Brug vernoemd naar Piet Dickentman

Het was een lobby die vijf jaar duurde. Jaren waarin Stuyfssportverhalen allerlei Amsterdamse gemeentelijke instanties bestookte met mailtjes, brieven, telefoontjes, met die ene vraag: waarom sportheld Piet Dickentman nog steeds zijn verdiende erkenning niet krijgt.  Burgemeester Van der Laan werd daarbij niet overgeslagen. Terzijde: ik sluit niet uit dat op diverse Stadsdeelkantoren inmiddels ambtenaren rondlopen met een  ‘Piet Dickentman-syndroom’. Jammer, maar het doel heiligt de middelen.
Om het nóg meer onder de grote aandacht te brengen, publiceerde schrijver dezes een vijfkoloms verhaal over Dickentmans sportverleden in Het Parool. Toezeggingen en beloftes genoeg. Maar géén resultaat. Om een straat dan wel brug  in de hoofdstad, naar deze inmiddels totáál vergeten sportheld te vernoemen blijkt  taaie kost te zijn.
Over onrechtvaardigheid gesproken. Want als één Mokumer  daar recht op heeft, is het Piet. Precies een jaar geleden kwam de lobby in een stroomversnelling. De katalysator?  Een piepklein éénkolommertje in Het Parool waarin melding werd gemaakt dat Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer in de nieuw te bouwen wijk Zeeburg een straat gaat vernoemen naar de vroegere Ajax-trainer Bobby Haarms.
Godverdegodver! En waarom Piet Dickentman niet? Piet was niet alleen Amsterdams eerste wereldkampioen want 1903, maar ook de eerste grote internationale sportman uit de hoofdstad. En nee, ik ga jullie niet wéér opzadelen met Dickentmans wapenfeiten. Wie dát wil weten moet maar even op deze blog neuzen. We hebben het over de flater waarom Dickentman van zijn Amsterdam nog steeds niet de eer kreeg waarop hij recht had en heeft.
Opnieuw een mail gestuurd richting Stadsdeel. Met resultaat. Ambtenaren zoals mevrouw Cheriff en vooral Floris Thoolen kregen de vastgelopen lagers in Dickentmans benoeming los.Daarvoor was dan wel de door Stuyfssportverhalen geschreven biografie van Dickentman, ‘Flirt met De Dood’,  voor nodig. Na het lezen daarvan belde een paar dagen later Thoolen, ‘coördinator naamgeving openbare ruimte’, met de mededeling dat Dickentman aan alle voorwaarden voldeed voor een straat dan wel een brug.
Uiteindelijk duurde het nog een jaar voor de kogel door de ambtelijke kerk was gejaagd. Als voorzetje daarop kwam op 16 maart j.l. het  mailtje van Thoolen, met de toezegging.
Eindelijk, zesenzestig jaar na zijn overlijden, krijgt Piet Dickentman de lang verdiende erkenning. In de nieuwe wijk Zeeburg wordt een brug vernoemd naar één van de allergrootste sporthelden uit Amsterdams historie. Wat vandaag door burgemeester en wethouders tijdens een raadsvergadering, officieel werd bevestigd.
In de Grote Stayershemel zit  Piet Dickentman ongetwijfeld goedkeurend te knikken.

Acht kruisjes jong en nog topfit

Sensatie! Hij klopte de toenmalige wereldkampioen én grote kanshebber voor de nieuwe wereldtitel. Wie dat was, ‘kopte’ de Franse kranten. Nooit had iemand van hem gehoord. Opeens stond hij er. Deze maand is het precies zestig jaar geleden dat Piet van Heusden wereldkampioen achtervolging werd. Stuyfssportverhalen zocht hem op en kwam terecht in een klein museumpje.

Parijs 1952. Wereldkampioenschap achtervolging, amateurs.  Mino de Rossi, titelverdediger,  had in zijn prijzenkast al een plekje voor een verse  regenboogtrui gereserveerd. De Italiaan was dé grote favoriet. Wat hem betrof was de finale een formaliteit. Met een arrogantie waar Italiaanse renners patent op hebben, plaatste hij een dag voor de eindstrijd handtekeningen op promotiefoto’s met de kreet ‘de nieuwe wereldkampioen 1952’. Mino had er wel trek in, barstte van het zelfvertrouwen. Met zijn tegenstander, een brildragend totáál onbekend ventje uit Amsterdam, had hij snode plannen. Een scenario voor een slachtpartij, – met De Rossi als slager, – lag klaar. Het liep anders. Het werd een opmaat voor een Latijns drama.
Niet de Rossi dé huizenhoge favoriet, maar de totaal onbekende Piet van Heusden, met de snelste tijd door de series gefietst,  kreeg het regenboogshirt aangetrokken. De Rossi droop af op het pad der afgang. Wie die Van Heusden  was, kopten de Franse kranten een dag later. Nooit van gehoord. In Amsterdam wel. Van Heusden’s faam als jachtrijder was al een jaar bekend. Uit het totale  niets was de drieëntwintigjarige Amsterdammer opeens opgedoken. Piet, een voormalig korfballer, die wel eens iets individueels wilde doen, zat pas drie jaar op de koersfiets. Het was dat clubgenoot Jan Mehagnoul, een sparringpartner zocht. Anders was Van Heusden nooit achter zijn jachtcapaciteiten gekomen. Jan Mehagnoul, een Mokumse  achtervolger die een reputatie als hardfietser had op te houden, werd, notabene in zijn Olympisch Stadion, ingehaald door Pietje. Een jaar later werd Van Heusden nationaal kampioen en mocht naar het wereldkampioenschap in Parijs.
Hoewel De Telegraaf orakelde dat er een nieuwe Gerrit Schulte was opgestaan, doofde de ster van Piet van Heusden even snel als hij opkwam. Na vier keer op rij de nationale titel ‘opgehaald’ te hebben, borg de  voormalige wereldkampioen in 1958 zijn fiets op en  begon een maatschappelijke carrière bij de Amsterdamse krant  Het Parool waar hij tot zijn pensionering actief was.
Verpatste veel gestopte renners hun materiaal, niet Van Heusden. Al helemáál niet zijn baankarretje. Iets waar zulke prachtige herinneringen aan zit doe je niet weg. Anno nu, is Piet van Heusden, 83, conservator van zijn eigen museum. In een speciale kamer staan de tastbare memorabilia aan een sensationele, maar korte wielerloopbaan. Bekers, oorkondes, bossen met overwinningslinten, ingelijste krantenknipsels, foto’s én  het rugnummer waarmee hij wereldkampioen werd. In een stofvrije doos verpakt in vloeipapier, zitten zijn kampioenstruien waaronder het regenboogshirt. Een ereplaats heeft natuurlijk Dé Fiets.
Niet één seconde had hij erover gedacht die weg te doen. Een relikwie noemt hij dat zelf.  Hij pakt hem op, en je ziet zijn gedachten terugdwalen naar die ene augustusdag zestig jaar geleden. Een lichtblauwe baanfiets met blokketting, die duidelijk door zijn eigenaar gekoesterd wordt. Speciaal voor hem gemaakt en gekregen van de Amsterdamse fietsbouwer Aandewiel, vertelt hij aan Stuyfssportverhalen. Piet van Heusden, scherpe, afgetrainde bruine benen, topfit, mag dan acht kruisjes achter zijn naam hebben, maar blijft een hardrijder. Om de dag maalt hij zijn kilometers weg. Laat Mino de Rossi, en Jan Mehagnoul, ook allebei in de tachtig, en nog steeds op de fiets, maar komen. 

Foto 1: Parijs 1952, Piet van Heusden op jacht naar zijn sensationele wereldtitel.

Foto’s: Van Heusden tussen zijn dierbare sportrelikwieën waaronder zijn fiets, rugnummer waarmee hij wereldkampioen werd én regenboogtrui.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: