Niet Gilbert maar Raphael

Afgelopen week is Gilbert Desmet bijgezet in de Grote Heldengalerij van de wielersport, en terecht. Dat de Vlaming Gilbert-  drieënnegentig jaar geworden  – tijdens  de Tour van 1956- én ’63 twaalf keer het gele tricot draagt kan niet genoeg geroemd worden: en daar zit tevens dé kneep.

Want volgens diverse (wieler)media is  Gilbert Desmet de langst levende gele trui drager. Wat niet klopt! De man die deze eer toe komt is nog steeds Raphael Géminiani die op bijna honderd jarige leeftijd nog steeds onder ons is.

Géminiani afkomstig uit het Zuidfranse Clermont Ferrand is één van die mythische klimgeiten tijdens de fifties en alleen dáárom dé grote held van de jongens van de geboortegolf, met als bijnaam  ‘het grote geweer’, staat twaalf keer aan het vertrek van le grande boucle, staat drie keer op het eindpodium als tweede en derde, wint zeven etappes, de bergtrui én.. daar komt ‘ie, draagt een paar dagen het geel.

Tijdens de etappe Dax-Pau van de Tour 1958 verovert het Geweer de gele tricot om die een dag later weer af te staan. Dat Gem in de tijdrit gehouden op de hellingen van de Ventoux het geel weer opeiste is leuk voor de statistieken.

Nog even over Géminiani die in een interview met le Miroir des Sports een college geeft over zijn dopegebruik. Hij ziet daar geen kwaad in mits het walletje bij het schuurtje blijft, oftewel onder medisch toezicht. Om daar aan toe te voegen dat zonder stimulantia niemand de Tour kan uitrijden, zo zwaar is deze. De hoogbejaarde Tourheld Géminiani brengt zijn laatste dagen door in een rusthuis in le Bruchet een stadje die als eerbetoon de lokale sporthal naar hun illustere inwoner heeft vernoemd.

…enige uren nadat ik deze column had geschreven en gepubliceerd blijkt dat Raphael Geminiani gisteren is overleden. Geminiani is negenennegentig jaar geworden.

Karkas

Het mes werd in de rug gestoken. Een klassieke broedermoord volgde. Jarenlang  oppermachtig in de Tour, die drie keer werd gewonnen.  De veren waren niet aan te slepen om deze in z’n kont te steken. Met als extraatje, brandschone voeten,  met dank aan al die journalistieke hielenlikkers.
Gewezen uitslagen geven geen schriftelijke garantie voor de toekomst. De jaren gingen tellen. Het herstelvermogen haperde. En vertoon als gewezen kampioen  vooral geen moment van zwakte.  De hyena’s staan klaar. De messen worden direct geslepen.
Louis Bobet moet daar ongetwijfeld aan gedacht hebben. Hij Louis, een kampioen op z’n retour. Een gewezen wereldkampioen op de weg, maar nu de dertig jaar ruimschoots gepasseerd. Tussen de jonge honden van de Tour de France 1958, had de oude Bobet het zwaar.
De opmaat voor zijn naderende ondergang kwam tijdens  de tweede etappe Gent-Duinkerken, voerend langs de genadeloze Vlaamse zeekust. Waar Bobet, hangend als een dood vogeltje aan het wiel van zijn voorganger, de lucht uit zijn tube hoorde sissen. Hét sein voor de coyotes om het karkas van de gewezen kampioen aan te vreten.
Op Louis werd niet gewacht. Knechten keken niet naar hem om. Louis mocht het helemaal alleen uitzoeken. Het was ploeg- en landgenoot Roger Walkowiak die zich zijn lot aantrok. De brave Walko, notabene twee jaar eerder winnaar van de Tour stopte, en deed wat hij moreel gezien wel móest doen: hij stond zijn wiel af aan Bobet, die inmiddels de voorpagina’s van de Franse sportbladen had moeten inruilen voor een foto op pagina 12 van de Miroir de Sprint.
Véél te laat, wat natuurlijk een doortrapte truc was, gaf ploegleider Bidot, renners Stablinsky, Privat en Pipilin de order om Bobet terug te brengen in het peloton. Wat niet lukte. Vijftien minuten na het peloton tikte Louis de finish aan. Het werd tevens zijn allerlaatste Tour.

Bron: Miroir de Sprint 1958.

Boulevard der Verdriet

Piepende remmen. Lucht van verschroeid rubber. Krakende koersfietsen. Het zachte, weemakende geluid van schedels op hard steen.  Dan stilte! Onderbroken door gekreun. Geen ploegleider te ontdekken. En het peloton ijlt in de verte door.
Op de Boulevard der Verdriet krijgt ieder zijn deel, en wordt er géén onderscheid gemaakt. Maar wél toevallig dat het altijd de schlemielige knechten betreft.  Giuseppe Fallarini en Maurice Lavigne, broeders in het leed. Fallarini, een  bloedende hoofdwond,  door mannen met alpinopet van het asfalt geschraapt. Giuseppe vierentwintig jaar, afkomstig uit Piëmont, Italië.  Maakte als renner ondermeer reclame voor inmiddels legendarische ploegen als een Molteni, Bottecchia en Ignis-Frejus: voor de originele shirts, zijn hedendaagse verzamelaars bereid  om daar  een nier voor af te staan.
Een wetenschap die  Giuseppe op dat moment gestolen kon worden. Tijdens de zevende etappe van de Tour, anno 1958 had de man andere zorgen. Duizelig en wankelend zocht hij de restanten van zijn Frejusfiets. Het moet een deerniswekkend gezicht zijn geweest om Giuseppe Fallarini, zwaaiend op z’n karretje weg te zien rijden.
Dan was er ook nog Maurice Lavigne, een modale knecht, uitkomend voor een regionale Franse ploeg. Ach gossie, die Maurice, als Lord Wanhoop gesneuveld op boerenlandweggetje.  Dat moet die ene anonieme vrouw ook gedacht hebben. Zo’n moedertype overlopend van empathie, die al het leed van de wereld op haar schouders neemt. Madam Anonyme, met zo’n  typische jaren-50 haarkapje deed wat ze kon doen.
’Ach jongen toch, heb je zoveel pijn…’?, lispelde ze ongetwijfeld haar troostende woordjes. Waarbij ze natuurlijk aan de moeder van Maurice moest denken.
Maurice Lavigne en Giuseppe Fallarini , twee onbekende knechten wiens namen voortleven in de  bijschriften van twee wondermooie foto’s gepubliceerd in de Miroir de Sprint 1958. Jongens die evengoed hun kleine deel uit de wielerkoek wisten te peuzelen.
Giuseppe acht jaar prof, won acht koersen. Maurice Lavigne had het na drie jaar met zes gewonnen koersen wel bekeken. Dat de Engelsman Brian Robinson de etappe won is ter kennisgeving. Aardiger is dat Maurice Lavigne drie jaar geleden, op zevenentachtig jarige leeftijd zijn laatste adem uitstootte.
Iets waar Giuseppe Fallarini nog niet aan toe is. De man is met zijn zesentachtig jaar nog steeds onder ons.