Met vijf monumentale wielerklassiekers op je palmares, dan mag je plaats nemen in het rijtje mythologische helden. Jo de Roo had dan ook zijn plekje in deze heldengalerij ingenomen. Ook op een ander vlak blijkt De Roo een levende mythe te zijn. Jan Zomer, auteur van de Wielerexpress, een jaarlijks door Zomer volgeschreven boekje met prachtige wielerverhalen, had daar ooit een staaltje van meegemaakt. Zomer, inmiddels zo’n zestig jaar lang ‘wielerrenner bij overtuiging’, was een paar jaar geleden met z’n vrouw op Mallorca. Racefiets mee, om iedere dag een stukje te fietsen. Tijdens één van deze ritjes komt opeens een ploegje renners hem tegemoet. Hoort hij de ene tegen de ander zeggen: ‘Hé, kijk’, wijzend naar de helmloze Zomer, ‘Dat is vast familie van Jo de Roo’. Jan Zomer beseft dat fietsen zonder helm niet zo slim is. Ondanks alle opmerkingen en commentaar van de ‘gehelmden’, gelooft hij dat wel.
De helmloze Jo de Roo op kop. Foto: Mia van Dongen.
‘Ach het gaat wel. Ik mag niet klagen, want ben er nog steeds’. Dát was het vaste antwoord als je aan Henny Marinus vroeg, hoe het gesteld was met hem. Inderdaad klagen deed Marinus nóóit. Hoewel de hersentumor, al meer dan tien jaar in zijn hoofd, voortwoekerde en hij wél pijn moest hebben. Waarschijnlijk dáárom, voelde hij zijn einde naderen. Vooral op sombere wintermiddagen liet hij dat wel eens terloops merken. Henny aan de grote tafel, omgeven door zijn herinneringen, want stapels foto’s, van zijn overleden vrouw Annie, dochter Monique maar vooral foto’s van zijn illustere wielercarrière. Aan de thee kwamen dan de verhalen los, vertelt in prachtig, Jordanese tongval. Ik hing aan zijn lippen. Op zo’n dag, alweer drie jaar geleden nam Henny mij mee naar zijn fietsbox onder zijn woning. Bij binnenkomst viel de mond open. Het was duidelijk dat déze plek, voor Marinus van grote betekenis was. Voor de Kleine Kampioen uit de Jordaan was het een sacrale plek. De muren en plafonds, hélemaal bedekt met de gekleurde, met tekst bedrukte overwinningslinten, door hem gewonnen bij de talloze baan- en wegkoersen. En op een tafeltje lag zijn grootste, door hem gekoesterde relikwie, want zijn inmiddels iconische stayershelm, voorzien van witte band. Henny Marinus maakte zich zorgen wat dáár, allemaal mee zou gebeuren als hij definitief de ogen sloot. Of ik daar niet voor wilde zorgen. Of zijn schat asjeblieft in goede handen terecht kwam. Ik beloofde dat plechtig. Met zichtbare emotionele pijn nam de voormalige stayerskampioen afscheid van zijn innig geliefde memorabilia. Waarmee voor hem een groots hoofdstuk uit zijn leven werd afgesloten. Gisteren, acht maanden na zijn overlijden, werd de belofte ingelost. Annemarie de Wildt, conservator van het prachtige Amsterdam Museum, gevestigd in de Kalverstraat nam blij Henny’s helm én linten in ontvangst. Waarbij, door mij ook de toezegging werd gedaan dat Marinus´ stayersfiets ter zijner tijd ook richting Amsterdam Museum gaat.
Annemarie de Wildt, helemaal bijgepraat over Henny Marinus, verzekerde dat deze niet anoniem in het depot verdwijnen. Het museum heeft plannen om een grote expositie aan de vroegere Jordaan te wijden waarbij alle aspecten van deze, ooit volksbuurt worden behandeld. Ook de sportieve, zoals die van Henny Marinus. Het kán niet anders, dat die ‘ouwe’, zoals ik hem altijd noemde, vanuit de Grote Stayershemel goedkeurend zat te knikken.
En dan het volgende Mochten er lezers zijn in het bezit van historische sport-, of wielererfgoed, schenk dat nóóit, maar dan ook nóóit aan een zogenaamd wielermuseum. Die laatste zijn namelijk privéverzamelingen, waar zo’n eigenaar over kan wikken en beschikken. Dat dit soort ‘musea’ commercieel gezien, ten dode zijn opgeschreven, want gaan per definitie failliet, is een sinistere bijkomstigheid. Een treurig voorbeeld is het zogenaamde wielermuseum van Zaankanter Gerrie Hulsing, genaamd ‘Stichting Nationaal Wielermuseum´. Een betrouwbare naam die de lading totáál niet dekt. Er is namelijk géén museum. En dat zal er ook nooit komen. Ondanks dát, weet Hulsing, jarenlang de illusie op te houden dat zijn museum een bestaand fenomeen is. Enfin, Marco Knippen, onderzoeksjournalist van het Noord-Hollands Dagblad maakte van deze hersenspinsel, met een verhaal over twee pagina’s, gehakt van. Ook auteur Jan Zomer, in samenwerking met Hans Middelveld, lieten, op facebook, hun lichten over Hulsings museum schijnen, waarbij het verbaal ruig aan toe ging. Kortom, schenk eventuele wielererfgoed aan een bestaand museum.
Diep in de middag. Het is kil, somber, mistflarden hangen rond de heuvels. In de verte flitst onweer. Ergens luidt een kerkklok. Geen mens, dier of auto te bekennen. De gebruikelijke blaffende hond ontbreekt. De Apennijnen als een perfect decor van een Draculafilm. Na een zoektocht van enkele uren wordt Castellania bereikt, een boerendorp, hooguit enkele honderden inwoners, hoog weggestopt in de Apennijnen. Vraag aan een willekeurige wielerkenner wat daar te zoeken is en hij dreunt het antwoord op. Voor de onwetende: het is het dorp waar Fausto Coppi geboren én begraven is. Castellania, geen reet te beleven. Je wil er niet eens dood gevonden worden. Zie het maar als een soort van bedevaart. Een boetedoening. Voor Coppi-adepten maakt dat allemaal niets uit. Die hebben de tocht er graag voor over. Het dorp is één groot museum met maar één onderwerp, Fausto himself. Fausto Coppi, treurig leven, jong gestorven,voor sommigen een cultheld. Marylin Monroe, James Dean, dat niveau dus. Maar dat laten we maar aan labiele sensatienichten over. Voor Stuyfssportverhalen is Coppi, de kampioen onder de kampioenen, want won vijf keer de Giro d’Italia, droeg dertig keer de roze leiderstrui, ging twee keer met een Touroverwinning naar huis, was wereldkampioen, won de grote klassiekers en verbrak het werelduurrecord. De man kende ook een dramatisch leven. Hoe dat precies zat verwijzen wij graag naar de boeken van Jan Zomer, Wout Koster, Martin Ros en vele tientallen andere auteurs. Wij komen voor het ultieme Coppigevoel dat begon in de jaren vijftig bij het openen van een pakje kauwgum mét wielrenplaatje. Trof je Coppi in je Bubblegum dan kon je dag niet meer stuk. Daar is het vermoedelijk mee begonnen. Fausto Coppi als jeugdheld. Met nog twee bochten richting Castellania te gaan zie je boven je Il Campionissimo in volle glorie verschijnen. Tegen de donkere lucht op een electriciteitsgebouw een vijf meter grote foto met een dansende Coppi tegen de flanken van de Izoard. Dat is de overture van wat nog te wachten staat. Het hele dorp blijkt één grote eerbetoon te zijn aan hun aller beroemdste inwoner ooit. Op iedere schuur, blinde muur, of woningen, foto’s uit zijn loopbaan. En niet van dat lullige, benepen gedoe maar afmetingen type billboard. Coppi als jeugdrenner, na zijn werelduurrecord, de Ronde van Italië en zeg het maar: het hangt er allemaal. Dat zijn geboortehuis een museum is dát geloven we wel. Wij gaan voor het grote werk Zijn graf. En dat gaat de grenzen van de verbeelding ruimschoots voorbij. Alsof er een koning ligt begraven. Zoiets kan alleen door een katholieke architect zijn ontworpen. Kolossaal, pompeus en theatraal in omvang, compleet met altaar. Daar achter het graf waar Coppi niet alleen rust. Naast hem ligt zijn broer Serge, ook wielrenner, en net zo ellendig en jong aan zijn einde gekomen. Kwam om bij een valpartij in de ronde van Piemonte, negen jaar voor zijn broer. Maar wij komen voor Fausto en staan als enige aan diens graf. Enkele meters naast het grafmonument een kapel. Zonder de gebruikelijke roomse parafernalia. Aan alle muren, van onder tot het plafond relikwieën uit de wielergeschiedenis. Roze-, gele én wereldkampioenshirts van Fausto Coppi maar ook de regenboogtruien van Vittorio Adorni, Francesco Moser, de gele trui van Louis Bobet, kampioenshirts van Gavazzi, Barronchelli en andere voormalige fietshelden, als ode aan de oude meester. Tussen al die wielerschatten ook een kaal, gebutst, oud racestuur. En dat ene lullige stuurtje is het meest ontroerende object. Het zat op de fiets waarmee Serse Coppi de dood vond.
De lettertjes zijn bijna niet te lezen want het kleinste korps was gebruikt, maar voor de wielerliefhebbers kwam het aan als een aardschok. Op pagina twee van de Wieler Express staat het er echt. Na dertig jaar stopt Jan Zomer met zijn Wieler Express, een jaarlijkse uitgave, barstensvol wielerverhalen en foto’s.
Ieder winter volbracht Zomer het onmogelijke want schreef niet alleen zijn boek, met honderdzestig pagina’s, vol, maar verkocht ook nog eens advertenties, was nauw betrokken bij de opmaak, zocht in onontdekte wielerarchieven naar dikwijl onbekende foto’s, en maakte in het hele land maar ook in Vlaanderen, zijn interviews met oud-renners.
‘Het is gedaan’, verzucht Zomer, ergens, in zijn boekje. Helemaal vreemd klonken die woorden niet voor hem. Zijn allergrootste held, Rik van Looy, bezigde, in 1970, dezelfde woorden, maar dan na een criterium in Valkenswaard. Na een profcarrière van meer dan zeventien jaar hing d’n Rik zijn fiets aan de haak.
Oud-renner Jan Zomer, 64 jaar, wielerliefhebber bij uitstek, beschikt over een lyrische pen die hij ook wel eens vlijmscherp ‘sleep’. Wee diegene die het wielrennen probeerde belachelijk te maken. Tv-commentator Maarten Ducrot maar ook een Leo Driessen, worden door de Zwanenburger, in de laatste WE, op een vileine manier aan de kaak gesteld.
Zomer, zelf meer dan veertig jaar actief geweest in het cyclisme heeft in de loop der jaren meer dan honderdvijftig ‘wielermensen’ in zijn boek beschreven. Maar zijn allergrootste held, Rik van Looy,was daar niet bij. Het is bekend dat de Vlamingde pers schuwt en zelden of nooit interviews geeft. Onder de kreet ‘niet geschoten altijd mis’ maar ook dat de ‘De Keizer van Herentals’ dit jaar vijfenzeventig jaar wordt, stuurde Zomer, een paar Wieler Express’ richting Vlaanderen met het verzoek voor een interview. Van Looy stemde toe.
Het resultaat is om te smullen. In meer dan tachtig pagina’s én in een vlotte stijl schrijft Zomer over de carrière vanVan Looy waarbij de foto’s de absolute kers op de taart zijn. Vijftig foto’s, sommigen volkomen onbekend,door Zomerontdekt in obscure verzamelingen, brengen de lezer terug naar de jaren vijftig: de romantische hoogtijdagen van het Vlaams wielerleven.
Die foto’s bestuderen is de geur van het frietkot ruiken,de Trappist, Lambiek en Hoegaarde, in de bierglazen zien schuimen, en kettingen en versnellingsapparaten horen klepperen op de kasseien.
De foto’s én de interviews die Zomer maakte met voormalige knechten en tegenstanders van Van Looy, zorgen bij de lezer voor een aardig tijdsbeeld. Kortom Wieler Express 2009 mag niet ontbreken op het nachtkastje of boekenkast van iedere sportliefhebber. Voor de prijs hoeft men het niet te laten want die is heel prettig: vijf euro.
De WielerExpress, 2009, honderdzestig pagina’s. Verkrijgbaar bij o.a. Ger Bike, Betondorp, Presto, Haarlemmerstaat of anders te bestellen door 8.50 euro over te maken (5 euro plus 3.50 euro verzendkosten) op giro 3330810 t.n.v Jan Zomer, Talmastraat 2. 1161 XW Zwanenburg. Info: www.wielerexpress.nl