Het eeuwige leven

Leef wild en sterf jong, het liefst in het harnas. Je naam zingt rond en de status van cultheld lonkt. Fausto Coppi , James Dean, en Marco Pantani gingen voor. Stan Ockers overkwam dat ook. Stan, wielrenner tijdens de fifties. De tijd van tubes om de schouder, steenpuisten op het zitvlak, soigneurs met koffers vol dope en louche ploegleiders. Wat volgens sommige de romantische tijd van de koers was. Over Ockers, afkomstig uit Antwerpen hadden sportschrijvers in de loop der jaren schrijfmachines en vulpennen op versleten. Toch even een kleine samenvatting over Stanneke, zoals zijn bijnam was.
Ockers, geen toevallige voorbijganger in het peloton, won onder meer de Waalse Pijl, Luik-Basenaken-Luik en werd in 1955 wereldkampioen op de weg. Dat Stan ook nog twee keer tweede werd tijdens de Tour van 1950 en 1952, en ook twee keer de groene trui won in 1955 en een jaar later,  is aardig voor de statistici onder ons.
Op 29 september klopte Stan op de poort van de Cultstatus door tijdens een dernykoers, gehouden in het Sportpaleis van Antwerpen ten val te komen. Twee dagen later stierf Stan, zesendertig jaar.
Ockers, volksheld uit Antwerpen, kreeg  een vorstelijke begrafenis, door meer dan twintigduizend  trouwe bewonderaars, bijgewoond. Volkshelden als Stan moeten blijvend geëerd worden. Iets dat ze in Antwerpen goed hadden begrepen. In de Antwerpse wijk Borgerhout werd een straat naar Stan vernoemd.
Culthelden hebben het eeuwige leven. Vandaag 3 februari, de honderdste geboortedag van Stan Ockers.

Kroegbaas

Alle spijkers, obstakels én puntige keien op de weg, waren voor hém bedoeld. De ene lekke band was nog niet gedepanneerd of de andere volgde. Hoeveel pech kun je als renner verdragen? Wat dát betreft stond Florent Mathieu voorin de rij. Florent, knecht in de nationale Belgische Tourploeg van 1948. Fietste de longen uit z’n tanige lijf  voor kopmannen als een Stan Ockers, Briek Schotte en Raymond Impanis. En alsof dat nog niet genoeg was, had de man zijn handen vol aan het verwisselen van lekke banden. Van hem zélf dan!
Ach, voor die Florent maakte dat niets uit. De man was erger malheur gewend. Toen de Wehrmacht in mei, zijn België binnen stormde, stond Florent Mathieu als soldaat in de eerste linies. België bezet door de Teutoonse hordes, waarbij de arme Florent, als krijgsgevangenen overgebracht werd naar Duitsland. Waar hij in 1945 werd bevrijdt. Terug in het vrije België, nam hij zijn ouwe stiel als broodrenner weer op.
De taaie Florent, gepokt en gemazeld door de geschiedenis, zag zich zelf terug in de Tour, als knecht in de nationale ploeg. In 1947 maakte hij zijn debuut en eindigde als 27e in Parijs. Maar dán schrijft hij zijn eigen kleine geschiedenis want de Tour 1948. Het steentijdperk van de koers. Biefstuk als ontbijt. Steenpuisten op het zitvlak, uitgeknepen met een roodgloeiende, hete tang. Reserveband om de schouders. Een paar stimulerende amfetaminerakkers achter de huig. En koersen maar. De man had een onverwoestbare mentaliteit. Getroffen door de ene na de andere lekke band. Zóveel, dat het begon op te vallen. Hét sportblad, Miroir de Sprint, plaatste Florent Mahieu, al pompend op de cover van het blad. Of hij dat erg vond? Vast niet.
Dat hij naast zijn knechtenwerk en ander pech nog drie keer bij de eerst tien eindigde in een etappe, kan daarom niet genoeg geprezen worden
Florent Mathieu, niet veel later de koersfiets aan de haak gehangen, opende na zijn koersavonturen een kroeg. Met de bijpassende naam Au Galibier; hét trefpunt voor iedereen die van sterke verhalen hield. Uiteraard verteld door de man achter de toog, want de ouwe Florent himself.
Florent Mahieu, die ouwe taaie Tourveteraan, stierf op tachtigjarige leeftijd in 1999.

Bron: Miroir de Sprint jaargang 1948.

error: Inhoud is beschermd!
%d