Scheur

De koersfiets uit de jaren vijftig? Veredelde bokkenkarren, van kleur voorzien door een fantasieloze en hoogstwaarschijnlijk kleurenblinde spuiter. Fietsen waarmee een ouderling op zondag wel gezien mocht worden. Om op zo’n fiets een brug over te komen, laat staan een berg, was een godswonder. Voor er één trap werd gegeven, waren onze naoorlogse renners al in het nadeel. Goddank voor die jongens, was de dope goed. Per slot van rekening moest het moraal hoog gehouden worden, waarbij ze nog maar een paar Perfetinetabletjes extra slikte. De koers kon beginnen.  Wisten ze veel. Het besef kwam met de komst van de geïllustreerde Franse en Italiaanse wielerbladen.

Dat er in Italië een andere koersbeleving was, werd pijnlijk duidelijk bij het zien van de foto’s, in fullcoleur afgedrukt. Latijnse renners met donkerbruine, afgetrainde benen, spierwitte koerssokjes, een scherpe roofvogelblik, én peddelend op hightechfietsjes. La bella Italia op z’n best, waar de racefiets oogt als een mooie, zwoele, meid, want frivool, uitdagend en sexy. En van al dat mooie materiaal was Fausto Coppi hét levende uithangbord.

Ook in 1951, het jaar dat de constructeurs  van de Bianchifabriek helemaal los gingen. Voor Il Campionissimo werd een renpaardje op twee wielen gebouwd, waar als kers op de taart materiaaltovenaar Tullio Campagnolo zijn creativiteit op  los liet. Met als resultaat een korte achtervork, stuurcommandeurs, een versnellingsapparaat én de zogenaamde uitvalnaaf, waarmee een wielwissel ‘n secondespel werd. Coppi op z’n zeegroene Bianchi, op de cover van het Franse sportblad BuddClub van mei 1951. Een iconische plaat maar wél één die ontsiert wordt door die scheur in Coppi’s shirt. En dat in een land waar het soigneren tot kunst was en is verheven.

Coppi, meer dan zestig jaar dood en inmiddels ingehaald door mystiek en romantiek was ook maar een gewone sterveling. Ondanks zijn goddelijke status bij de tifosi, had de man zo z’n eigen makkes.  Zoals een uitpuilende kippenborst, waar de kwaliteit van zijn shirt niet tegen bestand was. Zelfs niet van Italiaanse makelij.

Boom

Duursporters, per definitie onverwoestbare bedtijgers. Bedrijven de liefde tot er stoom uit het matras komt. En de meisjes, niet gek, wéten dat. Daar hoef je echt niet met balsporters,  sprinters, polsstokhoogspringers, laat staan pingpongers, aan te komen. Dat soort sporters kloppen de pijp leeg, voordat de verpakking van het condoom de grond bereikt. In  de eeuwige ranglijst van begeerde duursporters, nam Hugo Koblet een ereplaats in. Hugo had bij de vrouwen een zekere reputatie op te houden. Zeker bij de rondemissen.

Hugo Koblet, wielrenner, lange afgetrainde benen, slanke lenden, én een mooie kop. Een groot wielerkampioen, waar veel over gepubliceerd is. Koblet, afkomstig uit Zürich, als een James Dean op de koersfiets. In 1950 won Hugo de ronde van Italië, en een jaar later die van Frankrijk. Feiten die behoren tot de algemene wielerkennis. Hugo Koblet, man van de kleine versnelling. Een coureur waar de souplesse van afdroop.

Zoals tijdgenoot Gé Peters het in één zin samenvatte: ‘Niemand kon hárder fietsen dan Koblet’. Waarmee Peters de elfde etappe van de Tour 1951 mee bedoelde. Een etappe waarin een kopgroep was ontsnapt, met daarin de Zwitser, tevens favoriet voor de eindzege. Er werd enorm hard gereden om deze groep terug te pakken. Uiteindelijk gebeurde dat; op één renner na, Koblet. Hoewel het peloton een hels tempo ontwikkelde, bleef hij voorop. Met drie minuten kwam de Zwitser over de eindstreep.

Dat was in 1951, toen Hugo, zesentwintig jaar oud, éénenzeventig kilo schoon aan de haak, zijn ereronde reed in het Parc des Princes. Zes jaar later was het verval ingetreden. Koblet, zoon van een banketbakker,  woog drieëntachtig kilo. De flyer, verworden tot een ordinaire hardrijder. Wat aan zijn uitsagen terug te lezen valt.

In 1957 bleef zijn erelijst blank. Koblet koerste niet meer op de weg. Ook mooie jongens, treffen óóit een leeg bed. Getrouwd met famp Sonja Bühl, eindigde zijn huwelijk met een knal. Legendarische lovers als een Koblet, behoren te sterven in drama. Hugo’s vertrek vanaf dit tranendal ging in stijl. Twee november 1964, op een doodstille, kaarsrechte weg, en scheurend in zijn Alfa Romeo, knalde de Zwitser tegen een boom. Hugo Koblet werd nog geen veertig.

Bron: Sport et Vie, jaargang 1957, WielerExpress, jaargang 1991.

error: Inhoud is beschermd!