Misdienaar

Ach, kijk hem nou staan in zijn gangmakerskloffie. Rare helm, en ‘n zwart leren pak, als een leatherboy avant la lettre. Leon Didier, gangmaker uit professie. Een man die weet hoe de hazen lopen, en hoe je een fijne intrige in elkaar steekt. Dat er een  gloed van verraad en bedrog in z´n ogen smeult, is mooi meegenomen. En zo hoort het. Gangmakers met het uiterlijk van een lieve misdienaar, waar mijnheer pastoor lekkere gevoelens bij krijgt, daar hebben wij niks aan, laat staan z’n renner. Een beetje gangmaker moet in staat zijn, z’n moeder te verhandelen aan het lokale bordeel.

En dan is er ook nog die man in die oubollige ochtendjas. Dat is  dus Georges Paillards, die oogt als die boven genoemde misdienaar. Maar vergissen jullie niet in Georges.  In Georges’ prijzenkast hangt op dát moment al een regenboogtrui, gewonnen in 1929. Om wereldkampioen bij de profstayers te worden, daar komt meer bij kijken als alleen maar de conditie van een besnorde pornoacteur, die twintig keer per opname moeiteloos aan de bak kan.  Laten we zeggen dat Georges voor zijn titel ‘in de slag zat’, wat een eufemisme is voor duistere zaken.

Maar terug naar de Grote Prijs van Parijs anno 1930, waar deze foto geschoten werd. Om precies te zijn naar het middenterrein van de lokale Buffalobaan. Schrijver dezes weet bij God niet, wie deze koers won, wat ook niet interessant is. Hem gaat het alleen om die foto, die een onheilspellende lading heeft. Niet voor Georgie,  want die prolongeerde  twee jaar na deze foto zijn wereldtitel. In Rome waar Mussolini en zijn zwarthemden aan het warmlopen waren, werd Georges wereldkampioen achter de zware motor. En niet achter de rug van Didier.   

De laatste lag inmiddels al een jaar in zijn graf bij te komen. En nee, voor Leon geen heldendood op de wielerbaan. Leon blies zijn laatste adem uit, – voor zover dat nog kon –  in een ziekenhuisbed. Leon stierf aan een longontsteking en werd vijftig jaar. Georges Paillards kende meer geluk. De man trok in 1998, op drieënnegentigjarige leeftijd naar een betere wereld.

Bron: Le Miroir des Sports 1930.

Overtreffende trap

Andrea Carrea, een tot slaaf gemaakte Italiaan.  Of, zoals het in het Italiaans zo mooi klinkt, gregario, een  waterdrager voor zijn kopman. Als profrenner had Andrea zijn knokige lijf, volledig in dienst gesteld van Fausto Coppi, die in het Italië van de jaren vijftig een  treetje lager stond dan de Here zelve. Welke gelovigen Italiaan wil die nou niet dienen? Of Andrea daar mee zat?  Waarschijnlijk niet. De man wist niet beter.

Opgegroeid in het feodale Italië van vóór de oorlog, waar de mores werd bepaald door Mussolini én de Roomse Kerk. Doe maar wat je opgedragen wordt jongen, en wijk vooral niet van de geestelijk uitgezette paden af. En als zo’n jongen tóch ontsnapt was aan de aandacht van mijnheer pastoor en de plaatselijke fascistenleider, dan was er nog altijd zijn moeder. Zo’n dominant Italiaans wijf, waar filmmaker Federico Fellini in z’n films, een patent op had.

Geestelijk getormenteerd en geconditioneerd, werd zo’n  jongen  later dé ideale wielerknecht, waarvan Andrea de overtreffende trap van was. De anekdotes over Andrea’s onderdanigheid jegens Coppi, is stuitend maar ook weer wel fascinerend. Dat Andrea tijdens de Tour van 1952, onverwacht de gele trui pakte, en dezelfde avond huilend bij Coppi zijn excuus daarover maakte, behoort tot de klassiekers in de wielerverhalen.   

Andrea Carrera’s onderdanigheid – waarvan de superlatieven over elkaar heen buitelen, – valt samen in die ene prachtige foto, ooit geschoten tijdens de Giro d’Italia.  Fausto Coppi gevallen, met als resultaat een krom voorwiel.  Voor Coppi geen probleem. Z’n hondstrouwe helper Carrea was er als de kippen bij om zijn voorwiel aan Il Campionissimo af te staan.  Met het peloton ijlend uit het zicht, en nagekeken door Andrea Carrea. Bij de laatste spatte de tragiek, wanhoop en eenzaamheid uit diens ogen.

Andrea Carrea, tien jaar profrenner, met vijf gewonnen koersen en één gele trui in z’n kledingkast, trok op achtentachtigjarige leeftijd ter hemel. Waar hij ongetwijfeld blij ontvangen werd, door de Grote Kopman himselve.

Peter R.

Moord, doodslag, bedrog en dope. Dé ingrediënten voor een goed wielerverhaal. Dat Ottavio Bottecchia in 1924 en een jaar later de Tour won is aardig voor de statistieken. Dat de man bovendien ook nog eens dertig gele truien mee nam naar zijn dorp Friuli, Italië, dat was leuk voor hem. Maar dat Ottavio op een gewelddadige en geheimzinnige manier aan zijn einde kwam, dát bezorgde hem pas een plekje in de eeuwige cultgalerij.
Er gaat geen Tourstart voorbij, zonder dat Ottavio’s dood gememoreerd wordt. Wat geheimzinnigheid betreft, mocht die er wél zijn. Tot op de dag van vandaag is zijn dood nooit opgehelderd. En dat is maar goed ook. Stel je voor dat het een zogenaamde cold case gaat worden. Of nog véél erger, dat die Peter R. de Vries zich er mee gaat bemoeien. Je moet er toch niet aan denken. Deze moord mag namelijk nóóit opgelost worden. Want daarmee beroof je niet alleen een prachtige wielerlegende, maar ook Ottavio’s cultstatus.
Hoe de crimesetting van zijn dood was, dát behoort tot de algemene wielerkennis. En voor degene pas lid van de heilige wielerkerk: in juni 1927, tijdens een trainingstochtje kwam Ottavio niet meer thuis. Niet ver van zijn huis werd de voormalige Tourwinnaar in een wijngaard gevonden, met een ingeslagen schedel. Zijn fiets stond keurig tegen een boom geparkeerd.
Waarmee tot de dag van vandaag de vraag gesteld is wie de dader was. Tevens de aftrap voor de toenmalige complotgekkie’s met hun wilde theorieën. Zo werd Ottavio’s schedel ingeslagen door de fascisten van Mussolini. Ottavio, een vurig socialist wat hij ook liet merken. Ook meldde zich die ene ouwe boer, een streekgenoot van Ottavio. De man lag op sterven, voelde zijn einde naderen.
Hét sein om de pastoor te laten komen. En laat die boer, tijdens z’n biecht de pastoor nou toevertrouwen dat hij Ottavio Bottecchia gedood had. De man, eigenaar van het plaats delict want die wijngaard, had Bottecchia betrapt bij het stelen van druiven, en had vervolgens een steen naar zijn hoofd gegooid…
Dan is het 1973, als het stripalbum Heldenepos van de Ronde van Frankrijk verschijnt, getekend door de gereputeerde Yves Duval. De laatste duidelijk geen wielerkenner, gaf aan het ‘verhaal Ottavio’ zijn eigen draai. Duval, duidelijk een man van het betere horrorgenre liet Bottecchia sterven met een hooivork in z’n borst gestoken. Buitengewoon eng is de cartoon van de biecht. Een pastoor met een gulzige, hongerige blik, die vanuit  het donker spookachtig opduikt. In zijn hand een lichtgevend kruis. Dat gun je geen mens, zelfs een moordenaar niet…

Bron: Le Miroir des Sports jaargang 1925, Foto: Botteccia arriveert als eerste op de col de I’Izoard.

Bombardement en Mussolini kregen Piet op de knieën

pietvanderveerAlles was hem ontnomen, weggeglipt door z’n eeltige knuisten. Zijn roem ingehaald door de tijd en z’n kapitaal verdampt. Dat laatste hadden de moffen wel voor gezorgd. Piet van der Veer, ooit één van de beste zwaargewichten in Europa bezat, vlak na de Tweede Wereldoorlog niets meer. De voormalige vuistvechter was geestelijk geknakt.  Piet, zwaargewichtbokser om den broden. Stond meer dan vijftien jaar in de ring en behoorde in het interbellum tot de bekende Nederlanders.  Voor hém liep zelfs heel Milaan uit. Piet van der Veer, uit Rotterdam,  als jochie begonnen bij zijn oom in de hoefsmederij, waar aan het hete vuur en aambeeld het lijf gestaald werd.
Voor Pietje, groot, sterk, geen voetballoopbaan bij Feyenoord of Sparta. Piet deed het enige dat je met zo’n lijf kon en moest doen: hij werd bokser. En geen slechte. De voormalige hoefsmid was tussen 1919 en 1933 ongeslagen kampioen van Nederland. Rotterdamse Piet vocht zich omhoog tot de Europese top. Piet, wist zelf niet hoe sterk hij wel was. De man, behept met een minderwaardigheidscomplex zo groot als de Willemsbrug, had goud in zijn vuisten. Maar op de beslissende momenten  liet zijn lef hem in de steek. Kansen genoeg gehad. Amerika lonkte voor hem, maar Piet had  niet de moed om zijn geliefde Rotterdam in de steek te laten. Waarom zou hij ook? De zwaargewicht kreeg in het ‘oude continent’ kansen genoeg. Zoals in het voorjaar van 1923.pietvanderveerkop
Piet van der Veer ging voor een smak geld om de Europese titel  knokken. Tegenstander  Erminio Spalla en het gevecht, over twintig ronden,  was afgesloten in Milaan. Het spektakel  vond in alles behalve een achterafzaaltje plaats. Nadat Van der Veer gecontracteerd was, liep het storm op de toegangskaarten. Meer dan vijftigduizend kaartjes tussen de vijf- en vijfhonderd lire waren binnen een dag verkocht. Piet van der Veer, de Rotterdamse reus, was allesbehalve een ‘weggooier’. Boksminnend Italië sidderde. De voormalige smid afkomstig uit het land van dominees en kruideniers, moet raar opgekeken hebben in Milaan, waar met Latijnse hartstocht reclame gemaakt werd voor het komende gevecht. In alle winkels en op billboards stond het konterfeitsel van Piet. Om Spalla, een sergeant in het fascistenleger, te steunen kregen boksliefhebbers vanuit de provincie veertig procent korting op hun treinkaartje.  De  Italiaanse koning, niet bij het gevecht aanwezig,  liet zich niet alleen iedere ronde op de hoogte houden maar liet zich wel vertegenwoordigen door zijn zoon.
pietvanderveerspaVan der Veer versus Spalla. Goed voor een uitverkocht stadion met aan de ring prinsen, ministers maar ook minister-president én fascistenleider Benito Mussolini. De laatste, in gezelschap van zijn zwarthemden, gaf ongetwijfeld de doorslag voor de komende nederlaag van Piet van der Veer.
Het gevecht waarin Van der Veer op punten voor stond, werd uiteindelijk door een  dubieuze beslissing van de Belgische scheidsrechter beslist in het voordeel van Spalla. Volgens de journalist van de NRC was de scheids duidelijk  ‘onder de indruk van de blikken van Mussolini’. Van der Veer, eenmaal zijn bokshandschoenen opgehangen aan de muur had  zijn zwaar bevochten centjes belegd in een kroeg op het Pijnackerplein, waar hij tot lengte van dagen onbekommerd oud had kunnen worden. Maar daar staken de moffen in de meidagen van 1940  een Duits stokje voor. Tijdens het bombardement ging de kroeg van Piet in het inferno ten onder. Geknakt en verbitterd stierf de voormalige Rotterdamse held in 1947 op tweeënvijftigjarige leeftijd.
Foto 1: Milaan 1923, het duel tussen Van der Veer, links en Spalla om de Europese titel. Foto 2: Van der Veer.

Bron: onder andere NRC jaargang 1923, Sportief jaargang 1947.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: