Ballen

Vergeet vooral de romantiek want die is ver te zoeken in de Tour van 1906  waarin  René Pottier dé klimmer van dienst is. Pottier op z’n gietijzeren karretje ploeterend,  stumperend en stakkerend  tegen de prehistorische,  gruwelijke Ballon d’ Alsace op. Waarbi je niet in een glazen bol hoeft te kijken om te weten dat hij  tijdens de klim heeft gesproken met God of anders met Jezabel.  

Praten met Hem of met de duivel schijnt garantie te zijn voor ongekende krachten. En als dat niet helpt zijn er nog andere mogelijkheden.  Enfin René  heeft die dag ongetwijfeld z’n ballen vol gegooid met een fiks portie cocaïne, gemengd met cognac en een geklutst ei, en gelijk heeft die.

Over ballen gesproken. Die van Pottier moeten van staal zijn geweest, althans afgaande op bijgaande foto met René in z’n wollen koersbroek waar een zogenaamde zeem ver te zoeken is waarbij we er maar niet aan moeten denken om zo’n broek op de hand te wassen.

Pottier een zwijgende in zich zelf gekeerde man, die korte metten maakte met zijn liefdesverdriet. In 1907 hangt hij zich zelf op in een garage. Pottier is zevenentwintig jaar. Als  aandenken aan die ouwe klimgeit staat op de top van de Ballon d’Alsace een monument herinnerend aan zijn hoogtijdagen.

Maar we gaan nu naar de huidige Tour waarbij we meteen even een open deur intrappen, want de Giro d’Italia is véél leuker. Vooral de laatste editie waar die Sloveen Tadej Pogacar niet aan mee deed.

Pogacar in het hooggebergte is garantie op een solo. Sommigen onder ons spreken dan van pure schoonheid gezeten op een koersfiets wat natuurlijk onzin is. De man is een soort menselijke brommer en oersaai om naar te kijken. Sterker als hij weer eens op hol slaat gaat bij deze blog de televisie meteen uit.

En dan die ene prangende vraag: heeft die Pogacar tijdens zijn explosies ook z’n ‘ballen’ vol hangen? God zal het weten…

Gira

Je hebt stadsheilige, patroonheilige, weerheilige, schijnheilige, ijsheilige, allerheiligen  én wielerheilige. De laatste zijn vooral in Italië te vinden. Om in dat land tot heilige te worden verklaard is niet mis. Want wil je als simpele Italiaanse dorpspastoor een gooi doen naar een door de paus uitgeroepen heiligverklaring dan dien je minstens één mirakel te verrichten, moeilijk maar te doen.

En daar zit nou nét de kneep voor de beminde gelovige, want een beetje wielrenner beheerst dat kunstje ook, weliswaar met behulp van de ploegsoigneur maar toch… Resultaat dat de naam van zo’n renner generatie op generatie eerbiedig wordt uitgesproken.  Dat er tevens een foto van de lokale wielervedette in de kroeg naast die van de  Heilige Vader hangt is logisch.

En voor de Latijnse geheelonthouder is er  de  sportpers die dat hiaat moeiteloos opvult. Vooral tijdens het interbellum de gouden jaren van de Italiaanse sportkranten. Extra bijlages rolden met honderdduizenden van de pers. Ook die over Costante Girardengo uitgegeven in 1932, en voor twee lire te koop. Giradengo dus met bijnaam Gira een vedette van vóór de Tweede Wereldoorlog.

Even Giradengo’s sportdoopceel: de man wint twee keer de Giro de Italia, zesmaal Milaan-San Remo en drie keer de ronde van Lombardije. Ook wordt hij negen keer kampioen van zijn land. Een erelijst met garantie voor eeuwige roem in de Laars.

Enfin, Gira leverde voor de modale sportjournalist genoeg munitie om een tweeëndertig pagina’s tellende bijlage vol te schrijven, opgeleukt met tientallen foto’s.  

Terzijde, had ik jullie al vertelt dat de vorige paus in diens privévertrekken rond liep met een wielerpetje op? Bij deze dan…

Ingestraald

Je hebt de Aartsengel, de Blauwe Engel, de Engel der wrake, de Engel des doods, de Kerstengel, én de Engel van het Hooggebergte. Tijdens de fifties was de laatste voor een generatie onzekere jochies, dé ultieme held. Charley Gaul’s avonturen in de Tour én de Giro, deden de zwarte en donkere jaren vijftig iets oplichten.  Van Charley  had schrijver dezes  een plakboek vol. Grof gerasterde foto’s uitgeknipt uit het roomse ochtendblad De Volkskrant, voorzien met een kinderlijk handschrift, met witte, kleverige beenderlijm minutieus vast geplakt.

De Engel van het Hooggebergte, één van de beste grimpeurs ooit, slechts benaderd door de  onvergetelijke Marco Pantani.  Over Luxemburger Gaul is inmiddels genoeg gepubliceerd.  En voor de leek die nooit van de Engel heeft gehoord, – iets wat onmogelijk is – nog maar even die ene diepe kras memoreren die Gaul in de wielergeschiedenis maakte. Een kras gemaakt tijdens de Giro d’Italia 1956. Op de flanken van  Monte Bondone, een monster van een berg in de Dolomieten nam Gaul definitief zijn plekje in de wielergeschiedenis in. De Monte Bondone, óók de plek waar hij zijn bijnaam bevestigde.

In een helse etappe met tien graden onder nul, én in een vliegende sneeuwstorm maakte Gaul een achterstand van zestien minuten op de leider van het algemeen klassement goed, en reed zich definitief in de roze leiderstrui.  Na de finish werd met een schaar zijn shirt losgeknipt omdat deze aan z’n lijf vast zat gevroren. Gaul een man met veel gevoel voor mystiek,  want na zijn wielercarrière pakte Gaul een rugzak in en verdween in de hem omringende Ardense bossen waar hij twintig jaar leefde als een kluizenaar.

Charley Gaul én de Monte Bondone zijn voor eeuwig aan elkaar verbonden. Op de flanken  van deze berg staan twee monumenten aan Gaul opgedragen. Dan is er ook nog bovenstaande foto waarin blijkt dat Engelen ook dorstig zijn. En mocht er vragen zijn wat er in die aluminium bidon zat, is het antwoord duidelijk: door de heilige soigneur van dienst  ‘ingestraald’ vloeistof natuurlijk. Hét engelendrankje bij uitstek…

Overtreffende trap

Andrea Carrea, een tot slaaf gemaakte Italiaan.  Of, zoals het in het Italiaans zo mooi klinkt, gregario, een  waterdrager voor zijn kopman. Als profrenner had Andrea zijn knokige lijf, volledig in dienst gesteld van Fausto Coppi, die in het Italië van de jaren vijftig een  treetje lager stond dan de Here zelve. Welke gelovigen Italiaan wil die nou niet dienen? Of Andrea daar mee zat?  Waarschijnlijk niet. De man wist niet beter.

Opgegroeid in het feodale Italië van vóór de oorlog, waar de mores werd bepaald door Mussolini én de Roomse Kerk. Doe maar wat je opgedragen wordt jongen, en wijk vooral niet van de geestelijk uitgezette paden af. En als zo’n jongen tóch ontsnapt was aan de aandacht van mijnheer pastoor en de plaatselijke fascistenleider, dan was er nog altijd zijn moeder. Zo’n dominant Italiaans wijf, waar filmmaker Federico Fellini in z’n films, een patent op had.

Geestelijk getormenteerd en geconditioneerd, werd zo’n  jongen  later dé ideale wielerknecht, waarvan Andrea de overtreffende trap van was. De anekdotes over Andrea’s onderdanigheid jegens Coppi, is stuitend maar ook weer wel fascinerend. Dat Andrea tijdens de Tour van 1952, onverwacht de gele trui pakte, en dezelfde avond huilend bij Coppi zijn excuus daarover maakte, behoort tot de klassiekers in de wielerverhalen.   

Andrea Carrera’s onderdanigheid – waarvan de superlatieven over elkaar heen buitelen, – valt samen in die ene prachtige foto, ooit geschoten tijdens de Giro d’Italia.  Fausto Coppi gevallen, met als resultaat een krom voorwiel.  Voor Coppi geen probleem. Z’n hondstrouwe helper Carrea was er als de kippen bij om zijn voorwiel aan Il Campionissimo af te staan.  Met het peloton ijlend uit het zicht, en nagekeken door Andrea Carrea. Bij de laatste spatte de tragiek, wanhoop en eenzaamheid uit diens ogen.

Andrea Carrea, tien jaar profrenner, met vijf gewonnen koersen en één gele trui in z’n kledingkast, trok op achtentachtigjarige leeftijd ter hemel. Waar hij ongetwijfeld blij ontvangen werd, door de Grote Kopman himselve.