Medaille

Parijs, zondag 7 juli 1907, decor Parc des Princes dé wielerbaan van de Lichtstad, waar de ontknoping plaats vindt van het wereldkampioenschap stayeren.

Aan dat laatste niet te veel waarde hechten,  want de allerbeste stayers van dat moment zoals Piet Dickentman, Taddy Robl, Paul Guignard, Peter Gunter, Eugene Bruni, Nat Butler enzovoort zijn op dat moment in Duitsland bezig met de voorbereiding op een stayerskoers.  Op die genoemde zeven juli staat de Grosser Sommerpreis op het programma, gehouden op de fameuze en strak uitverkochte Berlijnse wielerbaan Steglitz. Dat in Keulen de Goldpokal von Koln gehouden wordt is ter kennisgeving.  

Enfin je kunt alles zeggen over die met Pruisisch moraal overgoten wielerdirecties, maar  niet dat ze vies zijn om elkaar de tent uit te concurreren.  Dan blijft over die ene vraag waarom deze topstayers in Duitsland actief zijn en niet in Parijs..? Simpel antwoord; geld, en niet anders.

Je zal toch wel een dief van je eigen portemonnee zijn als je aan dat gedevalueerde wereldkampioenschap mee doet, waar alleen een gouden medaille te verdienen valt. In Berlijn en Keulen krijgt de winnaar drieduizend goudmark, nummer twee tweeduizend en aflopend tot duizend goudmark voor de vijfde plaats.  Dan nog even voor de uitslagenfreaks onder ons: Louis Darragon was wereldkampioen, gevolgd door Karel Verbist en George Parrent, een trio die op jonge leeftijd jammerlijk aan hun eind kwamen. Het is maar dat U dát even weet…

Bron: Sportalbum der Radwelt jaargang 1907.

Hopmans’ familieverhalen

Familieverhalen moet je koesteren ondanks dat  deze met de jaren steeds  kleurrijker worden tot ze uit de  voegen barsten. Ook bij de nazaten van stayer Frans Hoeks: vóór de Eerste Wereldoorlog een stayer in de marge van de stayerssport. En daar hoeft Hoeks zich niet voor te schamen want tijdens de belle epoque zijn er in Europa honderden topstayers actief.

Vooral in Duitsland met meer dan zestig wielerbanen waar voor een beetje stayer iedere week een goed gevulde pot goudmarken ligt te wachten, waarvoor je als aankomende stayer wél  eerst moest bewijzen op de regionale wielerbaantjes. Frans Hoeks uit Brabant heeft dat geprobeerd, én gefaald. Stayer Hoeks is dan ook veroordeelt tot de Brabantse en landelijke wielerbanen zoals de Raaybergbaan in Bergen op Zoom.

Op dergelijke baantjes maakt Hoeks furore en scharrelt hij zijn geld bij elkaar wat volgens zijn nazaten hem best goed afging. In 2020 publiceerde dagblad De Stem een prachtig interview met Hoeks dochter Lisa Hopmans-Hoeks,  bijgestaan door Frans’ kleinzoon en voormalige wielerprof Kees Hopmans en diens zoon Wouter. De familie Hopmans koestert de verhalen en anekdotes over hun vader en opa, en terecht. En niet alleen de verhalen.

Tijdens het interview pronkt op de keukentafel een prehistorische stayersvalhelm én het shirt waarmee Frans Hoeks indertijd zijn leven met z’n bloedlinke bezigheid mee op het spel heeft gezet. Het ene verhaal over opa Hoeks volgt op het ander. Of deze allemaal historisch juist zijn..?  Ieder geval niet de anekdote dat Frans Hoeks op de toen beruchte wielerbaan van Scheveningen, in 1916 het werelduurrecord verbrak met de afstand van 72.26 kilometer.

Het betreft hoogstwaarschijnlijk een lokaal baanrecord want zeven jaar eerder raasde de Fransman Paul Guignard naar een afstand van ruim honderd  kilometer. Het record van Guignard is natuurlijk geleuter voor statisticifreaks. Wat kan dat de familie Hopmans nou schelen, voor hen is opa Frans dé held én de bron van een prachtige familiegeschiedenis.

Bron onder meer dagblad De Stem, de jaargangen Album der Radwelt 1906 tot en met 1920.

Foto: Tonny Presser.

De sigaret van het tinnen soldaatje

Het IJzeren Kruis Eerste klas! Dát had hij moeten krijgen. Al was het alleen maar omdat hij een jaar eerder – ingezwachteld in verband, resultaat van een doodkukel eerder -, de honderd kilometer in een uur en zes minuten afraasde: een record. Nú won Paul Guignard de zwaarbevochten Grote Prijs van Berlijn, een stayerskoers over honderd kilometer. Maar eerst de prelude daarop.
Want het is zondag 19 augustus 1906, de genoemde Grote Prijs van Berlijn. Uitverkocht huis. Op de stijf afgeladen tribunes ook de Duitse kroonprins Wilhelm: als het ultieme, tinnen soldaatje, compleet met sabeltje. Aan de start Dickentman, Robl, Demke en Paul Guignard. De laatste, een morsig uitziend kereltje, dat met berenlijm aan de motor leek vastgeplakt. Hoe ver gangmaker Franz Hofmann ook de gashendel opendraaide: Guignard volgde.
Paul Guignard dus, Fransman in Berlijn, voor de Mof altijd een beladen onderwerp. Organisator van de koers, Herr Knorr, trok zich daar niets van aan. Knorr, een zakelijke knakenpoetser, contracteerde dat kleine rukkertje. De Franse stayer was nou eenmaal een ‘kassatrekker’ met, in dat seizoen, negen gewonnen, prestigieuze koersen, waaronder het Europees kampioenschap. De ‘kleine morsige’ was zijn startgeld meer dan waard, want gaf altijd spektakel. Ook op de Berlijnse wielerbaan Friedenau. Waarin hij, tijdens een zinderend gevecht Dickentman en Robl patje gaf.
En dán, dan is er geen koffie maar de huldiging. Behalve de geldprijs van vierduizend goudmark, een lullig bosje bloemen, werd Guignard óók voorgesteld aan de kroonprins.
De laatste, grootgebracht volgens de militaire Pruisische mores, had Guignard passend moeten belonen. In een bloedlinke sport als het stayeren tijdens de Belle Epoque, waar de dodenteller inmiddels op twintig stond, een logisch gebaar. Maar Wilhelm deed dat niet. Nee.
In plaats van een IJzeren Kruis, trok hij zijn gouden sigarettenkoker en bood de winnaar een sigaret aan. Wat getuigde van een dampende minachting, tegenover een sportman.

Als die Paul Guignard een kerel was, had deze Wilhelm moeten toebijten dat hij ‘die sigaret in zijn Pruisische reet kon steken. Het liefst brandend’! Terwijl in Rusland de jongens van de revolutie al aan het warmlopen waren, en in Holland Troelstra met een zaag druk bezig was met de stoelpoten van Koningin Wilhelmina, lachte die kleine Franse kruiper onderdanig naar de kroonprins.
Paul Guignard, een van de grootste stayers van zijn tijd. Werd in 1913 wereldkampioen. Won in zijn lange loopbaan honderden koersen.
Maar zijn allergrootste verdienste was, dat hij het Grote Bloedbad, met name op de Duitse wielerbanen overleefd had. Of Paul Guignard, de rest van zijn lange leven aan de sigaret van Wilhelm dacht, is onbekend. Wál dat Paul in 1965 op negenentachtigjarige leeftijd in zijn bed vredig insliep.

Bron: Radwelt jaargang 1906.