Cockney uit Londen pikte zijn graantje mee

De klus was geklaard. Winst in de Grand Prix de la Republique, een stayerskoers over honderd kilometer, zat in de knip. Dat Tommy Hall, achter gangmaker Cissac, met ruim vierentachtig kilometer het dan bestaande uurrecord, op naam van Paul Dangla, met drie kilometer verbrak, was mooi meegenomen. Eind oktober 1903, één van de laatste koersen van het seizoen. Op de Parijse wielerbaan van het Parc des Princes wordt winnaar Tommy Hall, met verkrampte benen, door mannen met pet én bolhoed van de fiets geholpen. Zelf had Tommy het niet zó op met hoofddeksels. De stayer uit Londen koerste blootshoofd. Wat hem bijna noodlottig werd. Tommy Hall dus, die in de revanche tegen Paul Dangla voor héél eventjes de zijkant van de motor raakte. Enfin, Tommy, zwaargewond van de wielerbaan weggesleept, werd vereeuwigd met een prachtige foto in de Radwelt jaargang 1903.
Die Tommy toch, evengoed een stayer van nét niet. Een grijze muis, die af en toe kon brullen. Had hij zo’n dag, dan stond de meedraaiende rol achter de motor roodgloeiend. Tommy, een kleine cockney uit Londen en populair in Frankrijk, moest het hebben van uitschieters. Behalve een tweede plek op het Europese kampioenschap in 1904, kom je Tommy in de kampioenslijsten niet tegen. Maar Hall was ook geen weggooier.
Op de Duitse wielerbanen pikte de blinde kip uit Londen evengoed zijn graantje mee. De Grote Prijs van Berlijn, de Voorjaarsprijs van Leipzig, Grote Prijs van Hannover, het Gouden Wiel van Maagdenburg en nog een handvol grote koersen ging Tommy als winnaar over de streep.
In de ranglijsten, pijnlijk nauwkeurig bijgehouden in de jaarboeken van Radwelt, bungelt Tommy ergens onderaan. Evengoed kon hij tussen 1903 en 1914 ruim zesennegentigduizend goudmark op zijn rekening bijschrijven. Tommy Hall, net geen programmavulling, lag wel goed bij zijn collega’s.
De Londenaar had de twijfelachtige eer om diverse keren de lijkkist van een gesneuvelde collega naar diens laatste rustplek te dragen. Ook die van Fritz Theile, doodgevallen op de Zehlendorfbaan van Berlijn in 1911.

Tommy Hall, had  de grootste moeite zich veertien jaar staande te houden in de eliteklasse van de professionele stayers. Dat waren zware jaren van honderden wedstrijden met maar een tiental overwinningen. Niet veel. Maar zijn grootste verdienste was, dat hij het Grote Bloedbad op de Duitse wielerbanen – tussen 1900 en 1914 veertig doden en een veelvoud aan zwaargewonden –, had overleefd. Tommy werd drieënzeventig jaar.

Bron: La Vie au Grand Air, jaargang 1903. De jaargangen Radwelt 1903 tot en met 1914.

3 Responses to “Cockney uit Londen pikte zijn graantje mee”

  1. Henny Marinus Says:

    Er was veel te verdienen in die tijd achter de Grote motoren altijd volle Wielertribunes om dat het zo spannend was,soms vloog een Stayer zomaar de Wielerbaan uit met de gevolgen dat hij zijn tegenstanders nooit meer zou zien.Tommy Hall was ook zo/n Stayer wie de dood velen keren voor zijn ogen zag,ondanks dat toch prachtige Stayerwedstrijden won en goed geld verdiende,onderanderen Grand Prix de la Republique-De Grote Prijs van Berlijn-De Prijs van Leipzig-Grote Prijs van Hannover-Het Goude Wiel van Maagdeburg prachtige Overwinningen,Chapeau Tommy Hall.

  2. Benny Van Eyck Says:

    Ja Henny, dat moet een fantastische tijd geweest zijn, die strijd achter zware motoren met massa’s publiek, hoge snelheden, de geur (stank) en lawaai (gebrul) van de motoren, de soms noodlottige accidenten en kerels zoals die Tommy Hall dan nog zonder helm. Het leek wel op een arena van de romeinen met coureurs als gladiators. Dat die kerels als ze wisten te overleven veel geld verdienden is maar normaal.

  3. Henny Marinus Says:

    Heel mooi je Woorden,Benny Van Eyck het leek wel op een Arena van de Romeinen met Coureurs als Gladiators.


Geef een reactie

error: Inhoud is beschermd!
%d