De Europese wielerbanen anno 1901, waar een lullig, ééncilinder gangmaakmotortje zijn opwachting maakte. Een motor die amper de zestig kilometer aan tikte. Of dat evengoed een veilige snelheid was? Nee! Dat de gangmaker, vér achter zijn achterwiel zat, was al bloedlink. Spontane zenuwtrekjes had de renner moeten krijgen bij het feit dat vóór op het stuur, een blok ijzer was geplaatst om de motor in evenwicht te houden.
Ondanks de gevarenzone zag César Simar wel mogelijkheden. Om meer in de zuiging van de motor te zitten liet de man, afkomstig uit Lille, een fietsje bouwen waarbij zijn héle lijf boven het voorwieltje zat. Het was stayeren in de twilightzone, waar ‘gene zijde’ nooit ver weg was, want geremd werd door met het hoofd tegen de rug van de gangmaker aan te rijden. Hoe dat ging tijdens een koers met meerdere renners, én op een kleine wielerbaan, moeten we maar niet aan denken.
César Simar, met een verdienstelijke uitslagenlijst, bij elkaar gereden op obscure wielerbanen in Buenos-Aires, New York, én de Parijse banen, werd goed genoeg gevonden voor een serie contracten op de Duitse wielerbanen, de Premier League van het toenmalige stayeren. Vanaf 1905 tot 1910 werkte Simar in Duitsland een serie contracten af. Simar, winnaar van onder meer de Grote Prijs van Dresden en de Grote Prijs vom Rhein, gehouden in Keulen. In vijf seizoenen werd dertien grote koersen gewonnen, waarbij hij ruim negenendertigduizend goudmark op zijn bankrekening mocht bij schrijven. Maar de grote doorbraak bleef voor César uit. De man leed aan een slepende astma waar hij uiteindelijk op vijfenvijftig jarige leeftijd aan overleed.
César Simar, op de foto achter gangmaker Bertin, een man met een duistere, gekwelde blik, die ondanks dát, voor het grote avontuur ging. Na een jaar met Simar, verruilde Bertin zijn één cilindermotortje om voor een zogenaamde motortandem, een monster op twee wielen. Bertin stelde zijn kunsten in dienst van stayer Paul Dangla. De laatste beelden op Paul’s netvlies op dit ondermaanse, was de rug van Bertin. Een paar seconden later verongelukte hij dodelijk, wat gebeurde tijdens de Golden Rad van Magdeburg in 1903.
Een jaar later raasde de Franse stayer Charles Brécy achter Bertin, toen de voorvork diens motor brak. Charles Brécy werd 31 jaar. Met Jean Bertin liep het trouwens ook niet prettig af. In 1912 knutselde de Parijzenaar een vliegtuigje in elkaar. Of Bertin, op het moment van neerstorten dacht aan Dangla en Brécy is niet zéker. Wél dat Bertin 35 jaar werd.
Foto: Bertin verruilde zijn één cilindermotor om voor de loodzware motortandem. Links stuurman Sigonand, daarnaast stayer Paul Guignard, die niet veel later de honderd kilometer afraasde in een uur: een werelduurrecord. Helemaal rechts Bertin. Tussen hen in Bertin senior.
Bron: Radwelt jaargangen 1905 tot 1910, La Vie au Grande Air jaargang 1903.
Geef een reactie