Tijdrijders! Kerels met een latent erotische relatie, tot de stopwatch. Mystieken eenzaten, de lonely wolves van het peloton. Types die tijdens de Middeleeuwen tientallen jaren, eenzaam en verlaten in een vochtige grot huisde, op zoek naar de diepere betekenis van het goddelijke woord. Of beter gezegd, naar zich zelf. Een garantie om door het Vaticaan, tot heilige uitgeroepen te worden. En nét als je denkt dat je de zielenroersel van een tijdrijder begrijpt, is daar ook nog eens de recordman, de overtreffende trap van bezetenheid, want neurotisch op zoek naar erkenning, in de vorm van één of ander nietszeggend record.
De recordman, met maar één heilige missie: zijn plekje veilig te stellen in het Guines Book of Records, dé bestseller van het gekkenhuis. Ik ken ze persoonlijk, de jongens van de chrono. En eerlijk is eerlijk, stuk voor stuk aardige, sympathieke kerels, die blijven fascineren. Want de opofferingen waartoe ze bereid zijn, gaan de grenzen van de fantasie vér voorbij, waarbij niets te gek is.
Zoals die ene recordrakker, een dwangmatige jachtrijder ‘op leeftijd’, die, als voorbereiding op een recordaanval, wekenlang de nachten door bracht in een zelf geknutselde hogedruktent, gemaakt onder z’n keukentafel en dicht gemaakt met plastic. Of één van de bijbehorende trainingskampen, hoog in de Zuid-Amerikaanse Andes. Waar met een rugzak vol keien, – op meer dan tweeduizend meter hoogte, én in een vliegende sneeuwstorm, – tegen bergen op werd gerend. De foto’s dáárvan, behoren inmiddels tot dé klassiekers op horrorsportgebied. Van zulke verhalen, mogen ze mij wakker voor maken, maar dat terzijde.
Ach, het zijn niet alleen de Obree’s de Tiemen Groens en de Roger Riviere’s, om een paar excentrieke adepten van de stopwatch te benoemen. Sinds kort heeft zich een nieuwe ster gemeld aan het hardrijfront, ene Filip Speybrouck een zesenveertigjarige Vlaming. Op de magische wonderpiste van Mexico-Stad, raasde Filip onlangs, naar een werelduurrecord van 50.732 kilometer. Een prestatie die niet genoeg te roemen valt. Aan Filip’s voorbereidingen, moeten we maar niet denken. Die valt ongetwijfeld te rangschikken, in het betere horrorsegment.
En voor de sceptici onder ons: Filip was dus ruim een kilometer sneller, dan het legendarische record van Eddy Merckx uit 1972. Ik bedoel maar…







Willy Stinson flikte het toch maar. Terwijl ze in het Europa van rond 1900 nauwelijks vijftig kilometer in het uur haalde, jakkerde Willy, achter de motortandem, bemand met stuurman Harry Miles en gangmaker William Stafford naar vierenzestig kilometer: tevens een nieuw wereldrecord. Willy’s record, gevestigd in Boston, was hét startsein voor een krankzinnige wedloop om dat aan te vallen. Het werelduurrecord achter de zware motor, krantenpersen werden daarvoor stop gezet, en als renner had je daarmee een ‘binnenkomer’. Een prestigieuze aangelegenheid dus waarvoor renners bereid waren daar héél ver in te gaan. Maar er was wel dat ene vervelende probleem: de Europese motoren waren niet zó snel als de Amerikaanse. Piet Dickentman, handige knutselaar, loste dat uiterst creatief op. De Amsterdammer plaatste de buddyseat van de motor tot boven het achterwiel. Waarmee de renner optimaal in de zuiging van de motor zat. Had wél wat vervelende gevolgen. In volle snelheid begon het voorwiel van de motor te zweven. Blokken lood, aan het stuur gehangen, moest dat voorkomen: het leven van renners, gangmakers én publiek was niet zóveel waard. 
Met gangmaker Stafford liep het ook niet fijn af. De journalist van dienst beschrijft tot in de meest gruwelijke details Williams laatste momenten op dit ondermaanse, want zijn schedel was verbrijzeld, zijn neus gebroken en door de val was zijn kunstgebit in zijn keel geschoten. Dat Stafford, 25 jaar, daaraan overleed was ter kennisgeving.