De pioniers van het fietsen, want jong, wild en avontuurlijk. Jongens lid van de Adrenaline Sekte. Op de wielerbanen zochten ze de grenzen van het bestaan op. Het moest snel, sneller, allersnelst. In 1898 viel de tandem nog in de categorie ‘snel’. Zeker op de wielerbaan van München. Waar Taddy Robl met Gustaf Freudenberg een combinatie vormden op de tweezitter. Voor Robl, links op de foto ging de tandem nog niet snel genoeg. Nadat twee jaar later de eerste gangmaakmotor op de wielerbanen zijn opwachting maakte, maakte Taddy de overstap. Met succes. De man werd twee keer wereldkampioen bij de profstayers. Robl tot rond 1909, één van de sterkste stayers ter wereld, en verdiende daarmee letterlijk goudgeld. Wat hij ook weer even snel er door heen jaagde.
Wat dát betreft was Freudenberg zijn tegenpool. Die had zo zijn bedenkingen tegen het gejakker achter die motor. Waar ongetwijfeld het aantal dodelijke stayersongelukken bij gedragen hadden. Terwijl maatje Robl van het ene succes naar het ander ijlde, ontwikkelde Gustaf zich tot redelijk sprinter, wat wel zo veilig was. Veilig? Dat het lot van Robl uiteindelijk bezegeld was, daar was geen ontkomen aan. Maar dat van Freudenberg…
Dan is het 29 april 1906, als op de wielerbaan van Maagdenburg een groot sprinttoernooi gehouden wordt. Tijdens één van de manches, in volle sprint met kop onder het stuur, klapt der Gustaf tegen een aan de balustrade geparkeerde gangmaakmotor. Met slagaderlijke bloeding in zijn linkerbeen werd Gustaf, 30 jaar, naar het krankenhaus vervoerd. Waar hij enkele uren later de geest gaf. Het woord wrang, is een gotspe, want dát uitgerekend Gustaf, bang voor alles wat met stayeren te maken had, sterft door een verkeerd geparkeerde gangmaakmotor.
Voor maatje Robl, aanwezig bij de begrafenis van z’n vroegere maat Freudenberg, was het stayeren nog niet link genoeg. De man knutselde in 1910 van linnen, houten latten en bijeengehouden door pianosnaren een vliegtuigje in elkaar. Waar hij op 18 juni, hoog vliegend boven Stettin, opeens zijn motor hoorde stoppen. Taddy werd 33 jaar.
Gustaf Freudenberg en Taddy Robl, echo’s uit een vér verleden. Behalve bijgevoegde zeldzame fotootje, zijn die jongens zijn allang vergeten.
Voor Italiaanse jongens was het leven vijftig jaar geleden overzichtelijk. Of je werd lid van de lokale maffia óf ‘het geestelijke ambt’ riep je. Was dat laatste het geval, dan was er sprake van een roeping. Het priesterschap lonkte. Om je plaatsje in de hemel zéker te stellen meldde zo’n jongen zich bij de Order der Miniemen. Dat laatste alleen bedoeld voor de gelovige hardliner.
Het poliovirus trapte nog wild om zich heen. Suikerklontjes besprenkeld met vaccinatie viel niet aan te slepen. Dat laatste, geweigerd op de Veluwe én Bijbelgordel. De Heer heeft namelijk met alles een bedoeling. Ziektes zijn de straf voor beleden zondes, zo werd van de kansel geroepen. Een opinie waar de rest van het land lak aan had.
1960, hét rock ’n roll-tijdperk van de koers. Waar alleen de geestelijk sterke van het peloton overeind bleven. Dat waren de jongens met harde, magere koppen, met een wantrouwende blik, diep verzonken in oogkassen. Altijd op hun hoede om niet besodemieterd te worden door zo’n ploegleider. Wat al een hele prestatie op zich was. Toenmalige ploegleiders, ongure sujetten ontsnapt aan de aandacht van justitie, dominee en pastoor.
Leef wild en sterf jong, het liefst in het harnas. Je naam zingt rond en de status van cultheld lonkt. Fausto Coppi , James Dean, en Marco Pantani gingen voor. Stan Ockers overkwam dat ook. Stan, wielrenner tijdens de fifties. De tijd van tubes om de schouder, steenpuisten op het zitvlak, soigneurs met koffers vol dope en louche ploegleiders. Wat volgens sommige de romantische tijd van de koers was. Over Ockers, afkomstig uit Antwerpen hadden sportschrijvers in de loop der jaren schrijfmachines en vulpennen op versleten. Toch even een kleine samenvatting over Stanneke, zoals zijn bijnam was.
Om in één seizoen de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix én Bordeaux-Paris te winnen dan ben je met recht een groot kampioen. Volgens Karel van Wijnendaele dus niet. Van Wijnendaele, – nestor van de Vlaamse wielerjournalistiek en stichter van de Ronde van Vlaanderen, – deed Romain Gijssels, de betreffende renner, hem eerder denken aan een ‘winkeljuffrouw dan aan een dwangarbeider van de weg’. Je moet maar durven. Iets waar Van Wijnendaele duidelijk niet mee zat. In zijn boek, ‘Het Rijke Vlaamsche Wielerleven’ werd Gijssels door Karel flink afgefakkeld.
Ga naar het kerkhof en je ziet meteen het verschil. Waarmee hopelijk het jaarlijkse geneuzel, ‘ wie de beste was’, is beslecht. Want je kunt de klok er op gelijk zetten. Is het twee januari, de sterfdag van Fausto Coppi, dan barst de discussie op de sociale media los, of Fausto Coppi, dan wel zijn tijdgenoot Bartali, tot de beste renners ooit behoorden.
Wat dat betreft kan de tegenstelling tussen Coppi en Bartali niet groter zijn. Want reis af naar Ponta a Ema in Toscane, het geboortedorp en laatste rustplaats van Gino Bartali. Dat Bartali ondanks zijn affectie met de Roomse kerk, een eenvoudige, bijna calvinistische man was, is te zien op de lokale begraafplaats. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Dat is wat het graf van de oude Gino uitstraalt.
De dramatische val Wim van Est in het ravijn van de Aubisque. Leuke wielergeschiedenis. Maar ook een totaal afgegraasd onderwerp, dat jaarlijks bij iedere voorbeschouwing van de Tour, wel een keer langs komt. Meer dan zes decennia kon het verhaal rijpen, waarbij ongetwijfeld flink bij gefantaseerd werd. Heiligschennis om dat op de juiste feiten te controleren. Misschien daarom is de kukel van Van Est, hoog geëindigd op de parade van smakelijke sportanekdotes. Althans in dit land.
Parijs-Roubaix, editie 1950, waar alleen de Vlaamse, Italiaanse én de Franse pers acte de préséance gaven. Vooral Miroir Sprint, thuisbasis Parijs, pakte groots uit. Veertien grote actiefoto’s, vier achtergrond- en koersverslagen, geschreven door evenzoveel journalisten. Opgemaakt over vijf pagina’s: voor wielerliefhebbers het betere werk.
Is het mogelijk dat je op een acht jaar oude, tweedehands fiets, waarvan het frame twee keer gebroken was, tijdens het wereldkampioenschap bij de top kan eindigen? Ja, want Enzo Leijnse flikte dat! Waarmee de mythe doorbroken werd dat zoiets alleen mogelijk is op peperduur materiaal.
Het geknutsel van vader Hans pakte ook wel eens verkeerd uit. Een dag voor het Europees kampioenschap, in augustus gehouden op de winderige polderwegen rondom Alkmaar, had senior een nieuwe ketting op Enzo’s fiets gezet. Niet wetende dat het voorblad compleet versleten was. Tijdens de spurt om de medailles sloeg de ketting over. Zoon Leijnse werd vierde.