Op 11 november wordt Wapenstilstanddag groots herdacht in Vlaanderen, Frankrijk en vooral Engeland. Op deze dag wordt stil gestaan bij de enorme verliezen die zijn geleden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Meer dan negen miljoen jongens bleven achter op de slachtvelden. Ook Emile Friol behoort tot de velen die niet terugkeerden.
De sprint op de wielerbaan, de niche van de wielersport waar de heroïek ver weg is. Waar je als toeschouwer pech hebt als de renners zich vergrijpen aan de zogenaamde surplace. Dat laatste een verkapt circusnummer.
Even wat horror uit het verleden opdiepen: 1955 de finale sprint om de wereldtitel met Jan Derksen en Antonio Maspes. Een duo die met een surplace van tweeëndertig minuten in staat waren de toeschouwers de wielerbaan uit te jagen. Hoe saai wil je het hebben..?
Baansprinten heeft niets heroïsch. Sprinters zijn allemaal van die nette, opgepoetste jongens. Ken jij een baansprinter die in staat is op de Vlaamse of Noord-Franse kasseienweggetjes, beslijkt urenlang op het kantje zit te sterven..? Ik bedoel maar. En tóch zijn er uitzonderingen op de regel. Gelukkig wel anders wordt dit helemaal een zure column. En wie daar voor zorgt is Emile Friol.
Emile Friol tweevoudig wereldkampioen in een tijd van gietijzeren fietsjes, mannen met strohoeden en vrouwen met ondoordringbare korsetten en directoires. Sprinten tijdens de belle epoque, beoefend door jongens met granieten knevels die zich voor een wedstrijd verzorgen met een geklutst ei met cognac, én als opkikkertje een dosis cocaïne. Dat laatste vrij te verkrijgen bij de lokale apotheek. Fijne tijden vóór de Eerste Wereldoorlog.
Emile Friol heeft zijn plekje in de Franse sportgeschiedenis veilig gesteld. En dan niet zo zeer om z´n sprintuitslagen maar de wijze waarop hij ter hemel trekt. Die is dramatisch en daarom zo mooi. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt Emile opgeroepen voor militaire dienst, wereldkampioen of niet.
Als motorrijders scheurt de voormalige sprinter tussen loopgraven om zijn berichten over te brengen. Iets dat die ene Duitse kanonnier op 16 november 1916 niet ontgaat. Geraakt door een granaat sneuvelt Emile.
Emile Friol vijfendertig jaar is begraven in een kameradengraf op de Nationale Begraafplaats Saint-Pierre in Amiens.

Acht seizoenen achter de zware motor gereden. Garantie voor genoeg verhalen: maar dan alléén de leuke. Nico Been, inmiddels 72 jaar, kijkt met veel plezier terug op zijn stayerscarrière. De opmaat hiervoor was zijn debuut begin jaren zeventig. Waar hij, als redelijk goed amateur, in Sportpaleis Ahoy zijn debuut maakte achter de motor.
De Weense baandirecteur Dusika gaf Been de mondelinge belofte dat hij alle stayerskoersen gehouden dat jaar, op zijn baan mocht rijden. Waarop manager Jan Derksen, achter zijn rug, een stok voor stak, want die vertelde later aan Dusika dat Been gestopt was. Een flagrante leugen. Ongetwijfeld had Derksen andere, zakelijke belangen. Evengoed had Been genoeg contracten voor de Duitse wielerbanen. Naast het stayeren verdiende Been zijn geld als criteriumrenner.
Hoewel hij prachtig kon vertellen over de wereldkampioenschappen waar hij aan mee deed, herinnerde bij hem thuis niets aan zijn glorieuze stayersverleden. Alleen een vaas staand op de schoorsteen en geschonken door de gemeente Alkmaar was het enige stoffelijke bewijs van zijn wereldtitel stayeren, behaald in 1951. Hans Middelveld, regelmatig bij Jan Pronk op visite, verbaasde zich daar altijd over. Over stayerslegende Jan Pronk dus. In 1951 de sterkste ter wereld. Jan Pronk de laatste schakel met een glorieus verleden.
In 1951 kreeg Pronk eindelijk waar hij recht op had, want de regenboogtrui werd om zijn ranke schouders gehesen. Een wereldtitel waar hij zijn hele lange leven plezier van had. En dan te bedenken dat stayeren niet echt zijn roeping was. Jan Pronk was en voelde zich een echte sprinter. De man was geen programmavulling. In 1939 deed Pronk mee aan het wereldkampioenschap sprint, waar hij in de achtste finale uitgeschakeld werd. Pronk had de pech om in een heel sterke lichting te zitten. Concurrenten Jan Derksen en Arie van Vliet waren een maatje te groot. Na de oorlog werd Jan Pronk stayer om den broden. Met succes. Jan Pronk, de oudste nog levende wereldkampioen, én acht keer nationaal kampioen, overleed gisteren op de gezegende leeftijd van bijna achtennegentig jaar.
