Veertien jaar wist hij uit de knokige klauwen van de Dood te blijven. Dat waren jaren dat hij honderden keren een blik aan gene zijde wierp, waarbij de adrenaline door zijn lijf gierde. Maar nu was het genoeg geweest. Zijn geluk was op. Op 24 augustus 1916, midden in de Eerste Wereldoorlog, vielen traag de laatste korrels van het leven van Bruno Demke door de zandloper van Magere Hein.
Gevaarlijk? Niet voor hem! Wat kon hem nou de Dood schelen. Bruno Demke was daar niet zo bang meer voor. Bij honderden koersen had de Berlijner aan de roulettetafel van Magere Hein gezeten met als inzet zijn leven. Tientallen zware valpartijen werden overleefd. Hij stond aan de vers gedolven graven van zijn kameraden én stadgenoten Alfred Gornemann, en Karl Käser, jongens nog, gesneuveld in het stayersgeweld. Bruno Demke, een stayerende fatalist met eelt op zijn ziel. Het was de poen, de glorie en de lekkere meiden die daarop af kwamen, maar ook de adrenalinekick die hem steeds maar weer zijn plaatsje achter de Brennabor-motor deed innemen.
Bruno Demke, geboren in het Berlijn van 1880, maakte na een korte carrière op de weg in 1903 zijn opwachting als stayer. Zijn debuut was sensationeel. Demke, gegangmaakt door zijn vriend Paul Dunkel, won achtereenvolgens in Kopenhagen, Dortmund, Hannover, Keulen, Hamburg en Maagdenburg. Hoog genoteerde koersen waarbij vedetten als een Robl, Dickentman en Contenet door Bruno werden vernederd. Dat de Berlijner ook nog eens meer dan vierenhalfduizend goudmark op zijn bankrekening kon bijschrijven was lekker meegenomen. Met Demke op de affiches haalden baandirecteuren spektakel in huis, zoals bij de Grote Prijs van Berlijn op 19 oktober 1906.
Het was de laatste grote stayerskoers van het jaar en tienduizenden Berlijners waaronder de Duitse kroonprins waren naar de uitverkochte Treptowerbaan gekomen om getuigen te zijn hoe hun immens populaire stadsgenoot Bruno nog één keer ging vlammen. Het vuur kwam inderdaad uit het beton. In gewonnen positie met nog één ronde te gaan, kreeg de motor van Dunkel een klapband. Gangmaker en renner stuiterden over de baan. De zwaargewonde Dunkel, wiens leven aan een draadje hing, werd met paard en wagen ijlings afgevoerd naar het Krankenhaus. Demke kwam er met flinke vleeswonden vanaf.
Na die bijna doodsmakkert leek het wel of de man behept met pech was. Tijdens de Grote Prijs van Maagdenburg én het Gouden Wiel van Steglitz, met negentig in het uur, kreeg de Berlijner een klapband met een zware kukel als bonus. Ondanks de malheur die aan zijn kont geplakt leek, behoorde Bruno Demke tot aan de Eerste Wereldoorlog tot de sterkste rolrijders ter wereld.
Vanaf 1906 tot 1914 reed hij zesentachtig keer een ereronde waarbij hij zachtjes de sound van een rinkelende kassa hoorde veroorzaakt door tweehonderdduizend goudmark.
Demke, een man in bonus, kon zich materieel van alles veroorloven, maar voelde zich zonder spanning toch niet senang. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moet de Berlijnse rolrijder ongetwijfeld een sprongetje van blijdschap gemaakt hebben. Als één van de eersten meldde Bruno zich als piloot bij de Fliegertruppe des Kaiserreich. Voor een adrenalinejunk als Demke die als stayer tientallen collega’s óf invalide dan wel dood zag vallen, moet het vliegen een genoegelijke bezigheid zijn geweest.
In zijn dubbeldeks Fokker mét mitrailleur, ging Demke, boven het Westfront, helemaal los, en werd hij binnen korte tijd met het IJzeren Kruis tweede klas en de Oostenrijkse Tapferkeitsmedaille onderscheiden. Zijn toekomstige plaatsje in het Walhalla werd veiliggesteld met het IJzeren Kruis eerste klas verkregen door met zijn in brand geschoten vliegtuig meer dan veertig kilometer over de Engelse linies te vliegen.
Als zwaargewonde oorlogsheld werd Demke naar de heimat getransporteerd. Hersteld maar mét afkickverschijnselen snakte Bruno Demke naar zijn dagelijkse adrenalineshot verkregen door spanning en sensatie: en die kreeg hij.
Op 24 augustus 1916 steeg van het vliegveld van Döberitz, in de buurt van Berlijn, een rode dubbeldeks Fokker op. Tien minuten later, hoog in de lucht, stokte de motor. Vliegtuig en piloot sloegen even later te pletter. Bruno Demke, de man bij wie de pechduivel op schoot zat, vervoegde zich niet veel later bij zijn gesneuvelde kameraden.
Foto 1: 1904, Met wapperende snor achter de Brennarbormotor, mét windscherm en zonder helm. Op de motor Paul Dunkel die na zijn ongeluk nooit meer op een gangmaakmotor gesignaleerd werd.
Foto2 : Goldener Rad von Steglitz 1908. Van links naar rechts, Robl, Guignard, Ivan Goor, Piet Dickentman en Bruno Demke.
Foto 3: Oorlogsheld Bruno Demke.
Foto 4: De Zehlendorfer Osterpreis 1911. Fritz Theile, boven, passeert Demke. Een paar ronde later klapte Fritz’ voorband. Fritz, 26 jaar, brak zijn nek.
Foto 4: Na, van zijn oorlogsverwondingen hersteld te zijn begon Demke weer te stayeren. De Grote Prijs van Hannover, 13 augustus 1916. Van links naar rechts Demke, Schipke, Thomas en Saldow. Het is de allerlaatste foto van Bruno Demke. Elf dagen later verongelukte de Berlijner.
Foto 5: De onthulling van Demke’s grafsteen.
Foto’s: Archief Stuyfssportverhalen
november 7, 2010 at 3:13 pm
André, Mooie verhalen van jou over het stayeren. Opvallend detail op foto 1 de rechte voorvork. En op foto 2 recht, teruggebogen en vooruitgebogen voorvorken. Dat de snelheden hoog geweest moeten zijn is te zien aan foto 1 waar de stayer hijgend in de nek van de gangmaker rijdt en waar een groot scherm vanaf het zadel naar beneden loopt. Doorgaan met je verhalen ze zijn prachtig.
Uwe