Een Fransman in Berlijn

‘Strooibiljetten’, riep de reclamemaker van dienst. Die dan ook werden afgedrukt als ansichtkaart. Van slechte kwaliteit, op inferieur karton, met grofkorrelige, gerasterde foto’s. Maar wat maakte dat eigenlijk uit? Het doel heiligt de middelen. Met tienduizenden werden ze in de drukke straten van Berlijn, bij de uitgangen van theaters en kroegen, uitgedeeld. Doel: het volk naar de wielerbaan van Friedenau te lokken. Waar zondag 1 mei 1904, om vier uur Das Goldene Rad von Friedenau werd verreden, een stayerskoers over honderd kilometer. Baanmanager Alfred Knorr, what’s in the name want de man had een verdacht dikke harses, beheerste het spel als een goochelaar zijn hoge hoed.
Je contracteert vijf van de allerbeste stayers van dat moment, En je stort ook nog eens totaal vijfduizend goudmark als prijzengeld in de pot. En bestookt vervolgens een gemiddelde Berlijner met zo’n kaart. Knorr’s reclamecampagne werkte.
Hijgend en happend, in een verstikkende rookwolk veroorzaakt door de vijf motoren, waren vijfendertigduizend liefhebbers getuige dat Münchenaar Robl achter d’n petroleumtandem, de honderd kilometer wint in een tijd van 1 uur 25. Gevolgd door Piet Dickentman, Bruno Salzmann, Fritz Ryser en Bobby Walthour.
Ach gut, die jongens! Ooit de allerbeste renners van dat moment met de status van een bekende Europeaan.
Nu anonieme schaduwen uit een ver sportverleden. Hun namen én botten zijn tot stof vergaan. Een enkeling heeft de mazzel dat hij nog mag rusten in zijn graf zoals Thaddy Robl.
En van die andere jongens zijn hun stoffelijke resten geruimd en achteloos in de knekelput gesodemieterd.

Maar dat éne ansichtkaartje, mét hun konterfeitsels is er nog steeds. Een wonder. Want heeft een eeuw van twee wereldoorlogen meegemaakt. Het kaartje werd op 10 juni 1904 door ene Paul, een Fransman, bevindend in Berlijn, volgeklad en op de post gedaan. Je fantasie slaat daarbij meteen op hol. Wat deed de man in Berlijn? Was de schrijver een stayersliefhebber? Zat hij ook op de houten tribunes van Friedenau? Of liet hij zich in de lokale kroegen vollopen? Van die vragen waar toch geen antwoord op zijn. Enfin, wat maakt het ook uit. Dankzij Paul kon deze verhalenschrijver zijn pen weer eens slijpen.

Bron: Radwelt jaargang 1904.

Franz stak zijn arm iets té ver uit

Wij gaan eerst even het bed van Franz Reckzeh opschudden. Daarna komt de finale die vol staat met bloederige details. Franz Reckzeh dus. Een adrenalinerukker van het zuiverste soort. De man  beoefende een stiel waar maar één lullige moment van niet opletten  goed was voor een ‘enkeltje’ richting kerkhof…  Op de winterbaan van Hamburg anno 1902, maakte Franz als ‘machinist’ op de zware motortandem  een mooi debuut.  Voor op de motor stuurman van Arthur Müller. De laatste maakte tijdens de koers nét dat ene kleine inschattingsfoutje. Enfin, enkele minuten nadat Müller met gebroken ledematen en een barst in zijn schedel onder de gecrashte motor vandaan was getrokken, gaf de man de geest. En Franz…? Die maakte ook een doodkukel, wat hem niet belette  na zijn herstel  een nieuwe gangmaakmotor te kopen.
Franz Reckzeh werd gangmaker van  Bruno Salzmann:  afkomstig uit Amsterdam. Salzmann, een stayer van ‘net niet’, won achter de rug van Reckzeh onder meer de Grote Prijs van Amsterdam én van Neurenberg. Grossierde in tientallen ereplaatsen en mocht na vijf seizoenen bijna negentigduizend goudmark op zijn rekening bijschrijven. Ook Amsterdam maakte rond 1910  kennis met Franz’ stuurkwaliteiten. Tijdens een koers op de wielerbaan van Zeeburg moest Franzl onverwacht uitwijken. Waarbij hij hoogstwaarschijnlijk een volle tribune mee leeg jaagde. Tijdens die  manoeuvre  roste hij met zijn zware Dürkoppmotor een halve houten  balustrade in de gort.
Waarom Salzmann een overstap maakte naar een nieuwe ‘trekker’? Niet meer na te gaan. Wél dat Franz een contract aanging met Bruno Demke, stayer uit Berlijn. Reckzeh en Demke, actieve leden van de Kerk der Spanning, vonden elkaar later tijdens de Grosse Krieg. Maar eerst vertellen over hun stayerslotgevallen. Die mochten er zijn. Tot de Eerste Wereldoorlog won  het duo tientallen koersen waaronder de Grote Prijs van Europa en verdiende daarmee meer dan vijftigduizend goudmark.
Dat Demke na het losbreken van de Krieg zich als de kippen meldde bij de Fliegertruppe des Kaiserreiches was te verwachten. Enfin, Demke piloot boven het Westfront behaalde het IJzeren Kruis Eerste Klasse: en stortte vervolgens in 1916, hoog boven Berlijn neer.
En Franzie…? Die werd ook piloot. Maar zijn einde was nou niet zó groots,  meeslepend en dramatisch als van Demke. Had Franz Reckzeh maar niet zijn ene arm té ver moeten uitstrekken. Deed de man wel. En laat dat nou net in 1918 gebeuren én naast een draaiende vliegtuigpropeller! Die als een gehaktmolen Franz arm  afrukte. De eenarmige Franz Reckzeh, nooit meer op een motor gezien, stierf uiteindelijk in  1927.

Foto 1: Franz Reckzeh op de motortandem. Foto 2: Met Salzmann, Foto 3: Met Demke.

Bron: Radwelt jaargangen 1903 tot en met 1916, Illustrierter Radrenn-Sport, jaargang 1927.

error: Inhoud is beschermd!