De lichtinval, maakt de foto tot kunst. Een foto waarop de hoofdpersoon het licht zelve is, waarbij de overige entourage in het schemer, wortel staat te schieten. De fotograaf in kwestie, had zich daarbij overtroffen. Enfin, iedere blinde kip pikt z’n graantje mee. De man telde sowieso z’n zegeningen, dat hij op de Treptowwielerbaan in Berlijn, de huisfotograaf was. Treptow, een als levensgevaarlijk bekendstaande wielerpiste, waar de onderwerpen voor het oprapen lagen. Soms letterlijk, als er weer een stayer als een plat geslagen vlieg van de baan werd geschraapt. Op die ene bewuste dag, géén bloedspatten op z’n statief, maar Bruno Demke voor de lens.
Demke, de winnaar van de Grote Prijs van Berlijn. Geen schokkende overwinning, hooguit goed voor een artikel in de Berlijnse Zeitungs. Een foto, die ook een aardig beeld geeft van de Duitse samenleving, van vóór de Eerste Wereldoorlog. Een samenleving die zich collectief aan het warmlopen was, voor een oorlog, en wat nog meer moest komen. Behalve de mooie lichtval, ademt de de hele foto een sfeer van Pruisisch militarisme, waarbij Teutoonse koppen, met een blik van, ‘wachten jullie maar af’, je aanstaren. Een foto waar het spreekwoord van Jacob Cats, een diepere betekenis krijgt: (‘Wanneer een mof is arm en kaal, dan spreekt hij bescheiden taal. Maar komt hij tot een hogere staat, dan doet hij God en mens kwaad’.) Die ouwe Cats toch…
Terug naar de winnaar op de plaat, want Bruno Demke, een redelijk stayer afkomstig uit de krochten van Berlijn. Demke, vanaf 1906 tot 1914 winnaar van zesentachtig koersen, goed voor tweehonderdduizend goudmark. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, was de Berlijnse rolrijder er als de kippen bij, om zich als piloot bij de Fliegertruppe des Kaiserreich aan te melden. Waarbij hij z’n plekje in het Walhalla veilig stelde, door het IJzeren Kruis eerste klas te verdienen. De man vloog met zijn in brand geschoten vliegtuig, meer dan veertig kilometer over de Engelse linies. Als zwaargewonde oorlogsheld, werd Demke naar de heimat getransporteerd. Herstelt, steeg hij op 24 augustus 1916 op van het vliegveld van Döberitz ergens in de buurt van Berlijn.
Tien minuten later, hoog in de lucht, stokte de motor van z’n rode dubbeldeks Fokker. Vliegtuig en piloot sloegen even later te pletter.
Bron: Sport-Album der Radwelts, jaargangen 1906 tot en met 1914. Kriegs-Album der Radwelt jaargang 1916.
De geografie van zo’n foto lag vast, want vier stayers naast elkaar opgesteld. Strak in de lens kijkend, omringd door onbestemde kerels. Op de volle tribunes het grauw. Vergeelde foto’s, meer dan een eeuw oud, die nog steeds beklijven. Een tijdsbeeld. Verstild en gevangen op een gevoelige plaat. Wat dergelijke foto’s zo fascinerend maakt is het lugubere aspect. Anno nu weet je de geschiedenis van die afgebeelde jongens. Twee van de vier, nog in zalige onwetendheid, verongelukte niet veel later. Guignard, Piet Dickentman, Bruno Demke en Robl, van links naar rechts, klaar voor de Goldenen Rad von Steglitz, verreden op de gelijknamige baan in Berlijn. Een stayerskoers zoals in het Duitsland van voor de Eerste Wereldoorlog er honderden waren. Waarvan alleen de uitslagen nog terug te vinden zijn in de jaarboeken van het Sport-Album der Radwelt, indertijd uitgegeven door Fredy Budzinsky en gedrukt bij Buchdruckerei Strauss in de Berlijnse Lindenstrasse 16. Pagina’s vol uitslagen, staatjes met de verdiensten van de renners, het aantal verreden koersen, maar ook welke ausländische renners actief waren op de Duitse banen, en ga maar door. Met Pruisische mores, pijnlijk nauwkeurig door ene Max von Werlhof opgeschreven. Een feestje voor de statisticiliefhebber. Maar een nachtmerrie voor die ene Berlijnse letterzetter… Volgens Von Werlhof was er tijdens de Goldenen Rad, 6800 goudmark te verdelen voor de renners. Ook dat de honderd kilometer werd afgeraasd in een tijd van 1 uur en twaalf minuten. Winnaar werd Guignard, die tweeduizend goudmark én een gouden medaille mocht afhalen. Wat Von Werlhof nou niét wist was, dat Robl tijdens een vliegtochtje gehouden in 1910 hoog boven Berlijn neerstortte. Bruno Demke, tijdens de Eerste Wereldoorlog piloot bij de Kaserliche Luftwaffe en in augustus 1916, zittend in z’n Fokker hoog boven Berlijn, hoorde plotseling de motor van z’n jachtvliegtuig stoppen. Bruno werd 36 jaar.
De Treptowwielerbaan. De kleinste wielerpiste van Berlijn. Maar wél de gevaarlijkste. Ter plekke aanwezige schrijvers van horrorverhalen, knikte begrijpend. Munitie voor gruwelverhalen lag voor het oprapen. Eén blik was al genoeg om te huiveren. Want het perfecte decor van verschraalde, afbladderende, reclameborden. Een versleten, betonnen wielerbaan, met een zwart spoor van gemorste olie en resten van afschilferende banden. Desolate tribunes, waar tussen de houten banken vandaan, kale bomen uit groeiden. Neerdwarrelende bladeren op de baan, gaf een onheilspellende meerwaarde. Alsof de stayerskoersen op Treptow al niet gevaarlijk genoeg waren. De Treptowbaan, dé perfecte plek voor gruwel. Een hangplek van de Dood. Zeven jonge stayers beleefden daar dan ook hun laatste race. Tevens de laatste dag op dit ondermaanse. En niet alleen de wielerbaan deed huiveren. Op het middenterrein was het ook niet pluis. Tim Johnson, een wielercoach, had zich ongetwijfeld vervloekt dat uitgesproken hij, op deze fatale plek daar, op 24 april 1908, zijn renner stond te coachen. Een van de baan gekomen, op hol geslagen zware gangmaakmotor raasde over het middenterrein. Johnson was de enige die dat niet in de gaten had. Tim werd achtenveertig jaar. Twee jaar eerder gaf gangmaker Paul Dunkel de aftrap voor de bloedbruiloft op Treptow. Paul, gangmaker van stayer Bruno Demke. Tijdens de Grote Prijs van Berlijn, met nog één ronde te gaan in winnende positie, krijgt zijn motor een klapband. Twee dagen later in het krankenhaus, gaf Paul, 28 jaar, de geest. Een tikkeltje dramatischer was het definitieve afscheid van stayer Gustav Schadebrodt, op 22 oktober 1908. Gustav, een broodmagere slungel van bijna twee meter, gegangmaakt door z’n broer Otto. Tijdens een stayerskoers op Treptow, komt Gustav ten val. Enkele minuten later meldde lange Gustav zich bij zijn lieber Gott. Gustav werd vijfentwintig jaar. En dan was er ook nog Max Bauer. Max, gangmaker van zijn zeven jaar jongere broer Fritz. Tijdens de Grote Memento-Prijs, gehouden in augustus 1916, keek Max even achterom of z’n broertje nog goed aan de rol zat. En raakte daarbij de zijkant van de passerende gangmaakmotor van stayer Fritz Stellbrink. Max werd zevenentwintig jaar. Mooi, mooist, allermooist, was het definitieve afscheid van stayer Erich Baumler. Erich, een jongen, nota bene uit de wijk Trepwtow, had gewaarschuwd moeten zijn. Hij werd evengoed stayer. Zes weken na de hemelgang van Max Bauer maakte hij zijn debuut achter de zware gangmaakmotor. Op de lugubere tribunes, ongetwijfeld zijn complete familie aanwezig. Die waren getuigen dat hun Erich, voluit razend, de zijkant van de Brennabormotor raakte. Erich, gevallen, gebarsten schedel, mocht maar twintig jaar worden. De Treptowbaan had meer slachtoffers. Als onbekende soldaten op het slagveld ‘Treptow’, sneuvelden ook de stayers Max Hansen, en Willy Hamann, die respectievelijk in 1913 én 1914, op Berlijns eigenste horrorwielerbaan, verongelukte. De Treptowbaan is er niet meer. Met zijn zeven dodelijke slachtoffers aan gene zijde. Hoewel… Tijdens donkere, stormachtige nachten, dolen hun geesten nog steeds op de plaats delict. Of slaat de verbeelding van deze schrijver nu op hol…?
Bron: Album der Radwelt, jaargangen 1906 tot en met 1917.
Wij gaan eerst even het bed van Franz Reckzeh opschudden. Daarna komt de finale die vol staat met bloederige details. Franz Reckzeh dus. Een adrenalinerukker van het zuiverste soort. De man beoefende een stiel waar maar één lullige moment van niet opletten goed was voor een ‘enkeltje’ richting kerkhof… Op de winterbaan van Hamburg anno 1902, maakte Franz als ‘machinist’ op de zware motortandem een mooi debuut. Voor op de motor stuurman van Arthur Müller. Delaatste maakte tijdens de koers nét dat ene kleine inschattingsfoutje. Enfin, enkele minuten nadat Müller met gebroken ledematen en een barst in zijn schedel onder de gecrashte motor vandaan was getrokken, gaf de man de geest. En Franz…? Die maakte ook een doodkukel, wat hem niet belette na zijn herstel een nieuwe gangmaakmotor te kopen. Franz Reckzeh werd gangmaker van Bruno Salzmann: afkomstig uit Amsterdam. Salzmann, een stayer van ‘net niet’, won achter de rug van Reckzeh onder meer de Grote Prijs van Amsterdam én van Neurenberg. Grossierde in tientallen ereplaatsen en mocht na vijf seizoenen bijna negentigduizend goudmark op zijn rekening bijschrijven. Ook Amsterdam maakte rond 1910 kennis met Franz’ stuurkwaliteiten. Tijdens een koers op de wielerbaan van Zeeburg moest Franzl onverwacht uitwijken. Waarbij hij hoogstwaarschijnlijk een volle tribune mee leeg jaagde. Tijdens die manoeuvre roste hij met zijn zware Dürkoppmotor een halve houten balustrade in de gort. Waarom Salzmann een overstap maakte naar een nieuwe ‘trekker’? Niet meer na te gaan. Wél dat Franz een contract aanging met Bruno Demke, stayer uit Berlijn. Reckzeh en Demke, actieve leden van de Kerk der Spanning, vonden elkaar later tijdens de Grosse Krieg. Maar eerst vertellen over hun stayerslotgevallen. Die mochten er zijn. Tot de Eerste Wereldoorlog won het duo tientallen koersen waaronder de Grote Prijs van Europa en verdiende daarmee meer dan vijftigduizend goudmark. Dat Demke na het losbreken van de Krieg zich als de kippen meldde bij de Fliegertruppe des Kaiserreiches was te verwachten. Enfin, Demke piloot boven het Westfront behaalde het IJzeren Kruis Eerste Klasse: en stortte vervolgens in 1916, hoog boven Berlijn neer. En Franzie…? Die werd ook piloot. Maar zijn einde was nou niet zó groots, meeslepend en dramatisch als van Demke. Had Franz Reckzeh maar niet zijn ene arm té ver moeten uitstrekken. Deed de man wel. En laat dat nou net in 1918 gebeuren én naast een draaiende vliegtuigpropeller! Die als een gehaktmolen Franz arm afrukte. De eenarmige Franz Reckzeh, nooit meer op een motor gezien, stierf uiteindelijk in 1927.
Foto 1: Franz Reckzeh op de motortandem. Foto 2: Met Salzmann, Foto 3: Met Demke.
Bron: Radwelt jaargangen 1903 tot en met 1916, Illustrierter Radrenn-Sport, jaargang 1927.
Veertien jaar wist hij uit de knokige klauwen van de Dood te blijven. Dat waren jaren dat hij honderden keren een blik aan gene zijde wierp, waarbij de adrenaline door zijn lijf gierde. Maar nu was het genoeg geweest. Zijn geluk was op. Op 24 augustus 1916, midden in de Eerste Wereldoorlog, vielen traag de laatste korrels van het leven van Bruno Demke door de zandloper van Magere Hein.
Gevaarlijk? Niet voor hem! Wat kon hem nou de Dood schelen. Bruno Demke was daar niet zo bang meer voor. Bij honderden koersen had de Berlijner aan de roulettetafel van Magere Hein gezeten met als inzet zijn leven. Tientallen zware valpartijen werden overleefd. Hij stond aan de vers gedolven graven van zijn kameraden én stadgenoten Alfred Gornemann, en Karl Käser, jongens nog, gesneuveld in het stayersgeweld. Bruno Demke, een stayerende fatalist met eelt op zijn ziel. Het was de poen, de glorie en de lekkere meiden die daarop af kwamen, maar ook de adrenalinekick die hem steeds maar weer zijn plaatsje achter de Brennabor-motor deed innemen. Bruno Demke, geboren in het Berlijn van 1880, maakte na een korte carrière op de weg in 1903 zijn opwachting als stayer. Zijn debuut was sensationeel. Demke, gegangmaakt door zijn vriend Paul Dunkel, won achtereenvolgens in Kopenhagen, Dortmund, Hannover, Keulen, Hamburg en Maagdenburg. Hoog genoteerde koersen waarbij vedetten als een Robl, Dickentman en Contenet door Bruno werden vernederd. Dat de Berlijner ook nog eens meer dan vierenhalfduizend goudmark op zijn bankrekening kon bijschrijven was lekker meegenomen. Met Demke op de affiches haalden baandirecteuren spektakel in huis, zoals bij de Grote Prijs van Berlijn op 19 oktober 1906. Het was de laatste grote stayerskoers van het jaar en tienduizenden Berlijners waaronder de Duitse kroonprins waren naar de uitverkochte Treptowerbaan gekomen om getuigen te zijn hoe hun immens populaire stadsgenoot Bruno nog één keer ging vlammen. Het vuur kwam inderdaad uit het beton. In gewonnen positie met nog één ronde te gaan, kreeg de motor van Dunkel een klapband. Gangmaker en renner stuiterden over de baan. De zwaargewonde Dunkel, wiens leven aan een draadje hing, werd met paard en wagen ijlings afgevoerd naar het Krankenhaus. Demke kwam er met flinke vleeswonden vanaf. Na die bijna doodsmakkert leek het wel of de man behept met pech was. Tijdens de Grote Prijs van Maagdenburg én het Gouden Wiel van Steglitz, met negentig in het uur, kreeg de Berlijner een klapband met een zware kukel als bonus. Ondanks de malheur die aan zijn kont geplakt leek, behoorde Bruno Demke tot aan de Eerste Wereldoorlog tot de sterkste rolrijders ter wereld. Vanaf 1906 tot 1914 reed hij zesentachtig keer een ereronde waarbij hij zachtjes de sound van een rinkelende kassa hoorde veroorzaakt door tweehonderdduizend goudmark. Demke, een man in bonus, kon zich materieel van alles veroorloven, maar voelde zich zonder spanning toch niet senang. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moet de Berlijnse rolrijder ongetwijfeld een sprongetje van blijdschap gemaakt hebben. Als één van de eersten meldde Bruno zich als piloot bij de Fliegertruppe des Kaiserreich. Voor een adrenalinejunk als Demke die als stayer tientallen collega’s óf invalide dan wel dood zag vallen, moet het vliegen een genoegelijke bezigheid zijn geweest. In zijn dubbeldeks Fokker mét mitrailleur, ging Demke, boven het Westfront, helemaal los, en werd hij binnen korte tijd met het IJzeren Kruis tweede klas en de Oostenrijkse Tapferkeitsmedaille onderscheiden. Zijn toekomstige plaatsje in het Walhalla werd veiliggesteld met het IJzeren Kruis eerste klas verkregen door met zijn in brand geschoten vliegtuig meer dan veertig kilometer over de Engelse linies te vliegen. Als zwaargewonde oorlogsheld werd Demke naar de heimat getransporteerd. Hersteld maar mét afkickverschijnselen snakte Bruno Demke naar zijn dagelijkse adrenalineshot verkregen door spanning en sensatie: en die kreeg hij. Op 24 augustus 1916 steeg van het vliegveld van Döberitz, in de buurt van Berlijn, een rode dubbeldeks Fokker op. Tien minuten later, hoog in de lucht, stokte de motor. Vliegtuig en piloot sloegen even later te pletter. Bruno Demke, de man bij wie de pechduivel op schoot zat, vervoegde zich niet veel later bij zijn gesneuvelde kameraden.
Foto 1: 1904, Met wapperende snor achter de Brennarbormotor, mét windscherm en zonder helm. Op de motor Paul Dunkel die na zijn ongeluk nooit meer op een gangmaakmotor gesignaleerd werd.
Foto2 : Goldener Rad von Steglitz 1908. Van links naar rechts, Robl, Guignard, Ivan Goor, Piet Dickentman en Bruno Demke.
Foto 3: Oorlogsheld Bruno Demke.
Foto 4: De Zehlendorfer Osterpreis 1911. Fritz Theile, boven, passeert Demke. Een paar ronde later klapte Fritz’ voorband. Fritz, 26 jaar, brak zijn nek.
Foto 4: Na, van zijn oorlogsverwondingen hersteld te zijn begon Demke weer te stayeren. De Grote Prijs van Hannover, 13 augustus 1916. Van links naar rechts Demke, Schipke, Thomas en Saldow. Het is de allerlaatste foto van Bruno Demke. Elf dagen later verongelukte de Berlijner.