Ansichtkaart

Collectief in slaap gesukkeld, door het ritmische getrippel van paardenhoeven, met bijbehorend geratel van de koetsen. De negentiende eeuw, stoffige tijd van vertrutting. Om rond negentienhonderd met één klap ruw wakker te worden. De eerste gangmaakmotor had zijn  opwachting gemaakt. In Duitsland ging het hek van de dam. De Mof, altijd tuk op strijd, het liefst waarbij ‘de dood’ nooit ver weg is.
Heinz, Karl, en Fritz  kwamen  aan hun trekken. Tijdens de belle epoque balanceerde stayers, en gangmakers, op het levenskoord, want verongelukte  met een verontrustende regelmaat, waarbij, als  extra dimensie, er regelmatig  een  gangmaakmotor tussen de volgepakte  tribunes vloog. Evengoed  waren de zestig Duitse wielerbanen ieder weekend mudjevol.
Jonge stayers, waren niet levensmoe. Want voor een medaille werd lijf en leden niet op het spel gezet. Een flinke zak goudmarken stond daar tegenover.  Een verlokking voor  eenvoudige jochies, afkomstig uit de stegen van Berlijn of anders uit de Hans en Grietjedorpjes.
De animo om achter zware motoren te koersen, was groot. Zo groot, dat er in Duitsland drie klassen werden ingesteld, de a- en b-klasse, met daarboven de extraklasse.
Alle waar voor z’n geld, zoals die ene  kruidenier dacht, toen die bij het afwegen z’n hand op de weegschaal liet rusten.  Ook in Duitsland. Waar op de 25e augustus 1907,  in Düsseldorf, de Grossen Somerpreis werd gehouden, een stayerskoers over honderd kilometer.
 Overvolle tribunes. Tienduizenden Düsseldorfers op de harde, houten banken. Op het middenterrein, vier rijen dik. Aan de startlijn 
Adolf Schulze,  Arthur Stellbrink, Willy Pongs,  Heini Böhme, én de altijd verbijsterd uit z’n ogen kijkende, Kurt Rösenlocher.
En godzijdank óók, die ene, onbekende  fotograaf. Want zeg nou zelf, wát een práchtige foto schoot de man:  uitgegeven als ansichtkaart. De ontvangers ontwaarden renners, met strakke, angstige koppen. Daartussen, de baandirecteur én  managers, die schaamteloos hun publicitaire graantje meepikte, terwijl de Grosse Sommerpreis maar een b-koers was. Want op die vijfentwintigste augustus van dat goddelijke jaar 1907, werd op de wielerbaan Steglitz,  de Grosse Preis Berlin, verreden met onder meer Guignard, Robl en Dickentman,  renners uit  de horse categorie.
En ik hoor jullie al denken:  wie van de die  renners op de foto zijn verongelukt. Niemand, wat uitzonderlijk was.  Alhoewel… Adolf Schulze sneuvelde in 1918, aan het Westfront en Fritz Stellbrink werd later, tijdens een training achter de zware motor, zwaar gewond voor de poorten van de hel weggesleept.

Bron: Radwelt jaargang 1907.

Allerzielen

Necrofielen sluipen met een ‘harde’, over het kerkhof. Nabestaanden steken een kaarsje voor hun overleden geliefden op. En priesters murmelen het dodengebed.
2 November Allerzielen, altijd fijne tijd voor occultisten en ander soort liefhebbers van ‘gene zijde’. Stuyfssportverhalen doet ook even mee en rukte op het kerkhof van Heerdt, Duitsland zomaar een naam van een grafzerk: Jozef Schwarzer!
Jozef dus, bijgenaamd Sepp, van beroep mecanicien. De laatste nam begin negentienhonderd  zijn plekje in, op de petroleumtandem, een gangmaakmotor waar het voor een renner, alles behalve fijn was om daar achter te vertoeven. De  hedendaagse Onderzoeksraad voor Veiligheid bestond  nog niet want anders was dat gevaarte nooit op de wielerbaan verschenen. De petroleumtandem, een monster op twee wielen door twee man amper in bedwang gehouden, fungeerde als dodelijke gangmaakmotor. Spektakel gegarandeerd. Wat dát betreft kwam men ruim een eeuw geleden niets tekort. Met verontrustende regelmaat verongelukte óf de renner, dan wel de gangmaker.
Enfin, kort te houden, begin 1907 had Sepp de petroleumtandem wel gezien. Sepp ging op eigen benen staan. De man kocht een gangmaakmotor want een zogenaamde éénzitter en engageerde de Amerikaanse stayer Louis Mettling. Louis en Sepp, een koppel dat niet echt bedeeld was met mazzel. In de pijnlijk nauwkeurig bijgehouden uitslagenlijsten van Radwelt jaargang 1907, blijkt dat ze maar twee keer tweede werden. Met een schamele 4000 goudmark als beloning staan Sepp en Louis, op 9 juni 1907 aan het vertrek aan de Grote Prijs Stad Dresden.
En daar ging het helemaal mis. In de 132e ronde, hoorde Sepp, boven het geraas van zijn motor uit, het weeë geluid van zacht schurend vlees op hard beton. Louis 22 jaar, ten val gekomen, stierf enkele weken later aan een zware hersenbloeding.>Of Sepp Schwarzer zich daardoor liet ontmoedigen? Natuurlijk niet! Adrenalinejunkies, per definitie gekkies.
Vol moraal, maar vooral lef, verschijnt Sepp een jaar later op de wielerbanen met achter zich Fritz Ryser: een melancholische, depressieve kerel die wél akelig hard achter de motor reed. Zo hard, dat Schwarzer hem naar zes gewonnen koersen leidde, waaronder het Meisterschaft von Preußen.

Geschiedenis maakte het duo door op twee augustus 1908, op de uitverkochte wielerbaan van Steglitz, wereldkampioen te worden. Een succes waar maar vier weken profijt van was. Op dertig augustus, staan Fritz en Sepp op het programma van de Grosse Preis Düsseldorf.
Of Sepp zijn materiaal goed controleerde? Had hij dat maar wel gedaan. Tijdens  de koers krijgt de gangmaakmotor van Sepp een klapband.  Sepp, ten val gekomen, krijgt enkele seconden later de motor van de achter hem koersende  Werner Krüger over zijn hoofd heen. Aardige bijkomstigheid: achter Krüger reed de Amsterdammer John Stol: de laatste ook betrokken bij de massaslachting op de wielerbaan van de Botanische Garden in het Berlijn van 1909, waar een motor het publiek invloog: negen doden. John Stol stopte per direct met stayeren.
Enfin, we gaan terug naar Jozef ‘Sepp’ Schwarzer 27 jaar geworden, en begraven op de begraafplaats van Heerdt, een dorpje in de buurt van Dusseldorf.

Bron: Radwelt 1907 en 1908.

Pelser’s motor

De op veilingsite Catawiki te koop staande gangmaakmotor (zie verhaal hier onder) leverde op Facebook een aardige discussie op. Stuyfssportverhalen schreef onder meer dat de motor afkomstig was van de vroegere gangmaker Noppie Koch. Dat laatste blijkt inmiddels niet helemaal juist. Wat enige uitleg verdient: tijdens de onthulling van het beeld van Noppie Koch, enkele jaren geleden bij stadion Galgewaard, Utrecht, stond deze motor als pronkstuk opgesteld.
Harry Mater, eigenaar van deze motor, vertelde de geschiedenis hiervan, waarbij de toehoorders er van uit gingen dat deze van Koch was. Inmiddels, via onder meer de vroegere stayer Nico Been, is het duidelijk dat deze motor van Gerrie Pelser was. Overigens: Harry Mater, vorig jaar overleden,  was in het bezit van meerdere gangmaakmotoren. Ook opvallend was, dat op basis van vage gesprekken met Mater, personen zijn die menen recht op de motor te hebben.
Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Koninklijke begrafenis én een smartlap

Copy of karelverbistgraf 010Begin november komt er aan. Tijd voor Allerzielen. Een dag om even stil te staan bij de doden. Gedenk het sterven, en bezoek het graf van een geliefde.   En voor de vergeten overledenen?  Stuyfssportverhalen bezocht daarom het graf van Karel Verbist, rustend op de dodenakker van zijn woonplaats Wijnegem, België.
 

De beklemming slaat je direct om de strot. Tragedie is niet ver weg.  Op een kruispunt van twee paden staat een in steen gevangen vrouwenfiguur te snikken. Het is de gebeeldhouwde, troosteloze immense verdriet van een moeder. Met handen voor haar ogen geslagen, leunend tegen een graf. Aan haar voeten een fietswiel. Op de afsluitsteen een lauwerkrans. Naast de moeder een mooie vrouw die liefdevol naar een portret van een jonge man kijkt. Het graf van Karel Verbist, bevindend op een prominente plek van de begraafplaats, is één brok versteend drama. Karel, zesentwintig jaar jong. De trots en toeverlaat van zijn moeder, maar ook een talentvol stayer. Verbist begon de uitslagenlijsten te bestormen. De eerste grote contracten op de Duitse wielerbanen waren getekend.  In 1908 won Karel tien grote koersen waaronder de prestigieuze Grote Prijs van Duitsland. Karel Verbist, zoon van een straatarme moeder verdiende met zijn sport meer dan honderddertigduizend goudmark. Geld waar hij zijn moeder ruimhartig in liet meedelen.Copy of karelvebisthelm
De definitieve doorbraak naar de top was een kwestie van tijd. En dát laatste werd Karel niet gegund. 21 juli 1909, Belgisch nationale feestdag. Opgeleukt met een stayerskoers op de Karrenveld-wielerbaan in Brussel. Een uitverkocht huis, met Karel Verbist, populair bij het volk als dé grote publiekstrekker. Tegenstanders waren Vanderstuyft, Schipke en Samson. Een koers over een uur. En daar ging het helemaal mis. Een scenarioschrijver had er zijn lippen bij afgelikt. Karels dood en begrafenis, die daarop volgde, waren dan ook groots, meeslepend, dramatisch en schokten heel Vlaanderen en ver daar buiten. Met nog één minuut te gaan, in winnende positie, kreeg zijn gangmaakmotor een klapband.  Verbist,  gelanceerd tegen de omheining schoof in de bocht van de baan naar beneden. Werd vervolgens vol geschept door de aanstormende motor van Schipke, en kwam stervend op de wielerbaan terecht.
Copy of karelpad5De stayer afkomstig uit Wijnegem, ten noorden van Antwerpen,  kreeg een  koninklijke begrafenis, waar heel Vlaanderen voor uitliep. Karel Verbist, eenvoudige jongen, werd na zijn hemelgang nóg populairder. Zijn naam zong decennia lang voort. Weliswaar in een smartlap, maar toch.  ‘Kareltje, Kareltje Verbist, had ge niet gereden op d’n pist, dan had ge niet gelegen in Uw kist’, galmde het in de staminees. Een dubieuze eer voor weinig renners weggelegd. De kleine maar grote stayer,  begraven in een graf met eeuwigdurend recht kreeg in 1935 gezelschap van zijn moeder.
De heldendaden van Karel Verbist, zijn ze in Wijnegem nooit vergeten. In 2009 besloot het gemeentebestuur van Wijnegem een fietspad naar hun illustere plaatsgenoot te vernoemen.
Bron: Radwelt 1907, 1908 en 1909. Een woord van dank aan Wilfried Vanden Eynden, gemeenteambtenaar van Wijnegem.

Le Coup de Pistolet signal du Départ

Copy2 of wkfina1907fotograafIn zijn hand rust een startpistool, die hij achteloos achter zijn rug afvuurt. Een man met een té kleine bolhoed, waar Oliver Hardy patent op had,  had daarmee het startschot gegeven. Op een zondagmiddag  op de Parijse Vélodrome Buffalo ergens in 1905, neemt de tandemrace een aanvang. Op het moment suprême gebeuren er meerdere dingen tegelijk. Terwijl het vuurwapen een klein rookwolkje uitspuugt, renners hun beenspieren spannen, publiek nog even behaaglijk over de balustrade hangt, drukt een fotograaf de sluiter van zijn toestel in. Waarom de fotograaf van dienst dát plaatje schoot zal altijd een raadsel blijven. Had hij nog een glasplaat over? Deed hij dat uit balorigheid? Per ongeluk? Maakt ook niks uit. Met zijn actie bezorgde hij namelijk het nageslacht een aardig tijdsbeeld van het prehistorische baanwielrennen.  walthouransicht
‘Eén foto zegt meer dan duizend woorden’,  om een stoffig spreekwoord af te poetsen, wordt maar weer eens bevestigd. Want houten tribunes bevolkt met voornamelijk mannen. Tussen platte petten en andere hoofddeksels ook een vrouwenhoed.  De eigenaresse, een eigenaardig soort duivenplatje op haar hoofd,  beschikte óók over een ijzeren maag én stalen zenuwen. Baankoersen, zo’n honderd jaar geleden, een ruig spektakel, waar alleen  liefhebbers van het kaliber ‘ruwe kerels’ op af kwamen. Krakende, brekende botten en opspattend bloed hoorden er dan ook bij als de programmaverkopers aan de poort van de wielerbaan. Of anders belandde er wel een gangmaakmotor midden in de tribunes.    
In 1903 mocht dan de Tour de France zijn première beleven, dat neemt niet weg dat Bobby Walthour populairder was dan de rondrit door Frankrijk. Het grote, met de hand beschilderde reclamebord laat het volk weten dat Bobby in zeventien koersen evenzoveel overwinningen boekte. De Amerikaanse stayer, wereldkampioen in 1904 en het jaar daarop,  had dat allemaal te danken aan Cycles JC, dé fiets waarop Walthour achter de gangmaakmotor jakkerde.
Copy of buffalobaanDe maker van de foto, lang en breed bij zijn Heer, is totaal vergeten. Maar zijn product blijft voor het nageslacht ieder geval bewaard. En wie dé belangrijkste figuur op de foto is? Dat waren niet de renners, en al helemaal niet die ene zich ongetwijfeld belangrijk voelende bobo met zijn pistool. Er is namelijk maar één die de geschiedenis getrotseerd heeft. Dat is en was die andere fotograaf met zijn houten kiekkast nog in de handen. Met gefronste blik, puntsnor, en strak gesteven nekboordje van het type ‘vadersmoordenaar’ werd hij, wat Stuyfssportverhalen betreft, voor altijd gevangen op één van de mooiste foto’s ooit.

Foto 1: Le Vélodrome Buffalo

Foto 2: Bobby Walthour op zijn JC-karretje.

Foto 3: Le Vélodrome Buffalo, met onderin de stadionomroeper.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: