelukte stayer Fritz Theile werd herdacht. Fritz, mateloos populair, stierf voor de ogen van zijn op de tribune zittende moeder. Als Fritz geweten had wat er op zijn ‘feestje’ in Halle gebeurde had hij zich in zijn graf omgedraaid. Halfwege koers kreeg Hans Lange een klapband. Met een gebarsten schedel stierf Hans Lange, 26 jaar, op het middenterrein.