Stayerslegende overleden

Guillermo Timoner in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zes keer wereldkampioen stayeren.  De ouderen onder ons die hem ooit in het Olympisch Stadion in actie zagen zijn nu nóg onder de indruk van de Spaanse kampioen. In de geschiedenis van het stayeren had Timoner een flinke kras gemaakt. Of Timoner Guillermo de beste stayer ooit was. De Spaanse rolrijder was inderdaad een wereldtopper, maar de állerbeste ooit…?  Stuyfssportverhalen denkt daar iets anders over.  Aan de hand van onder meer de jaargangen Radwelt 1900 tot en met 1928, pagina’s vol uitslagen, statistieken en staatjes, en andere jaargangen, kwam  Stuyfssportverhalen tot een  rijtje met de vijf beste stayers ooit.  In deze ranking staat Timoner op de vijfde plek. Helaas voor de Timoner-adepten, maar de beste rolrijders, waren actief tussen 1900 en de Tweede Wereldoorlog.

Europa kenden toen over de honderd wielerbanen.  Met een overvol stayersprogramma waarbij de geldkraan wagenwijd open stond. Renners reden iedere koers alsof de dood op de hielen zat, want een paar mindere uitslagen en de contracten bleven uit. De concurrentie stond  te dringen om ook een greep uit de ruif te doen. Jaarlijks knokten daar zo’n honderd topstayers  voor: kerels, stuk voor stuk potententiële kampioenen. Even ter vergelijking: Timoner hoefde jaarlijks maar met zes concurrenten rekening te houden. Om tussen 1900 en 1940 daar de beste van te zijn, meerdere keren wereldkampioen te worden, was voor weinigen weggelegd. Toch flikten vier coureurs dat kunstje.  Zoals George Parent.

George, Fransman,  in 1909 en de twee daarop volgende jaren de beste van de wereld. George Parent, dramatisch jong gestorven, staat daarom op de derde plaats.  Met achter zich de Amerikaan Bobby Walthour, die twee keer de wereldtitel meenam naar the States.

Victor Linart., Belg, vijfentwintig jaar actief,  vier keer wereldkampioen, won tussen 1909 en 1933, honderden koersen. Ondanks die indrukwekkende cijfers blijft Linart steken op de tweede plaats. De nummer één, de allerbeste stayer ooit, de man over wiens naam je in zowat álle jaargangen Radwelts bijna struikelt, is en blijft Piet Dickentman.

Terug naar Timoner die na zijn indrukwekkende stayerscarrière op Mallorca een fietsenzaak begon, waar de zesvoudige wereldkampioen zijn klanten gastvrij ontving. De laatsten, Timoneradepten die aan Guillermo goede jeugdherinneringen koesterden. Zoals voormalig Nederlands kampioen Henny Marinus rechts, met Koos Tacx links,op audiëntie bij de stayerslegende.

Guillermo Timoner werd 97 jaar.

Romantiek

Op de Parijse wielerbaan Buffalo maakte het niets uit wat voor dag het was, want daar was er iedere dag activiteit. Ook op maandag 23 augustus 1909. Waar in het rennerskwartier de gewone activiteit heerste.  Het rennerskwartier, oftewel de boxen. Mooi woord voor obscure houten hokken, waar zich van oudsher duistere zaken afspeelde. Want wie denkt dat wielrenners nobele padvinders op een racefiets zijn, die kun je ook geel geverfde mussen verkopen als zijnde kanaries.

Wie ooit de spelonken van het Amsterdamse Olympisch Stadion had bezocht,  begrijpt dat wel. De boxen van het stadion, waar de verschraalde lucht van kamfer, was-au de cologne, en massageolie zich vermengde met dat van chemische preparaten, afkomstig uit de koffers van de soigneur van dienst.  De rennersboxen ideale  hangplek voor gangmakers waar het scenario voor een duister spel in elkaar werd gezet.

De boxen waar in de zomer van 1941, stayer  Cor Wals – voor aanvang van het nationale kampioenschap stayeren – zich in z’n wielershirt hees. Een shirt voorzien met het logo van de SS. Een actie wat hem de rest van z’n leven tot een paria  bestempelde.

En laten we eerlijk zijn, de rennersboxen zijn ook een belangrijk onderdeel van de romantiek van het oude wielrennen.  Waar deze prachtige foto het bewijs van  is…

Werkdag

Bescheiden en vriendelijk. Sterallures is de man volkomen vreemd. Dat siert hem, want  de Keniaan Edwin Kiptoo, behoort tot de wereldtop op de lange afstand. Edwin, als haas gecontracteerd bij de laatste marathon van Amsterdam. Een contract waar de organisatie, maar vooral de latere winnaar Tamirat Tola geen spijt van had. De man volbracht zijn taak met verve.

De eerste dertig kilometer van de marathon, ijlde Kiptoo op kop van een groepje van zo’n twaalf atleten. Wie Kiptoo langs de open, winderige oevers van de Amstel zag rennen, was een bevoorrecht mens. Die snelheid, – wat de grenzen van de verbeelding vér voorbij gaat, – maar vooral zijn prachtige motorriek, lange soepele passen die amper de grond aanraken, was pure schoonheid.

Na dertig kilometer mocht Edwin uitstappen. Dat gebeurde op de stille Rozenburglaan, in de schaduw van Betondorp. Schrijver dezes – vanaf Ouderkerk aan de Amstel, tot aan Betondorp, fietsend achter de kopgroep, – was daar getuige van.  Beetje hulpeloos en aandoenlijk, stond de man van de Afrikaanse hoogvlaktes op die desolate Rozenburglaan, te wachten op het busje, die hem terug bracht richting Olympisch Stadion.

Kiptoo, onder meer twee keer winnaar van de Dam-tot-Damloop, is een man met een lage drempel. Na zich zelf eerst voorgesteld te hebben, werd voor de foto geposeerd. Voor Edwin Kiptoo zat de marathon van Amsterdam er op. Voor hem kwam een werkdag tot een eind.

Acht kruisjes jong en nog topfit

Sensatie! Hij klopte de toenmalige wereldkampioen én grote kanshebber voor de nieuwe wereldtitel. Wie dat was, ‘kopte’ de Franse kranten. Nooit had iemand van hem gehoord. Opeens stond hij er. Deze maand is het precies zestig jaar geleden dat Piet van Heusden wereldkampioen achtervolging werd. Stuyfssportverhalen zocht hem op en kwam terecht in een klein museumpje.

Parijs 1952. Wereldkampioenschap achtervolging, amateurs.  Mino de Rossi, titelverdediger,  had in zijn prijzenkast al een plekje voor een verse  regenboogtrui gereserveerd. De Italiaan was dé grote favoriet. Wat hem betrof was de finale een formaliteit. Met een arrogantie waar Italiaanse renners patent op hebben, plaatste hij een dag voor de eindstrijd handtekeningen op promotiefoto’s met de kreet ‘de nieuwe wereldkampioen 1952’. Mino had er wel trek in, barstte van het zelfvertrouwen. Met zijn tegenstander, een brildragend totáál onbekend ventje uit Amsterdam, had hij snode plannen. Een scenario voor een slachtpartij, – met De Rossi als slager, – lag klaar. Het liep anders. Het werd een opmaat voor een Latijns drama.
Niet de Rossi dé huizenhoge favoriet, maar de totaal onbekende Piet van Heusden, met de snelste tijd door de series gefietst,  kreeg het regenboogshirt aangetrokken. De Rossi droop af op het pad der afgang. Wie die Van Heusden  was, kopten de Franse kranten een dag later. Nooit van gehoord. In Amsterdam wel. Van Heusden’s faam als jachtrijder was al een jaar bekend. Uit het totale  niets was de drieëntwintigjarige Amsterdammer opeens opgedoken. Piet, een voormalig korfballer, die wel eens iets individueels wilde doen, zat pas drie jaar op de koersfiets. Het was dat clubgenoot Jan Mehagnoul, een sparringpartner zocht. Anders was Van Heusden nooit achter zijn jachtcapaciteiten gekomen. Jan Mehagnoul, een Mokumse  achtervolger die een reputatie als hardfietser had op te houden, werd, notabene in zijn Olympisch Stadion, ingehaald door Pietje. Een jaar later werd Van Heusden nationaal kampioen en mocht naar het wereldkampioenschap in Parijs.
Hoewel De Telegraaf orakelde dat er een nieuwe Gerrit Schulte was opgestaan, doofde de ster van Piet van Heusden even snel als hij opkwam. Na vier keer op rij de nationale titel ‘opgehaald’ te hebben, borg de  voormalige wereldkampioen in 1958 zijn fiets op en  begon een maatschappelijke carrière bij de Amsterdamse krant  Het Parool waar hij tot zijn pensionering actief was.
Verpatste veel gestopte renners hun materiaal, niet Van Heusden. Al helemáál niet zijn baankarretje. Iets waar zulke prachtige herinneringen aan zit doe je niet weg. Anno nu, is Piet van Heusden, 83, conservator van zijn eigen museum. In een speciale kamer staan de tastbare memorabilia aan een sensationele, maar korte wielerloopbaan. Bekers, oorkondes, bossen met overwinningslinten, ingelijste krantenknipsels, foto’s én  het rugnummer waarmee hij wereldkampioen werd. In een stofvrije doos verpakt in vloeipapier, zitten zijn kampioenstruien waaronder het regenboogshirt. Een ereplaats heeft natuurlijk Dé Fiets.
Niet één seconde had hij erover gedacht die weg te doen. Een relikwie noemt hij dat zelf.  Hij pakt hem op, en je ziet zijn gedachten terugdwalen naar die ene augustusdag zestig jaar geleden. Een lichtblauwe baanfiets met blokketting, die duidelijk door zijn eigenaar gekoesterd wordt. Speciaal voor hem gemaakt en gekregen van de Amsterdamse fietsbouwer Aandewiel, vertelt hij aan Stuyfssportverhalen. Piet van Heusden, scherpe, afgetrainde bruine benen, topfit, mag dan acht kruisjes achter zijn naam hebben, maar blijft een hardrijder. Om de dag maalt hij zijn kilometers weg. Laat Mino de Rossi, en Jan Mehagnoul, ook allebei in de tachtig, en nog steeds op de fiets, maar komen. 

Foto 1: Parijs 1952, Piet van Heusden op jacht naar zijn sensationele wereldtitel.

Foto’s: Van Heusden tussen zijn dierbare sportrelikwieën waaronder zijn fiets, rugnummer waarmee hij wereldkampioen werd én regenboogtrui.

error: Inhoud is beschermd!
%d