Medaille

Parijs, zondag 7 juli 1907, decor Parc des Princes dé wielerbaan van de Lichtstad, waar de ontknoping plaats vindt van het wereldkampioenschap stayeren.

Aan dat laatste niet te veel waarde hechten,  want de allerbeste stayers van dat moment zoals Piet Dickentman, Taddy Robl, Paul Guignard, Peter Gunter, Eugene Bruni, Nat Butler enzovoort zijn op dat moment in Duitsland bezig met de voorbereiding op een stayerskoers.  Op die genoemde zeven juli staat de Grosser Sommerpreis op het programma, gehouden op de fameuze en strak uitverkochte Berlijnse wielerbaan Steglitz. Dat in Keulen de Goldpokal von Koln gehouden wordt is ter kennisgeving.  

Enfin je kunt alles zeggen over die met Pruisisch moraal overgoten wielerdirecties, maar  niet dat ze vies zijn om elkaar de tent uit te concurreren.  Dan blijft over die ene vraag waarom deze topstayers in Duitsland actief zijn en niet in Parijs..? Simpel antwoord; geld, en niet anders.

Je zal toch wel een dief van je eigen portemonnee zijn als je aan dat gedevalueerde wereldkampioenschap mee doet, waar alleen een gouden medaille te verdienen valt. In Berlijn en Keulen krijgt de winnaar drieduizend goudmark, nummer twee tweeduizend en aflopend tot duizend goudmark voor de vijfde plaats.  Dan nog even voor de uitslagenfreaks onder ons: Louis Darragon was wereldkampioen, gevolgd door Karel Verbist en George Parrent, een trio die op jonge leeftijd jammerlijk aan hun eind kwamen. Het is maar dat U dát even weet…

Bron: Sportalbum der Radwelt jaargang 1907.

Het vergeten graf van Piet Dickentman

Vijfenzeventig jaar geleden verloor Amsterdam een van zijn grootste sporthelden: Piet Dickentman. Als pionier én eerste wereldkampioen van de stad in welke sport dan ook, groeide Dickentman uit tot een legende op de wielerbaan en ver daarbuiten. Zijn naam roept herinneringen op aan een tijd waarin sporthelden nog mythische proporties aannamen, en zijn prestaties – wereld- en Europees kampioen tot talloze overwinningen op de zwaarste banen van Europa – maakten hem tot een internationale beroemdheid. Op een bruggetje na dat zijn naam draagt is Dickentmans nalatenschap in Amsterdam opvallend bescheiden gebleven. Piet Dickentman én het vergeten graf van een man die de sportgeschiedenis van Amsterdam voorgoed veranderde.

Acht oktober 1950  sterfdag van Piet Dickentman,  een van Amsterdams allergrootste sporthelden en tevens Amsterdams allereerste wereldkampioen in welke sport dan ook.  Dickentman vijfenzeventig geworden  is  begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam.

Of er in 1950 sprake is van historisch sportbesef of dat het toeval is, is niet duidelijk. Wél dat Dickentmans graf letterlijk in de slagschaduw bevindt van zijn vroegere concurrent  Piet van Nek, de laatste dodelijk verongelukt bij een stayerskoers in het Leipzig van 1914.  Rust van Nek in een monumentaal graf geschonken door zijn supporters, die van Dickentman is anoniem. Letterlijk.

In de jaren tachtig verloopt Dickentmans grafrechten waarbij het graf niet geruimd is, maar wél de steen verwijderd.  Een historische vergissing. Als de toenmalige directie heeft geweten wie Dickentman is, en wat hij voor de sport maar vooral voor Amsterdam heeft betekent dan is dat waarschijnlijk nooit gebeurd.

Dan even vertellen over de wapenfeiten van Piet Dickentman, wiens carrière in 1898 een aanvang neemt en eindigt in 1928 in het pas geopende Olympisch Stadion, waar hij zijn allerlaatste koers rijdt. De man koerst bijna drie decennia op hoog niveau achter de zware motor, wat een prestatie op zich is, want tijdens zijn carrière verongelukken tweeënvijftig stayers en gangmakers. Piets sterkste jaren zijn tussen  1900 en 1914 waarin hij onder meer in 1903 wereldkampioen wordt. Ondanks die ene wereldtitel is zijn stayercarrière indrukwekkend, met  meer dan duizend stayerskoersen, meerdere keren Europees kampioen,  verbreekt snelheidsrecords en zegeviert in tientallen Grote Prijzen, koersen waar de allerbesten ter wereld aan de start staan.

Dickentman met de status én internationale bekendheid in Europa maar vooral Duitsland met zijn meer dan zestig wielerbanen, heeft nooit zijn afkomst vergeten. De man vecht zijn levensgevaarlijke duels uit in een shirt met het wapen van Amsterdam. Deze grote Amsterdamse sportheld die deze maand vijfenzeventig jaar geleden overlijdt verdient erkenning in de vorm van een plaquette op z’n graf.

Dus Amsterdam maar vooral de directie van de Nieuwe Oosterbegraafplaats laat je daarom niet kennen…

Foto rechts: Het graf van Piet Dickentman in de slagschaduw van het monumentale graf van Piet van Nek. Schilderij gemaakt door schilder Eric van Breenen.

Erfurt

Zomaar een zondag ergens in Juni 1914. Op de wielerbaan van Erfurt staat een stayerskoers op het programma,  altijd goed voor volle tribunes. Ach hoe betrekkelijk is het leven, want ondanks het geboden vertier was het stilte voor de storm.  Terwijl de liefhebber nog onbezorgd kon genieten of huiveren van het aangeboden spektakel, werden in de Duitse kazernes de manschappen gedrild voor wat er komen ging. Een paar maanden na het maken van de bijgevoegde foto,  stond Europa in brand.  Hoeveel van de aanwezige mannelijke toeschouwers, getooid in  ‘feldgrau’ én op  bespijkerde laarzen de komende vier jaar de loopgraven bevolkten, zal nooit duidelijk worden. Enfin, bekijk de lokale oorlogsmonumenten die ieder Duits dorp kent, en je krijgt een aardig beeld.

Hoewel tijdens de Eerste Wereldoorlog nog gestayerd werd op de Duitse banen, werd het nooit meer zoals het ooit was. Tijdens de zogenaamde oorlogskoersen stonden alleen Duitse renners aan het vertrek, een enkele keer aangevuld met een Belg zoals Thuur Vanderstuyft. Dat na de oorlog Thuur  met de nek aangekeken werd in Vlaanderen, is ter kennisgeving.

Ook na het beëindigen van de Grote Oorlog, was het behelpen met koersen achter de motor. Niet wat aantal wedstrijden betreft of gebrek aan toeschouwers, maar met de waanzinnige geldontwaarding. De Republiek van Weimar waar voor een brood, honderdduizend mark voor betaald werd. Om een mooi rennersveld aan het vertrek te krijgen, hadden de organisatoren een creatieve oplossing bedacht. Renners werden in natura uitbetaald. Van de Amsterdamse stayer Piet Dickentman, op dat moment nog steeds een grootheid in Duitsland, is bekend dat hij zich liet zich uitbetalen in bontjassen en gouden sieraden. Luxe spullen die Dickentman in Amsterdam weer verpatste.

Honderd jaar later, zijn de gangmaakmotoren nog steeds actief op de wielerbaan van Erfurt. Voormalig Europees kampioen Reinier Honig is daar regelmatig actief, en heeft zijn herinneringen aan Erfurt. Zoals het Europees kampioenschap, waarin Reinier in de val liep van drie Duitse stayers. Honig greep het zilver. De familie van Erich Metse heeft ook zijn herinneringen aan deze baan. In 1952 verongelukte tweevoudig wereldkampioen Metse op ‘Erfurt’.

fotobijschrift: Boven Reinier Honig.

Onkel Adolf

De Steglitzwielerbaan, gesitueerd in het Berlijn van voor de Eerste Wereldoorlog. Met directeur en eigenaar Adolf Knorr, een man die niet onderschat werd. Als manager stonden zo’n beetje alle topstayers bij Knorr onder contract. Met goed betaalde wedstrijdcontracten, zorgde onkel Adolf goed voor zijn jongens, waarbij natuurlijk ook aan z’n eigen portemonnee werd gedacht.

Het stayerscircus van Knorr stond garant voor vertier en sensatie: een succesformule om de meer dan zestig Duitse wielerbanen wekelijks vol te doen stromen. Knorr was ook een man die over weinig scrupules  beschikte, want de wielerbanen waarop zijn stayers hun duels uitvochten, waren niet bepaald veilig.  De pistes waren óf te klein, dan wel té smal. Zoals de Treptowwielerbaan in Berlijn, waar in korte tijd zeven stayers dodelijk verongelukten. Waarschijnlijk dáárom, maar vooral uit zakelijk oogpunt opende Knorr in 1905 de Steglitzbaan in Berlijn.

‘Steglitz’, een piste van vijfhonderd meter lang, twaalf meter breed én hoge bochten, met garantie op razendsnelle, maar daarom bloedlinke stayerskoersen. Vrijwel ieder weekend wisten vijftienduizend toeschouwers dat te waarderen. De kroegen in de omgeving van de baan, waren ook blij met Knorr’s razendsnelle gekkenhuis, want vóór de koers viel het bier niet aan te slepen.  

Ook op zondag 20 mei 1906, hadden de kasteleins weinig te klagen.  In ‘Steglitz’ stond de ‘Goldene Kette mit Stern’, een stayerskoers over honderd kilometer op het programma. Aan het vertrek  de Amerikaan Nat Butler, Peter Gunther uit Keulen, de lokale favoriet Bruno Demke en de Amsterdammer Piet Dickentman. Winnaar werd Dickentman, die de honderd kilometer afraasde in een tijd van een uur en twaalf minuten. Met zijn overwinning verdiende Piet niet alleen de gouden ketting, maar ook tweeduizend goudmark. Dat Dickentman in 1906 een topjaar had, maakte zijn uitslagen- en verdienstelijst wel duidelijk. De Amsterdammer won in Duitsland veertien grote koersen waarbij hij 45.300 goudmark op z’n rekening kon schrijven. (verhaal gaat onder foto verder)

Door een conflict tussen de UCI en  de machtige Duitse manager Knorr, gaf de  laatste een startverbod aan stayers bij hem onder contract, voor het  wereldkampioenschap gehouden in 1910. Knorr organiseerde zijn eigen titelstrijd: het Ober-Weltmeisterschaft, wat andere koek was dan zo’n ordinair wereldkampioenschap. Na de bekendmaking van dit kampioenschap, was de Steglitzwielerbaan  binnen enkele uren uitverkocht. Het werd de meest memorabele stayerskoers ooit. De enige koers zonder onderlinge combines, daarvoor stond er té veel eer op het spel. De honderd kilometer werd ‘rechtuit gereden’. Aan de finish lag namelijk eeuwige roem: hoe betrekkelijk dat ook is.

Dickentman als enige achter de motortandem, een loodzwaar monster bediend door stuurman Steger,en gangmaker Brettschneider.

Na afloop voelden niemand zich bekocht. Daar zorgden acht stayers wel voor, want de absolute top. Vlak voor de start. Terwijl de renners staan opgesteld, omringd door bobo’s, verzorgers en ander wielergepeupel, staan aan de andere kant van de baan de gangmakers, onder meer Werner Krüger, Franz Hofmann, Bauer en Gussy Lawson. Een kwartet dat binnen enkele jaren op de slachtvelden van de stayersbanen, het leven liet. Het was Piet Dickentman die er met de buit van door ging. De Amsterdamse stayer won met voorsprong. Volgens Piet, – die door de Duitse pers zijn hele leven lang als Herr Ober-Weltmeister werd genoemd, – was dat zijn mooiste overwinning uit zijn indrukwekkende loopbaan als stayer, die vijfentwintig jaar duurde.

Bron: Sport-Album der Radwelt jaargang 1906 en 1910.

In het water

Het moest een eresaluut worden aan Piet Dickentman: één van de grootste sporthelden van  Amsterdam. Vanaf 1900 was Dickentman actief als stayer achter de zware motor.  Voornamelijk koersend in Duitsland, behoorde de man tot de wereldtop.  De Amsterdammer was wereld- én Europees kampioen, brak diverse snelheidsrecords en won alle grote stayerskoersen. Vaak meerdere keren.

Op zondagmiddag 18 september 1910, kroonde Piet zich tot de allerbeste stayer ooit. Op de Steglitzwielerbaan in Berlijn, werd het Ober-Weltmeisterschaft verreden. Een prestigieuze kampioenschap waar de wereldtop aan de start stond. Voor dertigduizend toeschouwers hield Dickentman huis, en reed de concurrentie overhoop. Dickentman mocht  zich de rest van zijn leven Her Ober-Weltmeister noemen: (zie elders op deze blog). In Amsterdam werden de verrichtingen van Dickentman via de kranten en de sportbladen gevolgd. Bij het volk was ouwe Piet, zoals hij werd genoemd, mateloos populair. Wat tot uiting kwam in 1921.

Het blad Rijwiel- en Motororgaan, uitgegeven, en vol geschreven door George Hogenkamp, stond stil bij het vijfentwintig jarig jubileum van Dickentman als wielrenner. Terecht. De Amsterdams stayer, op dat moment al tweeënveertig jaar, behoorde al  meer dan twee decennia tot de wereldtop, en liet de rol van de gangmaakmotor regelmatig roodgloeiend staan.

Piet, regelmatig koersend op de Duitse wielerbanen, liet zich uitbetalen in luxe goederen zoals juwelen, bontjassen en meer, wat te maken had met de grote geldontwaarding  in het Duitsland vlak na de Eerste Wereldoorlog. Dat Dickentman tientallen keren aan het graf van een verongelukte collega stond, is een lugubere bijkomstigheid. In 1921 kreeg hij zijn verdiende huldiging.  George Hogenkamp, nestor van de vaderlandse wielerjournalistiek, organiseerde  voor de stayerende jubilaris, een speciale avond in het Amsterdamse Stadion. Waarvan de opbrengst ten goede kwam aan Dickentman.

Op het programma, stond natuurlijk een stayerskoers, met als aardigheid dat Dickentman achter de toen al stokoude, en curieuze motortandem ging rijden. Als publiciteit voor deze avond,  stond deze motortandem, – een monster van een machine, bediend door twee man, – twee weken lang in de etalage van de firma Palmer Tyre Co, aan de Stadhouderskade, waar het veel publiek trok.

Pech voor Dickentman. Het feest viel letterlijk in het water. Om half acht begon het te regenen. Wat niet meer ophield. Uiteindelijk werd Piets wedstrijd de zondag daarop gehouden. Uit deze echec haalde tekenaar Jan Lutz zijn inspiratie. De cartoon mét bijschrift werd gepubliceerd in Rijwiel- en Motororgaan. Zo was George Hoogenkamp  ook wel weer.

Bron: Rijwiel- en Motororgaan, jaargang 1921.

Kachelen

Piet Dickentman, achter Adolf Thormann. Aan het stuur Gerrit de Regt. Foto gemaakt in 1902.

Zo’n onbenullig berichtje. Weggestopt in een stoffig, vergeeld, en inmiddels vergeten sportmagazine, uitgegeven in 1921. Waarin werd stil gestaan dat ene Adolf Thormann, zijn vijfentwintigjarig jubileum vierde als gangmaker.

Thormann, ‘man van Thor, de Germaanse god van de donder’.  Klopt aardig. Thormann, was dan ook zo’n rakker van vele oorlogsfronten, en ‘trok’ Amsterdammer Dickentman, in 1903 naar zijn enige wereldtitel. Als je Thormann aan je zijde had, zat je snor. De man kende weinig scrupules. Zat nergens mee. Dat Thormann de nacht vóór Dickentman’s titelrace, de gangmaakmotor bewaakte met een getrokken Lüger, is ter kennisgeving.

Eerst even wat uitleggen: Dickentman stayerde achter de zogenaamde motortandem, een met twee man amper in bedwang te houden monster. Stayerskoersen, honderd kilometer lang, waar na  vijftig kilometer, – als de benzinepeil angstig laag was, – de tweede motor in de baan kwam. In volle vaart wipte Dickentman over.  Dat van Dickentman’s gangmakers er binnen korte tijd twee dodelijk verongelukte, behoorde tot de mores van het vak. Hoogstwaarschijnlijk schudde Thormann dergelijke drama’s, van zich af als een natte hond. Geld verdrong ratio.

Thormann, man met ‘n kennersoog. Zag meteen wie aanleg als stayer had:  lees, géén angst. In 1908 benaderde hij Fritz Theille, een begenadigd Berlijnse sprinter. Fritz liet zich overhalen, en nam zijn plekje achter de rug van Thormann in. Thormann was een kenner. Fritz ging winnen, en niet zo’n beetje ook. Tot 4 juni 1911! Op de Zehlendorfbaan in Berlijn, verongelukte Fritz voor de ogen van zijn moeder.  

Houdbaarheidsdata van gangmakers tijdens de belle epoque, duurde niet lang. De mannen hadden hun lijf en leden té lief. In de uitslagenlijsten gepubliceerd door Radwelt, kom je ze dan opeens niet meer tegen. Niet Thormann, die kachelde een kwart eeuw lustig voort. Een prestatie op zich.

Bron: Rijwiel- En Motor-Orgaan, jaargang 1921, Album der Radwelt jaargangen 1908 en 1911.

De fotocamera van Piet Dickentman

Op de facebookpagina, Wielrennen, Anekdotes én Verhalen, kortweg WAF,  gerund door André Jansen, publiceerde Ron Couwenhoven onlangs twee korte stukjes over de Amsterdamse stayerslegende Piet Dickentman. Couwenhoven, gepensioneerd  wielerverslaggever van de Telegraaf, en nog steeds actief met de schrijfpen, beschreef daarin de tournee van Piet Dickentman door Australië. Dickentman bezocht dat continent in 1902, en nam behalve zijn fiets,  gangmaakmotoren ook zijn fotocamera mee. Ruim een eeuw later, in 2008, dook deze bewuste fotocamera op. Wat voor Stuyfssportverhalen het begin werd van een speurtocht door Amsterdam, die uiteindelijk eindigde bij Ebo Dickentman, de kleinzoon van Piet.

Piet Dickentman, tijdens de Belle Epoque één van de sterkste stayers, zo niet de sterkste  ter wereld. In 1903 bevestigde  Dickentman dat, om tegen alle verwachtingen in wereldkampioen te worden. 1903, was ook één van zijn beste seizoenen. De basis hiervoor werd gelegd in Australië, waar Dickentman, samen met concurrent Taddy Robl de winter doorbracht.  Dickentman, vorstelijk gesponsord door  Brennabor, een fiets- en motorengigant afkomstig uit Brandenburg, was voor een serie demonstratiewedstrijden gecontracteerd. Met  Taddy Robl,  manager Rudolf Lehr, de gangmakers en het materiaal werd  ingescheept op het stoomschip Grossen Kurfursten.
Piet Dickentman, man in bonus, had de geniale ingeving om vlak voor z’n vertrek een fotocamera aan te schaffen. Enkele van door Dickentman gemaakte foto’s, verschenen maanden later in het  Duitse gezaghebbende Album der Radwelt. Eén van die foto’s  is de inmiddels bekende groepsfoto van Dickentman,  Robl en de vier gangmakers, en gemaakt bij aankomst in Australië. Terzijde: tussen de Australische koersen door werd Dickentman verliefd op Cilian Brasker, een lokale schoonheid. Bij deze Cilian verwekte Dickentman een dochter Victoria genoemd. De geboorte van deze dochter was tevens het begin van een groot familiegeheim. Enfin, lees,  ‘Flirt met de Dood’, de biografie van Piet Dickentman, geschreven door Stuyfssportverhalen. Latere gevonden feiten én onbekende foto’s van deze stayerslegende, worden regelmatig op deze blog gepubliceerd.
Dan is het maanden na het verschijnen van ‘Flirt met de Dood’, als zich iemand  meldt. Deze persoon,  de biografie van Dickentman gelezen, besefte dat hij iets in bezit had wat persoonlijk eigendom geweest was van Piet Dickentman, namelijk de  fotocamera van Piet.  Het verhaal daarachter was er één van toevalligheid. De man was indertijd  werkzaam als rijwielhersteller bij fietsenzaak Karel Kat op de Amsterdamse Albert Cuijp.

Deze Kat kocht begin jaren zeventig de inboedel op van de fietsenzaak die Dickentman in 1928 had geopend in de Scheldestraat. Na het overlijden van de stayerskampioen in 1950, ging deze zaak over op diens zoon ook Piet genoemd. Na diens  overlijden  werd de inventaris van zaak overgenomen door de eerder genoemde Kat. Bij het uitruimen van de kelder van de fietsenzaak, goed opgeborgen in een doos,  kwam de fotocamera tevoorschijn. Kat schonk deze aan zijn werknemer, die het fototoestel, na bijna veertig in bezit, schonk aan Stuyfssportverhalen.
Bij de fotocamera zat ook een tiencentimeter lange  filmrol,  in originele verpakking. Het begin van een speurtocht. Vrijwel alle  fotolaboratoria werden bezocht met die ene vraag: of dat filmrolletje  te ontwikkelen was. Wat door de grote afmetingen niet kon.  Behalve bij de firma Silver Hands Atelier, een analoog werkend vakatelier op de Herengracht. Eigenaar Wim Dingemans, hoorde het verhaal ‘Dickentman’ aan, en was meteen bereidt om actie te ondernemen. Aangezien het een niet meer gebruikte filmrolmaat was,  moest Dingemans  eerst   een raamwerk maken, waar deze rol inpaste.

De spanning was groot nadat deze in het ontwikkelbad ging. En helaas… het was een nooit gebruikt filmpje.
Blijft over de antieke camera, ooit in het bezit van Piet Dickentman. Waarvan Stuyfssportverhalen vond dat deze terug moest na de erven Dickentman. Inmiddels pronkt het fototoestel in de vitrinekast van Ebo Dickentman, kleinzoon van de stayerslegende. Wat overblijft  voor dit  verhaal zijn deze twee, nooit eerder gepubliceerde foto’s van Dickentman’s trip in Australië, hier geplaatst.

Foto 2: Piet’s gangmakers fungeerde tevens als mecanicien. Thormann, De Regt, Wolf en Schwartzer bezig met een wiel van de gangmaakmotor. Piet Dickentman rechts.

Foto 4: Gangmaakmotoren en de fietsen werden in kratten verscheept richting Australië. Waarschijnlijk in de haven van Sidney zit Piet met zijn equipage voor deze kratten. Zittend van links naar rechts: gangmaker Willy Wolf, Piet Dickentman, en Jozef Schwartzer. Liggend op de kist gangmaker Gerrit de Regt. Hoogstwaarschijnlijk is de foto gemaakt door Adolph Thormann, de vierde gangmaker.

Graf van Piet Dickentman herontdekt

Eeuwige rust is een beperkt begrip in Nederland. Zeker op de begraafplaatsen. Zit het zogenaamde grafrecht er op, of wordt door nabestaanden daar  niet meer voor betaald, dan wordt zo’n graf geruimd. De botten van de overledenen verdwijnen in de knekelput. Althans daar ging Stuyfssportverhalen altijd van uit. Dat was dus een groot misverstand. Dat is namelijk niet zo. Wat  duidelijk gemaakt werd door Mischa Smeding, staflid van de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam.
Op ‘haar’ dodenakker wordt al tientallen jaren graven niet meer geruimd. Wat wél verdwijnt zijn de grafstenen. Afgelopen vrijdag kreeg Stuyfssportverhalen van Smeding, zie foto, een kleine rondleiding langs de vele monumentale grafmonumenten die de begraafplaats rijk is:  door Smeding en haar collega’s gekoesterd,  en eventueel gerestaureerd. Ook het graf van de in 1914 dodelijk verongelukte stayer Piet van Nek. Waar dit verhaal allemaal mee begon. Komende oktober bestaat ‘het Ooster’ honderdvijfentwintig jaar. Om daar bij stil te staan, maar ook om de monumentale status te benadrukken, worden bij de graven van voorheen bekende stadsgenoten, een tekstbordje geplaatst met uitleg én eventuele foto van de persoon in het graf.
Van Piet van Nek was geen duidelijke foto beschikbaar. Deze blog heeft, via zijn archief, dit hiaat ingevuld. Voor Mischa Smeding aanleiding als kleine tegenprestatie,  een rondleiding te geven over de dodenakker. Tijdens deze wandeling vertelde Smeding bijna achteloos, dat het graf van Piet Dickentman, nog steeds intact is. Sterker, Dickentman, Amsterdams eerste wereldkampioen in welke sport dan ook, rust slechts twee meter achter het graf van Van Nek. Een kleine historische sensatie!
Ook de graven van Chris Orlemans, dodelijk slachtoffer van  een stayerskoers, gehouden op de Amsterdamse wielerbaan van 1922, bestaat nog steeds. Maar ook het graf van Jan van Snoek, een meervoudig Nederlands kampioen en topstayer op de Duitse wielerbanen tijdens het interbellum, is er ook nog.
Stuyfssportverhalen,  bijna vijf jaar gelobbyd om een straat  dan wel een brug te vernoemen naar deze sportheld: wat inmiddels gelukt is. Dat Dickentman ook een tekstbord op diens graf moet krijgen is een logisch vervolg…

Gaat vervolgd worden

Debuut

‘Piet, jongen, dat is iets voor jou’, sprak Piet Dickentman in 1898. Dickentman, als negentienjarig renner,  aanwezig op de wielerbaan van Wenen, maakte voor het eerst kennis met een gangmaakmotor: een lullig ééncilindermotortje, die amper de vijftig  kilometer per uur aantikte. Dickentman, jongen van de Amsterdamse Westerstraat, had een profetische blik. Een  paar dagen later, op een gewone baanfiets, maakte Piet, gegangmaakt door de Berlijnse broers Lehmann, zijn debuut als stayer. Het succes van Dickentman als stayer was navenant aan de snelheden, én de bijbehorende gevaren, van de zware gangmaakmotor.
In 1900 maakte  de loeizware, Brennabormotor zijn debuut op de wielerbanen. Het echte tijdperk van het stayeren had een aanvang genomen: garantie voor spanning en sensatie, vooral op de Duitse wielerbanen.  Dat het hard ging bewees Piet op 18 juni 1905  tijdens de Preis der Stadt Leipzig waar hij de  honderd kilometer afraasde in een tijd van 1 uur en 12 minuten. 
Van Piet Dickentman, de allerbeste stayer uit de geschiedenis, weet deze blog, regelmatig, zeer zeldzame  foto’s, van te scoren. Maar ook feiten en verslagen, gevonden in volkomen onbekende jaargangen van sportbladen, uitgegeven tijdens Dickentmans carrière. Kortom, Stuyfssportverhalen komt daar in  2019 nog op terug.

Koning Eenoog

Revanches werd het genoemd. Wat natuurlijk niet zo was. Het was een strak geregisseerd spel. Ordinaire volksverlakkerij. Doorgestoken kaart.  Met de wereldkampioenen van dienst in de hoofdrol. De jaren vijftig en zestig. Geen of nauwelijks wielrennen op de televisie. De liefhebber werd via radioreportages op de hoogte gehouden. Of anders met opgesmukte verhalen in de krant. Na afloop van  zo’n wereldkampioenschap trok het rondreizend wielercircus langs de Europese wielerbanen. De regenboogtruien werden verzilverd. Dat laatste verpakt als een ‘revanche’. Waar van te voren de winnaar al bekend was.
Een enkele keer was er een onverlaat die schijt had aan de opgelegde rangorde. Zoals  Henny Marinus, – stayer afkomstig uit het van oudst  vrijgevochten en  tikkeltje anarchistische Jordaan, – die tijdens zo’n ‘revanche’ in een vol Olympisch Stadion, dwars door de combine heen reed. Over deze koers is inmiddels al het nodige geschreven.
De Revanches, waar, voor aanvang,  eerst de kampioenen werden gehuldigd. Een ceremonie van een treurige, tenenkrommende, lulligheid. Een bos bloemen, een toespraak én een ereronde voor de kampioenen.
Ook in 1964 in Amsterdam, waar onder meer verse kampioenen als een Jaap Oudkerk,  en Tiemen Groen deze kwelling moesten ondergaan. Oudkerk en Groen ’s werelds beste  amateur-stayer én achtervolger. Tussen Jaap en Tiemen in de Spaanse profstayer Guillermo Timoner: met op zijn erelijst zes wereldtitels achter zware motoren. En sindsdien door het leven ging als de ‘beste stayer ooit’: een hardnékkig misverstand! Dat was en is gewóón niet waar.
Timoner, was een aardige, begenadigde  rolrijder. De beste van zijn generatie. Maar absoluut niét de beste óóit.
De man was Koning Eenoog in het land der blinden, want kende vrijwel geen concurrentie en hoefde maar rekening te houden met een tiental stayers.
Voor de criticasters en andere Timoner-adepten: in de ranglijsten van deze blog staat  de Spanjaard niet eens bij de top-7.Tijdens de Belle Epoque én de tijd tussen de wereldoorlogen in, waren honderden topstayers, onderverdeeld in drie klassen, actief.
Kerels die meerdere keren per week hun kloten achter die pokkemotor, moesten schroeien om de broodnodige contracten te krijgen. Probeer daar maar eens de beste van te zijn.

En wie dat zijn? Op basis van uitslagen, de concurrentie én het aantal verreden koersen waren dat George Parent, Bobby Walthour, Taddy Robl, Piet Dickentman, Paul Guignard en Victor Linart. Op deze ranglijst hobbelt Timoner daar vér achter aan.
Het stayeren, is van het mondiale titeltoernooi verbannen: met dank aan een handvol corrupte, criminele gangmakers. Ook de ‘revanches’ zijn een zachte dood gestorven. En alleen de ouderen onder ons weten zich de wielerbaan, inmiddels gesloopt, van het Stadion te herinneren.