
Diep in de finale van Milaan-San Remo, anno 1954. Waarin Fausto Coppi, als de engel Gabriel vér voor het peloton uit zwevend, op weg was naar het altaar van de overwinning. Aan de finish hét sein voor een collectieve hysterie, waar Latijnen een patent op heeft. Gekkigheid die geblust werd door ene Francis Anastasi, een Frans rennertje van net eenentwintig jaar. Francis, blanco erelijst had het lef om de heilige Coppi terug te pakken. Waar de sluwe Rik van Steenbergen handig gebruik van maakte door Milaan-San Remo op z’n naam te schrijven. Anastasi werd tweede.
Een prestatie die niet genoeg geroemd kon worden. Door het Franse sportblad Miroir-Sprint op de juiste waarde ingeschat. Francis, paginagrote foto op de achterpagina van het blad, werd een glorierijke wielertoekomst voorspeld. Dat niet gebeurde.
Wielertalent in de jaren vijftig. Geblinddoekt balancerend, langs de randen van een vijver vol met piranha’s. Want het waren de soigneurs van dienst die wel raad wisten met zo’n kereltje. Louche kerels, als dokter Faust die een pact met de duivel gesloten hadden, met als toverstokje een piquer gevuld met Tonedron, Perfetine, Dexedrine, om maar wat dope te noemen, waar zo’n jongen op scherp mee werd gezet. Een wereld waarin alleen de sterksten overleefden.
Francis Anastasi verkeerde na de finish nog in gelukkige onwetendheid. Francis, tsjokvol adrenaline, kolkend van euforie vertelde aan wie het horen wilde zijn heldenepos. Hoe hij, jongen afkomstig uit Marseille toch maar mooi de aanval van de goddelijke Coppi, gepareerd had.

Francis’ broertje Jean, links naast hem hoorde dát niet eens. Die keek strak in de lens van de fotocamera van de Miroir. Nog onwetend van de grote publicitaire ‘glorie’ die hem vijf jaar later wachtte. Jean, knecht in dienst van de Margnat-Coupry-formatie, koersend in de Tour de France van 1959, maakte tijdens de vierde etappe Roubaix-Rouen, wat Franse zo mooi noemen een chute.

Jean Anastasi met z’n bebloede harses op de cover le Miroir des Sports zorgde er hoogstpersoonlijk voor dat generaties jongens er niet over peinsde om te gaan koersen.
Francis, en Jean, bij elkaar zo’n eenendertig koersen gewonnen. In tegenstelling tot veel generatiegenoten tuimelden zij niet in de piranhavijver. De broertjes, inmiddels hoogbejaard zijn nog steeds onder ons.
Bron: Le Miroir-Sprint jaargang 1954, Le Miroir des Sports jaargang 1959,
In het zweet des aanschijn zult Gij Uw brood verdienen. Of de man Bijbelvast was, is niet bekend. Wél dat hij af zat te zien in het kwadraat. Het was lijden, mooi van lelijkheid. In een decor van slijk, viezigheid, los steenslag, overgoten met regen.
drog en dope. Dé ingrediënten voor een goed wielerverhaal. Dat Ottavio Bottecchia in 1924 en een jaar later de Tour won is aardig voor de statistieken. Dat de man bovendien ook nog eens dertig gele truien mee nam naar zijn dorp Friuli, Italië, dat was leuk voor hem. Maar dat Ottavio op een gewelddadige en geheimzinnige manier aan zijn einde kwam, dát bezorgde hem pas een plekje in de eeuwige cultgalerij.
en ingeslagen schedel. Zijn fiets stond keurig tegen een boom geparkeerd.
Het kon niet mis gaan. Aan alles was gedacht. Het materiaal waarop gekoerst werd, behoorde tot het meest geavanceerde van die tijd, waar de concurrentie alleen maar van kon dromen. Zoals wielen met uitklapnaven. Een wiel wisselen was een kwestie van enkele seconden. Het gesodemieter met vastzittende vleugelmoeren waar zo’n wiel mee in de vork zat, was voorbij. Een privésoigneur, ene Biagio Cavanna, stond tot zijn beschikking. Dat Cavanna, een visueel gehandicapte, daardoor een mythische status mee verwierf, was voor hem mooi meegenomen. De man had gewoon mazzel dat hij één van de meest talentvolle wielrenners ooit, op zijn massagetafel had.
Waarin Il Campionissimo een lekke voorband kreeg. Een lekke band in een tijdrit, een horrorscenario voor een klassementrenner. Ook voor die ene mecanicien, die hoogstwaarschijnlijk tot aan zijn dood, niet alleen een trauma, maar ook nachtmerries aan over hield. Tevens het moment van die ene onbekende fotograaf van Miroir de Sport die daarvan een onvergetelijke foto van maakte. Coppi, alvast zijn voorwiel uit de vork gehaald, kreeg van uit de materiaalauto gesprongen mecanicien hulp. In plaats van een voorwiel had de mecanicien een achterwiel in z’n hand.
Met vijf monumentale wielerklassiekers op je palmares, dan mag je plaats nemen in het rijtje mythologische helden. Jo de Roo had dan ook zijn plekje in deze heldengalerij ingenomen. Ook op een ander vlak blijkt De Roo een levende mythe te zijn.
De zondagen van april, héilige dagen, in gepaste devotie voor de televisie door gebracht. Een flesje Hertog Jan onder handbereik. De ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix en méér staat namelijk op de kalender. Dat was vroeger. Voor dat dat enge virus toesloeg. Geen klassiekers dit voorjaar. Laat staan de Giro d’ Italia, met afstand de allermooiste koers.
Geen rangen en vooral geen standen. De Tour de France is voor het volk. Ook die van 1960, wat tevens een mooi jaar was. In Frankrijk wel te verstaan. De Franse Republiek, aangevoerd door monsieur le president De Gaulle, bij wie enig nationalisme niet vreemd was. ‘Frankrijk kan Frankrijk niet zijn, zonder zijn grandeur’, was één van zijn uitspraken. Dat was wáár.
Afgelopen januari tekende Enzo Leijnse 18 jaar, een contract bij de prestigieuze opleidingsploeg van Sunweb. Een jongensdroom kwam uit. De scouts van Sunweb, een scherp oog voor talent, zien in hem een ongeslepen diamant. Met dank aan de snoeiharde tijdrit die Leijnse in de benen heeft. Zijn optreden tijdens het Europees- én wereldkampioenschap, vorig jaar, zorgde voor de nodige sensatie. Bij de strijd om de wereldtitel tijdrijden, had hij heel lang zicht op de wereldtitel. Om met een paar seconden verschil, uiteindelijk met de zilveren medaille naar huis te gaan.
Piepende remmen. Lucht van verschroeid rubber. Krakende koersfietsen. Het zachte, weemakende geluid van schedels op hard steen. Dan stilte! Onderbroken door gekreun. Geen ploegleider te ontdekken. En het peloton ijlt in de verte door.
Dan was er ook nog Maurice Lavigne, een modale knecht, uitkomend voor een regionale Franse ploeg. Ach gossie, die Maurice, als Lord Wanhoop gesneuveld op boerenlandweggetje. Dat moet die ene anonieme vrouw ook gedacht hebben. Zo’n moedertype overlopend van empathie, die al het leed van de wereld op haar schouders neemt. Madam Anonyme, met zo’n typische jaren-50 haarkapje deed wat ze kon doen.
De iconische jaren zestig, waarin de haan van de revolutie zich schor kraaide. Een decennia van opstand, vrije seks , drugs, babyboomers die zich warm liepen, en woeste meiden die baas in eigen buik wenste te zijn. Neil Armstrong maakte zijn eerste sprongetje op de maan, Martin Luther King mobiliseerde zwart Amerika, en de jongens en meisjes van Provo hielden hun happenings op het Amsterdamse Spui.