Ratten, heel veel ratten

August Fossier, links, gangmaker van zijn broer Honoré Fossier

11 November 1918, de dag dat de ‘Groote Oorlog’ eindigde. Ruim acht miljoen  gesneuvelden. Jongens, weg gerukt uit hun jeugd. Vechtend aan het Westfront. Vier jaar lang overlevend in vochtige loopgraven, de hel, op een paar vierkante kilometer.

Slaapgebrek, kou, regen, honger, dorst, modder en ratten. Héél veel ratten. De stank van ontbindende lijken. Om uiteindelijk de sterven voor Kaiser, und Vaterlant, en andere nationalistische idioten. Op de oorlogskerkhoven in West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk liggen die jongens te wachten op de jongste dag. Op hun graf een wit steentje met naam en rangnummer. Eindeloze rijen.

Ook de laatste rustplek voor Auguste Fossier. August, een voormalig wegrenner, ruilde zo rond 1902 zijn fiets om voor een gangmaakmotor. August werd de vaste gangmaker van zijn broertje Honoré.  Succesvol zijn ze niet écht geweest. Zeker niet op de Duitse wielerbanen van vóór de Eerste Wereldoorlog,  de premier league  van het stayeren. In de  lange, pijnlijk nauwkeurig genoteerde, uitslagenlijsten gepubliceerd in de jaargangen van Radwelt, kom je de broertjes Fossier niet tegen.

De jongens Fossier waren gebonden aan de koersen, gehouden in hun vaderland Frankrijk. Ach wat maakt dat ook uit. Dit stukje gaat over gangmaker August Fossier. Die op de allereerste dag van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, zich kon melden bij het Franse Leger, waar hij toegewezen werd als ‘cyclist’. Het monster van de ziektes, heerser in de loopgraven kreeg uiteindelijk ook August te pakken.

In 1915 werd de voormalige gangmaker getroffen door tyfus. August Fossier zou nooit meer op z’n gangmaakmotor zitten. Ergens in mei 1915 blies  August zijn laatste adem uit. August Fossier, eenenveertig jaar, liet een vrouw en drie kinderen achter.

Vliegend Circus

Vandaag honderd jaar geleden beëindigde de Eerste Wereldoorlog. In Frankrijk, Engeland én België groots herdacht. Ook deze blog staat daar even bij stil.

Wat ze gemeen hadden? Nationalisme, patriottisme én een hang naar valse romantiek: de opmaat voor een vers gedolven soldatengraf. Alfred von Richthofen en Octave Lapize. Van die Von Richthofen kon je dat verwachten. De man, een Pruis bij overtuiging én geboorte, speelde als  kleuter, met een fijn scherp, geslepen zwaardje. Had bovendien een verontrustende belangstelling voor de wapenkast van zijn vader. Probeer zo’n joch maar eens te overtuigen van pacifisme. Von Richthofen, als de kippen erbij toen de ‘Groote Oorlog’ uitbrak. Meldde zich meteen bij de Fliegertruppe des Deutschen Kaiserreiches.
Manfred, gevechtspiloot in zijn rode Fokker-tweedekker, vocht zich op tot een hedendaagse cultheld. De Pruis voerde het commando over een tiental geestverwanten, die hij, met veel gevoel voor cynisch realisme, het Vliegend Circus noemde. Maar dan wel een circus waarbij de Dood nooit ver weg was. Von Richthofen, bijgenaamd de Rode Baron, schoot, hoog boven het Westfront, tachtig geallieerde toestellen als vette eenden uit de lucht.
Aangezien culthelden jong behoren te sterven, stelde de Baron niet teleur. Ergens in april 1918 tikte zijn levensklok nog maar een paar seconden. Manfred von Richthofen, door een Engels toestel neergeschoten, werd 26 jaar. Maar waarom in godsnaam die Von Richthofen in Stuyfssportverhalen? Nou gewoon, als ‘kapstok’ om Octave Lapize aan op te hangen.
Want, en daar komt ‘ ie; hoogstwaarschijnlijk had óf Von Richthofen danwel één van zijn vliegende jongens Octave Lapize, piloot bij de Franse luchtmacht, op 14 juli 1917, dodelijk neergehaald. Over Lapize is veel gepubliceerd. Dat de man als beroepsrenner drie keer Parijs-Roubaix had gewonnen, is ter kennisgeving. En bij iedere voorbeschouwing over een Tour de France huppelt de naam ‘Lapize’ ook voorbij. Lapize won de Franse rondrit in 1910.
Aardiger was zijn afscheid van dit aardse tranendal. Lapize, als vrijwilliger in 1914 oorlogspiloot geworden. Vloog samen met zijn verkenner Emile Cologne hoog boven Flirey, Meurthe-et-Moselle, waar hij nét de andere kant opkeek. Buitenkansje voor die vier Duitse Fokkers. Vier tegen één is gemeen. Dat klopt. Maar in de oorlog geldt geen padvindersmores of ander moralistisch geleuter. Enfin, de jongens van Von Richthofen lieten dat buitenkansje niet lopen. Mitrailleurs ratelden dodelijk. Octave Lapize, 34 jaar, overleed enige dagen later in het veldhospitaal van Toul.

Foto boven: Von Richthofen, midden voor, met zijn jongens. 
Octave Lapize en Emile Cologne.

Je bent pas echt dood als je vergeten bent

Copy of graffranzBegin november. De dagen van Allerzielen, Halloween en andere enge occulte zaken. Bezoek het graf van een geliefde, steek een kaars op, prevel een gebed en gedenk de overledenen.  Allerzielen, dé kans om een beminde uit het Vagevuur te redden, waarbij schriftelijke garantie niet wordt  gegeven. Niet geschoten altijd mis, dus doe het, wat kan het je schelen! Al is het alleen maar ter herdenking. Zoals voor Franz Krupkat, gesneuveld op de wielerbaan van het Leipzig anno 1927. De arme Franzy, een oorlogsveteraan, vocht aan het Westfront voor de eer van zijn megalomane  keizer.
Kwam in 1917 met een behoorlijk geestelijke tik uit de oorlog. Nam het leven dan ook niet meer zó serieus. Franz Krupkat, voor de ‘krieg’ al een verdienstelijk wielrenner, besloot daarom maar om achter de zware motor te gaan fietsen.  En reed vervolgens koersen op de meer dan zestig Duitse wielerbanen waar zich wekelijks de vreselijkste zaken afspeelden. Bekijk de oeroude stayersfoto’s en je ziet kerels met strakke, witte, angstige koppen aan de start. Daar tussen staat Krupkat, ingehouden giechelend en proestend. 
De man mocht dan wel een vreemde kijk op gevaar hebben maar won tóch in twee seizoen een aantal prestigieuze koersen waaronder het hoog geachte Preussenmeisterschaft waarbij hij onder meer de oude Piet Dickentman achter zich liet.Copy of graffranz2
Het is niet uit te sluiten dat Franz in de loopgraven, onder Amerikaanse ‘vuur’ had gelegen. In de jaren twintig vorige eeuw moet Franz geen rancuneuze kerel zijn geweest. Voor een serie stayerskoersen aan de Amerikaanse Oostkust tekende hij een dik betaald contract. Heimwee bracht Franz terug naar de Heimat waar hij niet veel later zijn leven beëindigde. Op 2 juni 1927 tijdens een stayerskoers op de wielerbaan van Leipzig krijgt De Vrolijke in de dertiende kilometer een klapband. Franz Krupkat, 33 jaar zal nooit meer lachen. Aan zijn graf staat een diepbedroefde weduwe met haar vierjarig dochtertje.  Net zoals zijn botten is de herinnering aan Franz Krupkat tot stof vergaan. Franz is vergeten.  Maar nu is het  begin november, Allerzielen. Ook voor een sportheld als Franz Krupkat. Maar waar hij begraven ligt?  Zeg het maar. Vermoedelijk ergens in Berlijn. Niemand die het weet of interesseert.
Copy of franzkrupkatNiemand? Wel Stuyfssportverhalen én Tobias Kant afkomstig uit Berlijn. De laatste, vaste bezoeker van deze blog, was bereid om de begraafplaatsen in zijn stad af te zoeken. Wat hem uiteindelijk bracht bij het kerkhof van de Dorotheenstädtischen Gemeinde, waar hij op het graf van de vroeger stayerskampioen stuitte. Franz begraven onder een eenvoudige steen met de tekst ‘Wie door beroep of plicht gestorven is, heeft met zijn dood het eeuwig leven verworven’.
Het eeuwige leven, altijd fijn, maar je bent  pas echt dood als je vergeten bent. Wat dat laatste betreft kan Franz Krupkat  ongestoord verder rusten. In Amsterdam wordt zijn herinnering levend gehouden.

Bron: Kriegsalbum Radwelt jaargangen 1914 t/m 1918, Radwelt jaargangen 1919 tot en met 1927.

Dank aan Tobias Kant voor de moeite en de mooie foto’s.

Franz nam het leven als een pijp kaneel

Bekijk de oeroude, vergeelde foto’s. Zie die kerels met strakke, witte angstkoppen aan de start staan. Het waren stayers. Mannen die ’s morgens niet wisten of ze heelhuids de avond haalden. Arbeidsvreugde was ver weg. Alleen een halfgare met suïcidale trekjes had lol met de ‘roulette van de dood’.  Die stond ingehouden grinnikend met pretoogjes op het startschot te wachten.  ‘Vrolijke Franz’ werd hij genoemd. Maar het lachen verging hem. Bij een lullige avondkoers in Leipzig verongelukte Franz Krupkat.

Steeds die grijns. Dat gegiechel. Bloednerveus moeten ze van hem zijn geweest. Franz Krupkat nam het leven als een pijp kaneel met ieder zijn deel. Collega-stayers dachten daar iets anders over. Zo vrolijk was het allemaal niet in het Duitsland van na de Eerste Wereldoorlog. De republiek van Weimar. Massale werkeloosheid, krankzinnige geldontwaarding. Het grauw vond afleiding op de vele wielerbanen. Koersen achter de zware motor gaf vertier. Voor Volk und Vaterlant én portemonnee kropen de renners achter de motor.  Niet voor de leut. Daarvoor lagen té veel collega’s op het kerkhof. En in die mallemolen was Franz Krupkat één van de beteren.
Der Franzl, met zijn aan krankzinnigheid grenzende vrolijkheid. Trok lachend en grinnikend door het leven. Vocht als soldaat in 1916 aan het  Westfront. Vermaakte zich opperbest in de Vlaamse loopgraven. Het Duitse opperbevel, had snel in de smiezen dat die Krupkat het thuisfront beter kon dienen op de racefiets. Won vervolgens als Militärradfahrer de wegkoers Berlijn-Cottbus-Berlijn. Beleefde zijn première als stayer in 1917. Won in twee jaar vijfentwintig koersen en beurde daarbij zestigduizend goudmark. Tot zo ver de kille cijfers.
Aan Franz zat hoogstwaarschijnlijk een steek los. Terwijl op de meer dan zestig Duitse wielerbanen wekelijks vreselijke dingen plaatsvonden, stond Krupkat ingehouden giechelend aan het vertrek. Een hedendaagse ‘psych’ had begrijpend staan te knikken. Maar niet in het interbellum. Lustige Franz noemde ze hem.  Waarschijnlijk had zijn moeder het wél goed begrepen.  Mutti leverde haar zoon af bij de lokale buurtsmedeij. ‘Ga jij maar een goed vak leren Jungen’, zei ze nog tegen de twaalfjarige Franzi. Franz Krupkat werd leerling-smid. Maar Franzl  maakte die ene fatale vergissing. Hij bezocht de Treptowerwielerbaan in Berlijn waar wekelijks achter de motor werd gekoerst. Heel slecht voor jochies met latente aanleg voor een adrenalinekick. Franz Krupkat werd wielrenner. Maar dat was ver voor de Grosse Krieg. Krupkat was nu stayer. En geen slechte. Was in de wintermaanden actief als zesdaagsenrenner. Won in 1924, met Willy Lorenz de Zesdaagse van Berlijn.  Wat hij daar had gelachen…
Maar de pot met het grote geld lag toch bij de stayerskoersen. Vrolijke Krupkat won in twee seizoenen een rits grote koersen waaronder het Preussenmeisterschaft waarin hij onder meer de oude Piet Dickentman klopte. Vertrok voor een serie vette contracten naar Amerika. Liet met zekere regelmaat op de wielerbanen van de Oostkust de rol achter de motor schroeien.
En dan is het 1 juni 1927! Leipzig! Op de wielerbaan waar Amsterdammer Piet van Nek, dertien jaar eerder ten hemel trok, gespte Franz Krupkat voor de laatste keer in zijn leven de toeclipriempjes vast. Tegenstanders waren Frans Leddy, Maronnier, Saldow en Lewanow.  Kilometer dertien!  Franz, achter gangmaker Walter Gedamke, krijgt, met negentig in het uur, een klapband en stuitert vervolgens over de baan. Met een zware schedelbasis wordt der Lustigen  naar het ziekenhuis gebracht. Franz Krupkat zou nooit meer lachen. Hij werd drieëndertig  jaar.

Foto 1: Lustige Franz. Foto 2: Krupkat, onder, slaat een aanval af. Foto 3: De allerlaatste foto van Frans Krupkat, gemaakt vlak voor zijn dodelijke race. Rechts gangmaker Walter Gedamke.

Bron: Kriegs-Album der Radwelt, jaargang 1917, Radwelt jaargangen 1918 t/m 1927.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: