Boulevard

Dan was er ook nog Paolino Uczudun, bijgenaamd de Baskische Houthakker. Paolino, tijdens de roaring twenties een zwaargewicht bokser, voorzien van een verwoestende ‘linkse’. En daar graag gebruik van maakte. Ook in het sportpaleis Velo d’ Hiver in het  Parijs van 1925, waar een gevecht op de rol stond, tussen lokale favoriet Marcel Nilles en de Houthakker. Een gevecht om des keizers baard, want er stond niets op het spel. Ja de eer, en vooral om de zakken van de promotor te vullen.

Dat er niks op het spel stond, daar dacht Marcel Nilles iets anders over. Voor de Parijse vuistvechter, stond er nog een rekening open. Een jaar eerder ontmoette Marcel  de gevreesde Bask in de ring. Plaats van handeling de lokale stierenvechtarena van Barcelona, waar het geronnen stierenbloed aan de boarding plakte. Lang verhaal kort: Nilles in de zesde ronde neer gerost, werd wakken op het canvas.

In het Velo d’Hiver klampte Marcel zich met de moed der wanhoop vast, aan het idee om Paolino neer te halen. De Houthakker – uiterlijk van een Siciliaanse struikrover, aan wie je maar beter niet de weg kon vragen, – verkeerde in grootste vorm. In de derde ronde bracht  Paolino zijn linkse in stelling. Bij Marcel ging het licht uit. En zoals zo vaak in het tikkeltje louche bokswereldje, gebeurde er duistere zaken. Terwijl de scheids aan het tellen was, stond Marcel bij de tiende seconde op, en nam de bokshouding aan.  Voor de Houthakker het sein om op Marcel af te stormen, maar werd door de scheids tegen gehouden. Volgens de referee was het gevecht voorbij. Tot grote woede van de meer dan vijftienduizend Parijzenaren, die hun leuke avondje in rook op zagen gaan.

Op boksers zit geen houdbaarheidsdatum, noch dat ze geestelijk gezond uit de strijd komen. Aan dat laatste zat  nou nét de kneep.  Paolino Uczudun, de grote en onbetwiste held van Baskenland. De Houthakker, na het behalen van zijn Europese titel, in San Sebastian  feestelijk ingehaald door veertigduizend Basken, stond op punt om z’n plekje in de Baskische Heldengalerij in te nemen. Maar nam de rechterafslag richting boulevard van verraad.   

De voormalige Europese zwaargewichtkampioen trad toe tot de fascistische Falagan. En erger, hij vocht tijdens de Spaanse burgeroorlog voor de belangen van dictator Franco, én tegen een onafhankelijk Baskenland.

Bron: Le Miroir de Sports jaargang 1925, Boxrec,  

Opkomst van groot talent

Het geheim van adverteren is de herhaling. Iets wat Reinier Honig goed had begrepen. In een dagenlange durend, en uitgekiende reclamecampagne op ondermeer facebook, Instagram en de regionale pers, wist Honig de tribunes van het Alkmaars Sportpaleis goed vol te krijgen. Wat dát betreft was het Nederlands kampioenschap stayeren,  voor de helft geslaagd. Voor het succes van de ‘tweede helft’ was dezelfde  Reinier Honig  als titel verdediger samen met z’n stayerende collega’s verantwoordelijk. Een klus die met verve werd geklaard.  De strijd om de nationale stayerstitel 2023 was er één om de vingers bij af te likken. Waarmee criticasters onder meer op deze blog, aan het korte eind trokken.

De charme van stayerskoersen in het Alkmaars Sportpaleis, is niet alleen het knusse wielerpaleisje zelf, maar ook de laagdrempelige en ontspannen sfeer er om heen. Met als middelpunt het middenterrein, waar renners op rollenbanken zich warm draaien, omringd door  supporters, en familie. Zoals Sal Meijers een debuterend stayer van negentien jaar, die vlak voor zijn vuurdoop staat. Sal Meijers, bijna twee meter lang,  een jongen met veel gevoel voor realisme, geeft zich in de loodzware stayersfinale geen kans. Maar dat maakt hem ook niks uit. Hij gaat van de race, en alles er om heen genieten, maar ook afzien. Want volgens hem is pijn fijn, waarmee Sam ruimschoots aan z’n trekken kwam.

Door organisatorische omstandigheden,  werd het stayerskampioen laat in de winter gehouden. Met als nadeel dat drie goede stayers, want Tom Wijfje, Glenn van Nierop en Alexander Konijn door verplichtingen met sponsors, – hun wegcampagne waren begonnen – in Alkmaar verstek lieten gaan.  Een lacune opgevuld met debuterende stayers, zoals de bovengenoemde Sal Meijers en Olav Scholten.

Olav Scholten, in dagelijks leven werkzaam als econoom bij De Nederlandse Bank, maar ook Amsterdams kampioen achter de derny. Een titel een paar weken geleden gewonnen, waarbij Scholten meteen het advies kreeg om z’n plaatsje achter de motor in te nemen.

En dan de race zelf, waar op diverse sites én de sociale media, al het nodige over gepubliceerd is. Met als aantekening dat het publiek getuige was, van de opkomst van een groots talent want Serginho Wilshaus, de verrassende kampioen. De jonge Wilshaus gegangmaakt door Richard Konijn, kan op z’n credit schrijven, dat twee geharde profs want Reinier Honig en Etienne van Empel, op hem stuk liepen. Zinderende aanvallen van het duo, werden door een soepel draaiende Wilshaus afgeslagen. Dat Van Empel, maar ook Reinier Honig daarbij van de rol moesten is ter kennisgeving.

Volgens Uwe Smit lid van de organisatie, was het kampioenschap de mooiste van de afgelopen tien jaar. Waarbij het niveau vrij hoog was, want de eerste renners die op een ronde werden gereden,gebeurde pas na veertig rondes.

‘Het is één grote bende’

Vijftien keer leidde hij een stayer naar de nationale titel, en werd één keer Europees kampioen. Op de gangmaakmotor is Willem Fack een autoriteit. Een zestiende titel er niet in. Voor het  komende stayerskampioenschap, dinsdag gehouden in het Alkmaarse Sportpaleis, bedankt Fack voor de eer.

‘Ik had wel willen rijden,’ opent Fack het gesprek, ‘Als er een goede renner beschikbaar  was. Maar die is er niet. Ik pas er voor om met een renner te koersen, waarvan ik van te voren weet dat die weg gereden wordt. De laatste jaren reed ik met Ocko Geserick, (foto links) maar die is er mee gestopt. Die jongen werkt inmiddels hele dagen, en voelt er weinig voor om ’s  avonds laat op de baan van Alkmaar, een uurtje te trainen, als er vrijwel geen koersen meer zijn. En groot gelijk heeft hij’.  

Volgens Fack is de stayerssport vrijwel dood, waarbij hij de beschuldigende vinger ondermeer priemt richting wielerbond.  ‘De KNWU is de slechtste sportbond van Nederland’, fulmineert  Fack. ‘Voor de stayerij is geen beleid, en al helemaal  geen geld. Een goede renner gaat niet meer stayeren. Die verdiend z’n geld wel op de weg. Het is toch een schande dat er inmiddels drie overdekte banen zijn, waar geen plaats is voor  stayers- of dernykoersen. Goede renners komen nooit meer achter de motor. Er is momenteel maar één koers per jaar, en dat is het nationale kampioenschap. Ook in Duitsland legt de sport op z’n kont. Neem de Grote Kerstprijs van Dortmund, een traditionele koers van vér voor de oorlog, die wordt al tien jaar niet meer gehouden.  Het is één grote bende’.  

Willem Fack, inmiddels achtenzestig jaar, en meer dan veertig jaar gangmaker, weet waar de kneep nog meer zit. Volgens hem zijn ook de baandirecties, én  de vroegere gangmakers schuldig aan de teloorgang van de sport. ‘Wij hadden een keer een koers op Alkmaar. Komt die Walrave, inmiddels al tien jaar met pensioen, naar de op het middenterrein zittende gangmakers. Hoor ik hem, met een verwijtende klank in z’n stem roepen, dat wij de boel op gang moeten trekken. Een mooie die dat riep. Dat was dus de vroegere topgangmaker Walrave, de man die altijd de koers ‘regelde,’ die er altijd voor zorgde dat vrijwel iedere stayerskoers van een ‘briefje gereden’ werd, (van een briefje rijden, is in de stayerij een eufemisme van  een te voren afgesproken uitslag). Hoezo moeten wij de boel op gang trekken? Hij was de man, die de boel juist afgebroken had.’

In het stayeren van oudsher bekend als onbetrouwbaar, staat Fack bekend als iemand die altijd ‘rechtdoor rijdt’,  en wars is van afspraken. ‘Al die vroegere gangmakers zijn dood. Ook in Duitsland. Dat waren mannen die altijd de boel flikte. En wat gebeurd er nu? Precies het zelfde. Die jonge Duitse gangmakers, laten hun oren hangen naar de baandirecties. Dan moet er van zo’n baandirecteur weer één of ander lokale kneus winnen, alsof het publiek dat niet door heeft. En de gangmaker die daar maling aan heeft, kan het voor ééns en altijd vergeten. Die komt nooit meer aan de bak’.  

Ook over het naderende nationale kampioenschap, is Willem Fack somber gestemd. ‘Dinsdag komen twee goed getrainde profs aan de start, opgevuld met vier matige stayers. Renners die de hele dag werken, en in de avond een paar uurtjes trainen. Die jongens fungeren als kanonnenvoer’.

Willem Fack meer dan veertig jaar gangmaker, weet precies het antwoord op wie zijn beste renner was: Patrick Kops met wie hij zes nationale titels veroverde. Waar bij hij tevens Patrick Kos roemt   met wie hij de Europese titel pakte, en een kwartet nationale  kampioenstitels.

‘Ach het is allemaal afgelopen’, verzucht Willem Fack. Mijn tijd zit erop. Ik heb het wel bekeken’. Of dat laatste zo is maar de vraag, want niets zo veranderlijk als de mens, laat staan een gangmaker.

Dinsdag 28 februari Kampioenschap van Nederland stayeren, gehouden in het Sportpaleis van Alkmaar. Aanvang finale 20.00 uur, toegang gratis.

Reactie:

Hai André en jammer van je negatieve verhaal over de stayerssport. De woorden van Willem Fack klinken mij heel bekend. Zo praat hij sinds ik hem ken, inmiddels dertig jaar. Willem is een aardige vent, maar altijd negatief, ondanks dat hij voor mij, als gangmaker een voorbeeld is. Het klopt ook niet helemaal. Wij rijden komende dinsdag met zeven koppels en nog nooit  liggen de kwaliteiten zo dicht bij elkaar als dit jaar.

Afgelopen dinsdag hadden wij de laatste training afgewerkt, waarbij volle bak werd gereden. Vier koppels waaronder Reinier Honig reden de hele training in dezelfde ronde. Ik reed daarbij zelf een paar ronden tegen de tachtig kilometer per uur, al zal komende dinsdag uiteindelijk de ervaring belangrijker zijn dan de benen. Honig is dan zeker te kloppen, maar zijn ervaring kan de doorslag geven.

Dit jaar drie nieuwe stayers, waarvan twee jonger dan 25 jaar. Vorig jaar maakte ook twee ‘neo’s’hun debuut achter de motor.  Alleen doordat wielervereniging Alcmaria Victrix geen nationaal kampioenschap wilde organiseren, hadden wij een eigen organisatie opgezet, in samen werking met de Wielerronde van Ouddorp. Daardoor is komende kampioenschap redelijk laat in het seizoen, waardoor een aantal stayers niet mee kunnen doen, vanwege verplichtingen aan het wegseizoen.

Wij zetten samen de schouders eronder om deze mooie baandiscipline niet te laten vergaan! Er is genoeg animo en interesse, maar we moeten af en toe wat in de goede richting duwen. Het Nederlands Kampioenschap stayeren wordt altijd beter bezocht dan anderen baankampioenschappen.

Richard Konijn, gangmaker.

Eén Lire

Het getormenteerde Italië van 1933. Onder straffe leiding van dictator Mussolini, die droomde van de terugkeer van het Romeinse Rijk, met himselve als keizer. Met instemming van miljoenen  adepten, gehuld in zwarte hemden. En voor de gewone Italiaan die zich aan Il Duce’s ideologie wist te ontsnappen, wachtte de verstikkende clerus van de Roomse kerk. De jaren dertig, zware, sombere tijden voor de  Italiaanse vrijdenker. Evengoed gloorde in de pikzwarte Laars voor hem toch een klein lichtje. Want goddank was daar de Koers, als alternatieve  religie voor belijdende tifosi, met zijn eigen fietsende goden.  

Dat Vlaamse renners na een koers, er uit zien of ze zojuist uit een gierput zijn getrokken, is in Italië ondenkbaar. Van oudsher heeft de Latijnse coureur het soigneren tot kunst verheven, iets dat U inmiddels wel snapt. Ook de lokale Italiaanse sportpers had de zegeningen van de Koers vroeg begrepen. Ken Uw klassieken,  en mocht die kennis ontbreken, dan toch maar even vertellen over het fenomeen La Gazzetta dello Sport, dé sportkrant van Italië, met nog steeds oplages van meer dan een miljoen. Dat de krant al meer dan een eeuw de Giro d’ Italia organiseert, en de  leiderstrui geïnspireerd is door de roze kleur van de krantenpagina’s, is publicitair ruimschoots afgegraasd. Aardiger te vermelden zijn de extra wielerbijlages. Zoals bijgaande, een speciale uitgave voor de Tour de France 1933. Met in ieder nummer, uitvoerig aandacht voor één van de deelnemende Italiaanse coureurs. En dat meer dan dertig pagina’s, en bij de kiosk te bekomen voor één Lire.

Dat  Learco Guerra een inmiddels vergeten campionissimo, de cover in fullcolour siert is logisch. Stof de uitslagenlijst van Guerra af, en er komt een erelijst tevoorschijn waar je stil van wordt. En nee, deze blog doet niet aan uitvoerige uitslagenlijsten.  Wel even zijn hoogtepunten. Guerra, bijgenaamd de Locomotief  en pas op z’n achtentwintigste prof, was wereldkampioen op de weg, winnaar van onder meer Milaan-San Remo, rondes van Lombardije, etappes in de Giro d’ Italia, mét de eindzege. De man won bij elkaar drieëntachtig koersen.

En wat de Tour de France 1933 betreft, had Guerra de redactie van het blad niet teleurgesteld met  vijf etappezeges. Italië heeft zijn helden lief. Dat Rome de Via Learco Guerra heeft, is ter kennisgeving. Dat U dat maar even weet…

Afbranden

De foto zegt genoeg. Want dat ene Francois Vallée  een vreselijke val maakt,  is duidelijk.  Vallée, een derderangs Franse stayer mocht God dankbaar zijn, dat z’n valhelm tijdens de crash op z’n plaats bleef. Een geluk dat bijvoorbeeld Piet van Nek niet had. Bij Van Nek – gevallen tijdens een stayerskoers in het  Leipzig van 1914, – brak het leren bandje van z’n helm. Exit Piet.

Of fotografen anno 1930 over supersnelle camera’s beschikte, daar kan deze blog geen antwoord op geven. Hoogstwaarschijnlijk had de fotograaf gewoon mazzel, dat hij op het moment suprême, z’n  sluiter indrukte. Met resultaat een bizarre foto, die voor zogenaamde kenners geen geheimen heeft. Want dat de bovenste gangmaker een vuil en smerig spel speelde, is duidelijk: dat laatste verdiend  uitleg.  

Vroegere gangmaakmotoren beschikte niet over een uitlaat. Gloeiendhete uitlaatgassen, verlieten ongestoord de motor. Voor een beetje gangmaker, –  een geboren sluwe, opportunist – geen probleem, want die maakte daar dankbaar gebruik van.  Als een renner teveel tegenstand gaf, ging zo’n gangmaker vlak naast zo’n renner rijden. ‘Van de motor afbranden,’ werd dat eufemistisch genoemd. Verhalen van stayers met brandwonden op hun benen zijn bekend. En de stayer die daar geen trek in had liet zich afzakken.   

Op de Parijse Buffalowielerbaan ging het met de inhaalactie mis. De gangmaker in kwestie deed dat té strak, waarbij hij  Vallée raakte. En voor de verontruste lezers:  Francois Vallée blies op  tweeëntachtig jarige leeftijd, z’n laatste ademstoot uit. Het is maar dat U dat even weet…

Bron: Le Miroir des Sports jaargang 1930.

Een vriendelijk mens is vertrokken

Drie decennia lang leefde hij in volstrekte anonimiteit.  Edwin Alberto oftewel Fighting Mack was van de radar verdwenen, opgelost in de anonimiteit. Zeven jaar geleden spoorde Stuyfssportverhalen hem op. Het werd een ontmoeting die veel indruk en emoties na liet. Fighting Mack  ooit een van de beste na oorlogse boksers, maar ook een man omgeven door geheimzinnigheid. Mack, zoals hij zelf genoemd wou  worden, was gezegend met een supersnelle en verwoestende linkse, met een erelijst die staat:  vijfenveertig gevechten, achtentwintig keer gewonnen, waaronder twintig door knock out en twee onbeslist. Zijn hoogtepunt vond plaats  in augustus 1968, toen hij als een onbekende tweeëntwintig jarige, in een kolkende Italiaanse sportarena, de toen heersende Europees kampioen  Carmelo Bossi knock out sloeg.

Mack stond daar niet meer bij stil. Het was geweest. In zijn kleine appartementje in Zandvoort herinnerde niets meer aan een roemrijke boksverleden. De enige stoffelijke herinnering is een actiefoto van hem. Die koesterde hij dan ook. Als de foto te voorschijn komt, braken ook de herinneringen bij hem door. Om deze meteen te relativeren.

Of hij in z’n appartementje gelukkig was?  Soms.  Maar ook vaak niet. Hij dacht  veel na over de dood, hoewel hij nog aan het leven hing. Hij gaf zich zelf hooguit nog tien jaar. Maar geloofde dat eigenlijk zelf niet. Het leven is eigenlijk niks, verzuchtte hij even later

Hij leidde een heel rustig, en terug getrokken bestaan.  Iedere morgen een uurtje wandelen over het strand. De rest van de dag keek hij televisie, en ‘deed’ zijn huishouden. Levend van een klein pensioentje en alleen wonend. Hij had geen vrienden, en ook geen contact in de bokswereld. Met vrouwen had nooit geluk gehad, onthulde hij aarzelend. Ooit had de vroegere Europees kampioen vrienden zat. Nu niets meer. De eenzaamheid droop van hem af.

De laatste paar jaar van z’n leven, bracht Mack door in een woonvoorziening-centrum in Bentveld, waar hij vorige week overleed. Fighting Mack, een buitengewoon zachtaardig en vriendelijk mens,  werd zevenenzeventig jaar.

Acht kruisjes en nog topfit

Sensatie! Hij klopte de toenmalige wereldkampioen én grote kanshebber voor de nieuwe wereldtitel. Wie dat was, ‘kopte’ de Franse kranten. Nooit had iemand van hem gehoord. Opeens stond hij er. Deze maand is het precies zestig jaar geleden dat Piet van Heusden wereldkampioen achtervolging werd. Stuyfssportverhalen zocht hem op en kwam terecht in een klein museumpje.

Parijs 1952. Wereldkampioenschap achtervolging, amateurs.  Mino de Rossi, titelverdediger,  had in zijn prijzenkast al een plekje voor een verse  regenboogtrui gereserveerd. De Italiaan was dé grote favoriet. Wat hem betrof was de finale een formaliteit. Met een arrogantie waar Italiaanse renners patent op hebben, plaatste hij een dag voor de eindstrijd handtekeningen op promotiefoto’s met de kreet ‘de nieuwe wereldkampioen 1952’. Mino had er wel trek in, barstte van het zelfvertrouwen. Met zijn tegenstander, een brildragend totáál onbekend ventje uit Amsterdam, had hij snode plannen. Een scenario voor een slachtpartij, – met De Rossi als slager, – lag klaar. Het liep anders. Het werd een opmaat voor een Latijns drama.

Niet de Rossi dé huizenhoge favoriet, maar de totaal onbekende Piet van Heusden, met de snelste tijd door de series gefietst,  kreeg het regenboogshirt aangetrokken. De Rossi droop af op het pad der afgang. Wie die Van Heusden  was, kopten de Franse kranten een dag later. Nooit van gehoord. In Amsterdam wel. Van Heusden’s faam als jachtrijder was al een jaar bekend. Uit het totale  niets was de drieëntwintigjarige Amsterdammer opeens opgedoken. Piet, een voormalig korfballer, die wel eens iets individueels wilde doen, zat pas drie jaar op de koersfiets. Het was dat clubgenoot Jan Mehagnoul, een sparringpartner zocht. Anders was Van Heusden nooit achter zijn jachtcapaciteiten gekomen. Jan Mehagnoul, een Mokumse  achtervolger die een reputatie als hardfietser had op te houden, werd, notabene in zijn Olympisch Stadion, ingehaald door Pietje. Een jaar later werd Van Heusden nationaal kampioen en mocht hij naar het wereldkampioenschap in Parijs.
Hoewel De Telegraaf orakelde dat er een nieuwe Gerrit Schulte was opgestaan, doofde de ster van Piet van Heusden even snel als hij opkwam. Na vier keer op rij de nationale titel ‘opgehaald’ te hebben, borg de  voormalige wereldkampioen in 1958 zijn fiets op en  begon een maatschappelijke carrière bij de Amsterdamse krant  Het Parool waar hij tot zijn pensionering actief was.


Verpatste veel gestopte renners hun materiaal, niet Van Heusden. Al helemáál niet zijn baankarretje. Iets waar zulke prachtige herinneringen aan zit doe je niet weg. Anno nu, is Piet van Heusden, 83, conservator van zijn eigen museum. In een speciale kamer staan de tastbare memorabilia aan een sensationele, maar korte wielerloopbaan. Bekers, oorkondes, bossen met overwinningslinten, ingelijste krantenknipsels, foto’s én  het rugnummer waarmee hij wereldkampioen werd. In een stofvrije doos verpakt in vloeipapier, zitten zijn kampioenstruien waaronder het regenboogshirt. Een ereplaats heeft natuurlijk Dé Fiets.
Niet één seconde had hij erover gedacht die weg te doen. Een relikwie noemt hij dat zelf.  Hij pakt hem op, en je ziet zijn gedachten terugdwalen naar die ene augustusdag zestig jaar geleden. Een lichtblauwe baanfiets met blokketting, die duidelijk door zijn eigenaar gekoesterd wordt. Een karretje speciaal voor hem gemaakt en gekregen van de Amsterdamse fietsbouwer Aandewiel, vertelt hij aan Stuyfssportverhalen. 

Piet van Heusden, scherpe, afgetrainde bruine benen, topfit, mag dan acht kruisjes achter zijn naam hebben, maar blijft een hardrijder. Om de dag maalt hij zijn kilometers weg. Laat Mino de Rossi, en Jan Mehagnoul, ook allebei in de tachtig, en nog steeds op de fiets, maar komen. 

Afgelopen zaterdag overleed Piet van Heusden. Piet werd 93 jaar. Bovenstaand verhaal werd door Stuyfssportverhalen geschreven in 2012.

Posted in Niet gecategoriseerd. 1 Comment »

Tom Farm

Wil je overleven? Dan zult gij trainen in het zweets des aanschijns, en niet anders. Een levensverzekering voor boksers eind negentiende eeuw: fijne tijd voor de liefhebber van het eerlijke vuistgevecht, door harde kerels, met geschonden koppen. Boksromantiek van een bedenkelijk soort. Illegale partijen, afspelend in rokerige, obscure zaaltjes, bijgelicht door gaslantaarns, en georganiseerd door louche matchmakers, met in de kielzog de onvermijdelijke gokkers. Gevechten waar regelmatig de lokale politie, een eind aan maakt. Locaties waar pastoors, heilsoldaten en dominees, hun ban over uitspreken. Maar ook de plek van ene Tom Thomas, een bokser in de schaduw van de sport.

Woensdagavond 12 november 1902, wordt voor Tom een avond in z’n geheugen geëtst. Tom beleeft zijn profringdebuut. Tegenstander Archie Cook, voor wie de avond eindigt in een knallende koppijn. In de eerste ronde gaat bij Archie het licht uit. Voor Tom Thomas, een boerenzoon uit Wales, zijn eerste knockout zege. Er volgen nog twintig.

Tom, die merkwaardige trainingsmethode op na houd. Eén van z’n sparringpartners is een vechter met maar één been, als je z’n houten poot niet mee rekent. Volgens de Walesman in een interview met het lokale sufferdje the Rhondda Leader, is de éénbenige bokser een gevreesd tegenstander. Sparringpartijen waarbij Tom niet alleen blijkt geeft handig te zijn  met z’n bokshandschoenen. Tijdens één van de trainingen, begeeft de houten poot van z’n sparringpartner het, door Tom met de inhoud van de timmerkist handig opgelost.

Tom Thomas,  bijgenaamd Tom Farm, inmiddels Brits kampioen middengewicht, is volgens dat zelfde the Rondda Leader eerst een gentleman, dan pás bokser. Maar niet op die ene avond ergens in november 1910, in de National Sporting Club in Covent Garden. Waar een gevecht plaats vindt tussen Tom Thomas versus Jim Sullivan, een vuistvechter uit Londen. Tom op puntenachterstand, grijpt naar ongeoorloofde middelen, en slaat Jim ver onder de gordel. Niet alleen gezien door de scheids, maar ook door die ene sportfotograaf.

Tom gediskwalificeerd, heeft na z’n echec nog drie partijen te gaan, waarvan hij niet bewust is. Vier maanden later sterft de Walesman. Wat niet in het harnas gebeurd. Tom Thomas, zevenendertig partijen, waarvan maar drie verloren, blaast z’n laatste adem uit in bed. De man heeft een longontsteking opgelopen.  

Het leven is wreed en betrekkelijk. Ook voor Tom. Een paar maanden eerder krijgt hij de kans om tegen de Amerikaanse wereldkampioen Billy Papke te vechten. Een kans die op het laatste moment niet door gaat, omdat het management van Thomas het door Papke vereiste duizend pond, niet bij elkaar kan krijgen. Tom Thomas wordt eenendertig jaar.

Bron: La Vie au Grand Air jaargang 1910, the Rondda Leader jaargang 1911, Boxrec.

Idioterie

Begin twintigste eeuw, de oertijd van de koers, met malle uitdagingen, zoals  recordpogingen om in een etmaal zoveel mogelijk kilometers te verslinden. De afstanden en tijdsduur, passeren daarbij de grenzen van de verbeelding. Een idioterie dat begon eind negentiende eeuw. Op het Parc des Princes in Parijs wist ene Walters in 1898, gegangmaakt door tandems, 1026 kilometer bij elkaar te sprokkelen. Het zal allemaal wel.

Ook op drie augustus 1902, op de  wielerbaan Friedenau, waar de Grote Pijs van Berlijn, – een  zesuurrace  achter motoren, –  wordt verreden. Zes uur lang jakkeren achter zo’n motor. Of dat met die uitlaatgassen  nou zo gezond is? Wat maakte dat nou het volk uit. Die kwam voor de sensatie, om één van die jongens te zien vallen. Enfin, een koers over zes uur, hoe saai is dat.  Na een uurtje is dat wel bekeken. Of het die renners iets kon schelen. Die koersten voor geld.  De eerste prijs bedraagt tweeënhalf duizend goudmark, een kapitaal in die tijd.

En net als je denkt dat deze gekkigheid niet meer van deze tijd is, is daar opeens Maas van Beek, afkomstig uit Barneveld. Eerst even vertellen over Van Beek. Zo’n tien jaar geleden uit het volkomen niets, verpulverde Van Beek het toenmalige uurrecord achter derny’s. Sensatie. Met zijn record geeft  Van Beek vroegere recordhouders als een Rik van Steenbergen, Peter Post, Stan Ockers het nakijken. Of Van Beek erkenning kreeg? Nee. De man wordt door de vaderlandse pers unaniem geboycot. Thijs Zonneveld wielerverslaggever van het AD, doet daar een schepje bovenop, door te stellen dat Van Beek’s record een niche van een niche is. Wat alles zegt over de misplaatste arrogantie van Zonneveld.  

Van z’n record, – een kras in de wielergeschiedenis,-  kan Van Beek de rest van z’n leven van genieten.  Wat niet gebeurd.  De Barnevelder bijna zeventig jaar, blijft maar steeds op zoek naar een nieuwe uitdagingen, en vooral erkenning. Waarom hij dat doet? God mag het weten. Enfin, de geest blijft ondoorgrondelijk, want Van Beek is nu van plan om vierentwintig uur achter een derny te fietsen, voor één of ander record. Waarmee hij z’n reputatie op het spel zet. Want in 1903 raasde Emile Bouhours achter een lichte motor, naar 1312 kilometer en zeshonderd meter.

En wie de Grote Prijs van Berlijn won? Taddy Robl, met als tweede Amsterdammer Piet Dickentman. 

Bron: Album der Raldwelt, jaargang 1903.

error: Inhoud is beschermd!