Franz’ laatste rit

Vandaag, precies vijfennegentig jaar geleden verongelukte Franz Krupkat. Franz,  een oorlogsveteraan die drie jaar vocht aan het Westfront voor de eer van zijn megalomane  keizer, kwam in 1917 met een zware geestelijke tik uit de oorlog. Na zijn oorlogservaringen nam hij het leven dan ook niet meer zó serieus. Franz Krupkat, voor de Grote Oorlog al een verdienstelijk wielrenner, besloot daarom  achter de zware motor te gaan fietsen.  En reed vervolgens honderden koersen op de talrijke Duitse wielerbanen, waar zich wekelijks, levensgevaarlijk zaken afspeelden. Bekijk de oeroude stayersfoto’s en je ziet kerels met strakke, witte, angstige koppen aan de start. Daar tussen in staat Krupkat, ingehouden giechelend en proestend. 

De man had een vreemde kijk op gevaar, maar won tóch in twee seizoen een aantal prestigieuze koersen, waaronder het hoog geachte Preussenmeisterschaft waarbij hij onder meer de oude Piet Dickentman achter zich liet.

Op 2 juni 1927, tijdens een stayerskoers op de wielerbaan van Leipzig, krijgt De Vrolijke in de dertiende kilometer een klapband. Franz Krupkat, 33 jaar zal nooit meer lachen. Even een bizar detail: vlak voor Franz’ dodelijke val, werd de onfortuinlijke stayer samen met zijn gangmaker Walter Gedamke, op de foto gezet (zie hieronder).

Franz, door z’n collega’s Saldow, Walter Gedamke, Graue, Hoffmann en Meinhold naar z’n laatste rustplaats gebracht, waar aan z’n graf de diepbedroefde weduwe met haar vierjarig dochtertje wachtte. De oorlogsveteraan die lachend de dood opzocht, wacht op het kerkhof van de Dorotheenstädtischen Gemeind, in Berlijn, op de jongste dag. Franz, begraven onder een eenvoudige steen met de tekst, ‘Wie door beroep of plicht gestorven is, heeft met zijn dood het eeuwig leven verworven’.
Het eeuwige leven, dat is mooi mee genomen, maar je bent  pas echt dood als je vergeten bent. Wat dat laatste betreft, kan Franz Krupkat  ongestoord verder rusten. In Amsterdam wordt bij deze, zijn herinnering levend gehouden.

Bron: Kriegsalbum Radwelt jaargangen 1914 t/1918, Radwelt jaargangen 1918 t/m 1927.

Geïllustreerde Radren-Sport jaargang 1927.

Vette worst

Het Europees kampioenschap stayeren, anno nu een onderonsje, gehouden op een afgelegen wielerbaantje. Was ooit een grootste koers, met garantie op een uitverkocht huis. Ook in 1903, met  decor de wielerbaan van Leipzig, waar veertigduizend toeschouwers de weg naar toe hadden gevonden. Het Meisterschaft von Europa over honderd kilometer, zoals dat op de aanplakbiljetten stond, en waarmee de kroegen van Leipzig mee vol hingen.

Aan de start de vier beste stayers van het moment. Een kwartet dat ging uitmaken wie de titel kreeg. De vette worst was natuurlijk, de drieduizend goudmark aan de titel verbonden. Waarvoor Amsterdammer Piet Dickentman, de Duitser Taddy Robl en de Fransen Paul Dangla en Henry Content als hongerige honden op afkwamen. Van het wedstrijdverloop is niet veel bekend. Wél dat Robl de honderd kilometer afraasde, in een tijd van 1 uur en 24 minuten.

Voor Robl was 1903 een gezegend jaar. De man won in het buitenland zesentwintig stayerskoersen. Tel daar nog eens zestien koersen bij op, gewonnen in z’n heimat. Robl, met ruim zesentwintigduizend goudmark was daarmee de best verdienende renner van z’n land. Even voor de statistici onder ons: Paul Dangla werd tweede, Dickentman drie en Contenet sloot het rijtje. Zeven jaar later stopte Robl met de stayerij. Hoogstwaarschijnlijk werd het hem te gezapig, ondanks de liters bloed die wekelijks over de Duitser wielerbanen vloeide.

De voormalige Europees kampioen stapte over naar de vliegerij. Om niet veel later van honderden meters hoogte in z’n tweedekkertje dodelijk neer te storten. Aardig detail: Piet Dickentman was voor dat genoemde vliegtochtje uitgenodigd. Die fatale ochtend, had Piet zich verslapen… Na Robl’s dodelijke stort was de briefkaartenfirma Franz Martin ook uit Leipzig, er als gieren bij om daar van een alleraardigst ansichtkaartje te maken. Altijd leuk om zoiets op je verjaardag in de brievenbus te vinden.

Bron: Album der Radwelt jaargang 1903.

Het lot

Magere Hein, mét zeis als gangmaker. Met achter zijn motor een jochie op een stayersfietsje,  begeleidt door de Doodsengel. Horror op een ansichtkaart.  Altijd leuk  om zo’n kaartje in je brievenbus te vinden.  Op 15 september 1905 verongelukte, tijdens het Europees kampioenschap Willy Schmitter dodelijk. Amper was de kist met zijn lijk in het graf gedaald, of de drukpersen van uitgeverij Martin, in Leipzig, draaide op volle toeren.
Met Willy’s hemelgang viel geld te verdienen.  Op de ansichtkaart, duidelijk ontworpen door iemand met een feilloos gevoel voor het macabere, ook de tekst Mit des Geschickes Machten. Zo iets als, dat je nooit het lot moet tarten. Schmitter  deed dat wel. En werd het twintigste slachtoffer – sinds 1900 de gangmaakmotor zijn opwachting maakte op de wielerbanen – van de stayerssport. Willy Schmitter een gewezen leerling apotheker, afkomstig uit Keulen. Won in drie seizoenen dertig grote stayerskoersen wat goed was voor bijna zesendertigduizend goudmark.
De apothekersleerling, dé favoriet tijdens het  Europees kampioenschap, gehouden in Leipzig. Tegenstanders, Robl, en de Franse stayers Guignard, Darragon en Contenet.  Willy kwam ten val en werd overreden door de achterop komende motor van Contenet. In het  jaarboek van Radwelt 1905, wordt pijnlijk nauwkeurig beschreven dat  hij, de zelfde nacht om twee uur stierf, aan de gevolgen van een gebroken bekkenfractuur, in combinatie met een schedelfractuur.
Willy’s begrafenis, was groots,  en dramatisch. Met toespraken dat hij nóóit vergeten gaat worden.  In de jaren zestig werd zijn graf geruimd… Helemaal vergeten is hij niet, want de grootste wielerclub van Keulen is naar de jonge Schmitter vernoemd.
Willy Schmitter, werd eenentwintig jaar.

Bron: Radwelt jaargangen 1903, 1904 en 1905.

Traditie

Of het ver gezocht is? Ach, wat maakt dat uit. Inderdaad, de man is een eeuw geleden, dramatisch gestorven. En totaal uit het collectieve geheugen verdwenen. Moet je dan nog jaarlijks op zijn sterfdag daar bij stil staan?  Ja! Dáárom legt Stuyfssportverhalen, jaarlijks op de sterfdag van Piet van Nek een bloemetje op diens graf. Kleine eerbetoon aan een vergeten sportheld. Per slot van rekening ben je pas dood als je vergeten bent.
Piet van Nek dus, stayer tijdens de Belle Epoque. Had een eigen, indertijd beruchte supportersclub, bestaande uit havenarbeiders en scheepswerkers, jongens van de gestampte pot en afkomstig uit de volksbuurten van de Amsterdamse Oostelijke Eilanden. Piet van Nek was één van hen, want was voor zijn stayerscarrière elektricien bij de Amsterdamse Droogdok Maatschappij. Van Neks  supporters, drank in het lijf,  áltijd luidruchtig aanwezig.  Wat een enkele keer flink uit de hand liep. Zoals op de Scheveningse wielerbaan, waar  Van Nek een kunstje geflikt werd. Voor Piets supporters een rede om een flinke knokpartij te beginnen, met onder meer de Haagse politie.
Deze blog had al vaker gepubliceerd over Van Nek.  En voor degene die dat ontgaan waren: Van Nek, stayer achter grote motoren. Een moeilijke jongen, maar talentvol rolrijder. Brak in het seizoen 1913 in Duitsland eindelijk door. Wat beloond werd met een serie goedbetaalde contracten voor koersen op de Duitse wielerbanen. En daar ging het helemaal mis. Tijdens Van Neks eerste grote koers, gehouden op 13 april 1914 op de wielerbaan van Leipzig, kwam Van Nek zwaar ten val. Een dag later stierf hij aan de gevolgen van een schedelbreuk. In Amsterdam kreeg Van Nek een begrafenis, die groots en meeslepend was, bijgewoond  door meer dan tachtigduizend Amsterdammers.
Ook Duitsland, van oudsher dwepend, met gesneuvelden op het slachtveld,  besteedde  aandacht aan de tragische dood van de Amsterdammer. Van Nek werd herdacht door middel van een sinister aandoende ansichtkaart, voorzien van twee doodsengelen en gedrukt in duizelingwekkende oplages: altijd fijn om zoiets te ontvangen op je verjaardag.
De  rauwe en ruwe  supportersclub schonk  Van Nek een koninklijk aandoend praalgraf, op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Een graf dat inmiddels een monumentenstatus heeft, en  door Monumentenzorg goed onderhouden wordt. Afgelopen winter werd het graf grondig gerestaureerd, gezandstraald, en voorzien van nieuwe sierkettingen. Voor de komende eeuw ligt Piet er weer mooi bij.

Cockney uit Londen pikte zijn graantje mee

De klus was geklaard. Winst in de Grand Prix de la Republique, een stayerskoers over honderd kilometer, zat in de knip. Dat Tommy Hall, achter gangmaker Cissac, met ruim vierentachtig kilometer het dan bestaande uurrecord, op naam van Paul Dangla, met drie kilometer verbrak, was mooi meegenomen. Eind oktober 1903, één van de laatste koersen van het seizoen. Op de Parijse wielerbaan van het Parc des Princes wordt winnaar Tommy Hall, met verkrampte benen, door mannen met pet én bolhoed van de fiets geholpen. Zelf had Tommy het niet zó op met hoofddeksels. De stayer uit Londen koerste blootshoofd. Wat hem bijna noodlottig werd. Tommy Hall dus, die in de revanche tegen Paul Dangla voor héél eventjes de zijkant van de motor raakte. Enfin, Tommy, zwaargewond van de wielerbaan weggesleept, werd vereeuwigd met een prachtige foto in de Radwelt jaargang 1903.
Die Tommy toch, evengoed een stayer van nét niet. Een grijze muis, die af en toe kon brullen. Had hij zo’n dag, dan stond de meedraaiende rol achter de motor roodgloeiend. Tommy, een kleine cockney uit Londen en populair in Frankrijk, moest het hebben van uitschieters. Behalve een tweede plek op het Europese kampioenschap in 1904, kom je Tommy in de kampioenslijsten niet tegen. Maar Hall was ook geen weggooier.
Op de Duitse wielerbanen pikte de blinde kip uit Londen evengoed zijn graantje mee. De Grote Prijs van Berlijn, de Voorjaarsprijs van Leipzig, Grote Prijs van Hannover, het Gouden Wiel van Maagdenburg en nog een handvol grote koersen ging Tommy als winnaar over de streep.
In de ranglijsten, pijnlijk nauwkeurig bijgehouden in de jaarboeken van Radwelt, bungelt Tommy ergens onderaan. Evengoed kon hij tussen 1903 en 1914 ruim zesennegentigduizend goudmark op zijn rekening bijschrijven. Tommy Hall, net geen programmavulling, lag wel goed bij zijn collega’s.
De Londenaar had de twijfelachtige eer om diverse keren de lijkkist van een gesneuvelde collega naar diens laatste rustplek te dragen. Ook die van Fritz Theile, doodgevallen op de Zehlendorfbaan van Berlijn in 1911.

Tommy Hall, had  de grootste moeite zich veertien jaar staande te houden in de eliteklasse van de professionele stayers. Dat waren zware jaren van honderden wedstrijden met maar een tiental overwinningen. Niet veel. Maar zijn grootste verdienste was, dat hij het Grote Bloedbad op de Duitse wielerbanen – tussen 1900 en 1914 veertig doden en een veelvoud aan zwaargewonden –, had overleefd. Tommy werd drieënzeventig jaar.

Bron: La Vie au Grand Air, jaargang 1903. De jaargangen Radwelt 1903 tot en met 1914.

Je bent pas echt dood als je vergeten bent

Copy of graffranzBegin november. De dagen van Allerzielen, Halloween en andere enge occulte zaken. Bezoek het graf van een geliefde, steek een kaars op, prevel een gebed en gedenk de overledenen.  Allerzielen, dé kans om een beminde uit het Vagevuur te redden, waarbij schriftelijke garantie niet wordt  gegeven. Niet geschoten altijd mis, dus doe het, wat kan het je schelen! Al is het alleen maar ter herdenking. Zoals voor Franz Krupkat, gesneuveld op de wielerbaan van het Leipzig anno 1927. De arme Franzy, een oorlogsveteraan, vocht aan het Westfront voor de eer van zijn megalomane  keizer.
Kwam in 1917 met een behoorlijk geestelijke tik uit de oorlog. Nam het leven dan ook niet meer zó serieus. Franz Krupkat, voor de ‘krieg’ al een verdienstelijk wielrenner, besloot daarom maar om achter de zware motor te gaan fietsen.  En reed vervolgens koersen op de meer dan zestig Duitse wielerbanen waar zich wekelijks de vreselijkste zaken afspeelden. Bekijk de oeroude stayersfoto’s en je ziet kerels met strakke, witte, angstige koppen aan de start. Daar tussen staat Krupkat, ingehouden giechelend en proestend. 
De man mocht dan wel een vreemde kijk op gevaar hebben maar won tóch in twee seizoen een aantal prestigieuze koersen waaronder het hoog geachte Preussenmeisterschaft waarbij hij onder meer de oude Piet Dickentman achter zich liet.Copy of graffranz2
Het is niet uit te sluiten dat Franz in de loopgraven, onder Amerikaanse ‘vuur’ had gelegen. In de jaren twintig vorige eeuw moet Franz geen rancuneuze kerel zijn geweest. Voor een serie stayerskoersen aan de Amerikaanse Oostkust tekende hij een dik betaald contract. Heimwee bracht Franz terug naar de Heimat waar hij niet veel later zijn leven beëindigde. Op 2 juni 1927 tijdens een stayerskoers op de wielerbaan van Leipzig krijgt De Vrolijke in de dertiende kilometer een klapband. Franz Krupkat, 33 jaar zal nooit meer lachen. Aan zijn graf staat een diepbedroefde weduwe met haar vierjarig dochtertje.  Net zoals zijn botten is de herinnering aan Franz Krupkat tot stof vergaan. Franz is vergeten.  Maar nu is het  begin november, Allerzielen. Ook voor een sportheld als Franz Krupkat. Maar waar hij begraven ligt?  Zeg het maar. Vermoedelijk ergens in Berlijn. Niemand die het weet of interesseert.
Copy of franzkrupkatNiemand? Wel Stuyfssportverhalen én Tobias Kant afkomstig uit Berlijn. De laatste, vaste bezoeker van deze blog, was bereid om de begraafplaatsen in zijn stad af te zoeken. Wat hem uiteindelijk bracht bij het kerkhof van de Dorotheenstädtischen Gemeinde, waar hij op het graf van de vroeger stayerskampioen stuitte. Franz begraven onder een eenvoudige steen met de tekst ‘Wie door beroep of plicht gestorven is, heeft met zijn dood het eeuwig leven verworven’.
Het eeuwige leven, altijd fijn, maar je bent  pas echt dood als je vergeten bent. Wat dat laatste betreft kan Franz Krupkat  ongestoord verder rusten. In Amsterdam wordt zijn herinnering levend gehouden.

Bron: Kriegsalbum Radwelt jaargangen 1914 t/m 1918, Radwelt jaargangen 1919 tot en met 1927.

Dank aan Tobias Kant voor de moeite en de mooie foto’s.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: