Wurgen

Antonin Magne, met rechts René Vietto.

In de koers is het begrip ‘flikken’, tot een soort wetenschap verheven. Daar kwam René Vietto ook achter. Vietto werd tijdens de Tour van 1934, op een schandalige manier geflikt door z’n ploegleider én kopman Antonin Magné. Eerst even vertellen over René Vietto, die op twintigjarige leeftijd in de slangenkuil van het betaalde cyclisme werd gesmeten. Wat op zo’n jonge leeftijd, een  misdaad op zich is. Véél erger was, dat dat onvolgroeide jochie, ook opgesteld werd in de Franse nationale ploeg voor die genoemde Tour. De verantwoordelijke hiervoor, dienen alsnog postuum gegeseld te worden.  

René Vietto dus, een door God geschonken klimtalent, die tijdens die genoemde Tour, onbekommerd en speels over het hooggebergte dwarrelde. Het Franse klimwondertje won twee bergetappes. Tijdens de vijftiende etappe, met de gele trui virtueel om de magere schoudertjes, en vér voor het peloton uit, sloeg het noodlot toe. Tijdens een afdaling, kreeg René van zijn ploegleider het bevel z’n voorwiel af te staan, aan kopman Magne. De laatste was gevallen, waarbij zijn wiel brak. Snikkend van machteloos verdriet om zoveel onrecht kon René, meer dan vijftien minuten wachten op de materiaalwagen. Waarmee z’n winst op een touroverwinning verdampte.

Met die Tourzege ging Magné er wél van door. Als troostprijs won René het bergklassement, een prijs voor de kat z’n ‘derde oog’, en door iedereen al lang en breed vergeten. Want volgens de staalharde wetten van het cyclisme, mag je alleen een plekje in de wielergeschiedenis innemen met een Touroverwinning. Magne maakte wel zijn krasje in de Tourhistorie, en werd als winnaar van editie 1934 gehuldigd in het Parijse Parc des Princes. Waarbij hij als een gebrade haan, mét overwinningsbloemen, zijn ererondje reed.

René Vietto, die nóóit meer een kans kreeg op een Tourzege, mocht hem daarbij vergezellen. Een beetje kerel had dat nooit gepikt, sterker, die had die verdomde Magne ter plekke gewurgd, het liefst met die bos bloemen. Om vervolgens die ploegleider met een pomp de schedel in te rammen. Maar tsja, dát was en is, de mores van de koers, waar niets is wat het lijkt…

Bron: Le Miroir de Sports jaargang 1934.

Legendarische knokpartijen

Verhalen met broers in de hoofdrol.  De gebroeders  Grimm wisten daar wel raad mee. De sprookjes van de broertjes Grimm,  garantie op horror,  waar bij het bloed tussen de alinea’s door sijpelt. Verhalen  met onheilspellende titels als De Roetzwarte Broer van de Duivel, of anders het sprookje, De Twaalf Broers.

Dat laatste, verhaald over een  koning en een koningin met twaalf kinderen. Allemaal zoons.  ‘Als het dertiende kind komt en het is een meisje, dan moeten de twaalf jongens sterven’, zo sprak de koning tegen zijn gemalin. Hij liet vervolgens twaalf doodskisten timmeren…’ Dat soort verhalen dus. Altijd leuk om vóór het slapen, aan de kleintjes voor te lezen.

Met wielrennende broers, liggen de verhalen óók voor het oprapen. Verhalen waarbij psychiaters begrijpend staan te knikken. Story’s met ouders,  balancerend op een dun pedagogisch koord. Prijs je de ene zoon iéts meer de hemel in, dan slaat het monster van de jaloezie toe.

Oóit,  héél lang geleden, om maar in de juiste sprookjessfeer te blijven, maakten twee Amsterdamse broers de amateurkoersen onveilig. Alle twee begenadigde renners, die elkaar hielpen in de koers. Won de één niet, dan was het wél z’n broer.  Totdat de  vader die ene kapitale fout maakte. De man stak de oudste zoon telkens een veer in z’n gat, waarbij de jongste zoon werd overgeslagen. Het startsein voor hommeles. Van samenwerking tijdens de koers was geen sprake meer.

De fietsende broertjes zaten, vooral in de Amsterdamse straatrondjes elkaar dwars. Met legendarische, vechtpartijen, en plein public, na afloop, waar de broers elkaar te lijf gingen. Zestig jaar na dato, wordt in Amsterdamse wielerkringen daar nóg over gesproken. Dat de broers, de rest van hun hele lange leven gebrouilleerd  waren, is ter kennisgeving.

Of het met de Franse broers Magné ook zó aan toe ging is twijfelachtig. Ieder geval niet tijdens de Ronde van Frankrijk 1931. Waar tijdens de elfde etappe Perpignan-Montpellier, Antonin Magne, drager van de gele trui, werd verrast werd door zijn toekijkende broer Pierre, ook op de fiets.  De   hartstochtelijke begroeting van de broers Magne was er één uit het boekje ‘Ware Broederliefde’.  Een sprookje waar de jongens van Grimm nooit opgekomen waren.

Bron: Le Miroir des Sports, jaargang 1931.

Waarom ik?

In het zweet des aanschijn zult Gij Uw brood verdienen. Of de man Bijbelvast was, is niet bekend. Wél dat hij af zat te zien in het kwadraat. Het was lijden, mooi van lelijkheid.  In een  decor van slijk, viezigheid, los steenslag, overgoten met regen.
Een modderpad, als een kerf  uitgesneden op de coll d’ Aubisque, die als een puntje in de regenwolken verdwijnt.  De tijden van de sierlijke Colombiaanse klimkoningen, die heupwiegend, trippelend, met zonnebrillen als filmsterren op een hightechfietsje zo’n berg opvlogen, dat kwam in 1932 alleen voor in proefschriften van knotsgekke geleerden. Tijdens de Tour de France 1932, deed André Leducq het noodgedwongen, op een loodzwaar karretje met maar één versnelling.
Leducq, aluminium bidon met koffie, cognac, een paar geklutste eieren en een snuifje coke, oogde als een lijk dat omhoog getakeld werd. Stampend en stumperend over het modderige geitenpad. De blik naar beneden gericht. Omhoog de berg opkijken  gaf suïcidale neigingen. Anders deed het wel het moraal, dat rare wielerbegrip, wegsmelten. De etappe Pau-Luchon met ondermeer de gevreesde Tourmalet én de coll d’ Aubisque,  over 229  kilometer. Waar Leducq,  als niet klimmer urenlang met de Heer zat te praten. ‘Waarom ik Heer’, waar heb ik deze pijn aan verdiend’, flitste het door zijn hoofd? ‘Omdat jij de gele trui moet verdedigen sukkel’,  hoorde Leducq in een trance.
Op het moment dat de Fransman zich afvroeg  of hij écht een antwoord van Hem had gehoord, staat die Antonin Magne, Tourwinnaar van het jaar daarvoor, aan de kant van het pad.  ‘Allé André, je bent bijna boven’, loog Magne al rennend, die al lang blij was dat deze beker dat jaar aan hem voor bij ging.
Enfin, de Heer én de aanmoedigingen van Magne, ten spijt,  André Leducq won evengoed de Tour de France 1932.

Bron: Le Miroir des Sports, jaargang 1932.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: