Florence Nightingale dus, de vrouw die de gewonde soldaten verpleegde tijdens de Krimoorlog. Florence, ook wel de ‘dame met de lamp’ genoemd, want doolde ’s nachts door de pikdonkere ziekenbarrakken met een olielamp, waarmee ze ongetwijfeld ijlende soldaten de stuipen mee op het lijf jaagde, die Flo aanzagen voor de doodsengel. Evengoed gleed Florence de geschiedenis in, als hét symbool van de ziekenverpleging.
Dat er op de wielerbanen van vóór de Eerste Wereldoorlog een Florence Nightingalesyndroom heerste, is hoogstwaarschijnlijk. Renners die ten val kwamen, werden zwaar gewond van de baan geschraapt, en naar het middenterrein gesleurd. Hoe de behandeling van de aanwezige baanarts was, daar moeten we maar niet aan denken. Daar word je als renner hard van, zal wel de mores zijn geweest. Gelijk hadden de verzorgers en soigneurs van de belle epoque. Wat dát betreft, zal Gus Lawson zich zelf wel eens vertwijfeld afgevraagd hebben, waarom hij niet koos voor een carrière aan de biljarttafel, of een andere ongevaarlijke sport. Waarom moest hij uitgerekend op die dag, in het parc des Princes van het Parijs van 1904, op een gangmaakmotor zijn rondjes rijden. Gus een Amerikaan, wist dat eigenlijk ook niet. Maakt ook niks uit. Met renner Walthour achter zijn rug, crashte Gussie met zo’n tachtig kilometer op de teller.
Ook voor Gus werd geen uitzondering gemaakt, en onderging de sleepbehandeling al lijdend. De wielerbaan van het Parc des Princes waar het niet écht pluis was. Een jaar eerder verongelukte de Amerikaanse stayer George Leander daar dodelijk. En een maand na Gus, sloeg Tommy Hal bijna te pletter. Tommy, stayer afkomstig uit Londen kreeg tijdens de race een klapband. Met wat later bleek, zware inwendige kneuzingen werd Tommy weggedragen. Negen jaar later, tijdens de Grote Prijs van Keulen verongelukte Gus Lawson uiteindelijk dodelijk.
Bron: La Vie au Grand Air jaargang 1904,






De doodsoorzaak? Het materiaal. Stayersbanden die bij hoge snelheden ontplofte. Voorvorken die spontaan braken. En vooral het stuur, ook een belangrijke hemelbezorger. En het kon nog enger. De loodzware gangmaakmotor, die met twee man amper in bedwang te houden waren. Ging de snelheid boven de tachtig kilometer dan was het op de wielerbanen code rood. Waren de bochten té steil dan wel te vlak, dan werd het echt link. Dan kwam het begrip ‘middelpunt vliedende kracht’ in werking. Motoren vlogen zomaar tussen het publiek, zoals op de wielerbaan van de Botanische Garden in het Berlijn van 1909, waar negen Berlijners nooit meer thuis kwamen. Sla de archieven open en de schrik slaat om het hart.
Vierentwintig lange uren, jakkeren achter een dernymotor. Dat is een garantie voor een plekje reserveren op de hartbewaking. Een aanslag op de gezondheid. Helemáál voor een man van vierenzestig jaar. Waar ga je aan beginnen? Maar wat kan Maas van Beek dat allemaal schelen. Ondanks alle waarschuwingen doet die toch waar hij zin in heeft. Of dat wél zo verstandig is…?
Overigens, Maas’ aanval op dat etmaalrecord is niet uniek. Wel nee! In 1906 werd dat al eens geflikt. Om precies te zijn in het Parijse Velodrome d’ Hiver. Waar op twaalf maart van dat jaar, het startschot viel voor een stayerskoers over een vierentwintig uur. Deelnemers, Henry Contenet, Emile Bouhours en Thuur Vanderstuyft. Winnaar werd de toen als stokoud beschouwde, zesendertigjarige Bouhours.
De Europese wielerbanen anno 1901, waar een lullig, ééncilinder gangmaakmotortje zijn opwachting maakte. Een motor die amper de zestig kilometer aan tikte. Of dat evengoed een veilige snelheid was? Nee! Dat de gangmaker, vér achter zijn achterwiel zat, was al bloedlink. Spontane zenuwtrekjes had de renner moeten krijgen bij het feit dat vóór op het stuur, een blok ijzer was geplaatst om de motor in evenwicht te houden.
Een jaar later raasde de Franse stayer Charles Brécy achter Bertin, toen de voorvork diens motor brak. Charles Brécy werd 31 jaar. Met Jean Bertin liep het trouwens ook niet prettig af. In 1912 knutselde de Parijzenaar een vliegtuigje in elkaar. Of Bertin, op het moment van neerstorten dacht aan Dangla en Brécy is niet zéker. Wél dat Bertin 35 jaar werd.
Pioniers waren het. Jongens, zonder énig benul van gevaar of veiligheid. Voor dat ze dát besefte, waren al tientallen van hen dodelijk verongelukt. Dat stayers tijdens de Belle Epoque regelmatig langs een vers gedolven graf scheerden, laat bijgevoegde foto van George Leander, onbedoeld zien.