Amputatiezaag

De Grote Prijs van Brunswijk, zondag 7 mei 1905. Mooi weer, én een spetterend programma. Aan de start van de stayerskoers Hubert Sevenich afkomstig uit Stolberg, Rijnland, Richard Schröter uit Dresden, en de Amerikaan Woody Hedspath. De laatste een Afro-Amerikaan, in het kielzog van sprintlegende Major Taylor meegekomen naar Europa.

Woody, in het roomblanke Duitsland, waar een zwarte stayer net zo onbekend was als een ijsbeer in de Sahara, was allesbehalve een kermisattractie daarvoor fietste hij iets te hard. De Amerikaan, afkomstig uit Indianapolis, won dan ook in zijn eentje de beruchte Zesdaagse van Dayton.

Hedspath, ook actief op onze vaderlandse wielerbanen waar hij op de affiches aangekondigd werd met ‘den neeger’, had ongetwijfeld een flinke laag eelt op de  ziel. Waarschijnlijk dáárom, maar zeker voor het geld, bewees hij dat niet alleen witte rakkers hard konden fietsen. In Brunswijk vloog Woody er direct vol in. 

Met achter aan zich aan de jakkerende Schröter én  Sevenich. De laatste bezig Schröter te passeren, maar deed dat iéts te strak. Motorsturen raakte elkaar. In een kluwen van ontploffende en vallende motoren werd Hubert Sevenich, bezig met zijn zesde stayerskoers, verpletterd tegen de balustrade.

Richard Schröter had ietsje meer geluk. Zei het, dat voor de man uit Dresden aan de horizon flauw de contouren van een invalidekarretje opdoemden. Door de val waren zijn benen ernstig gewond. Nadat Richard naar het middenterrein was gesleept, knikte de aanwezige baanarts goedkeurend. Pruisische artsen weten daar wel raad mee. Diep weggestoken in zijn lederen doktersvaliesje, tussen de flesjes jodium, pleisters, verbandrollen, en andere voor dokters handige spullen, diepte hij zijn amputatiezaag op.

Indachtig de kreet dat zachte dokters stinkende wonden maken, werd met de zaag Richard Schröter van zijn onderstel verlost. Dat lot werd bespaard voor de arme Hubert Sevenich, 26 jaar jong. Die werd compleet mét benen, begraven op het dorpskerkhof van zijn geliefde Stolberg.

Bron: Radwelt jaargang 1905, Nieuws van den Dag jaargang 1905.

Follies Bergère

Twee zwarte jongens. Aangespoeld in het vrijgevochten Parijs van 1908. Afkomstig uit Amerika, waar de rook van de Burgeroorlog amper was opgetrokken. Een duo,getormenteerd door racisme. Vrij in naam én wet. Maar ze moesten nou ook weer niet hun kop té ver boven het blanke maaiveld uitsteken.
Marshall ‘Mayor’ Taylor en Sam McVea, wielrenner en bokser. Gefotografeerd begin juni 1908 op de Buffalowielerbaan in Parijs. Bloedbroeders. Al was het alleen maar door hun lotsbestemming.
Over Taylor, een toenmalig fenomeen op de sprint, is inmiddels genoeg gepubliceerd, en daardoor een legende geworden.
McVea is de grote onbekende. Nog steeds. Ten onrechte. Sla de sportbladen uit die tijd open en foto’s van Sam spatten je regelmatig tegemoet. Tijdens de Belle Epoque behoorde McVea tot de beste vechters van zijn generatie.
McVea, zwaargewicht uit Texas, zoon van vroegere slaven. Kwam voor een serie contracten in 1907 naar Parijs. En bleef vier jaar in de Lichtstad, met ‘uitstapjes’ naar de rest van Frankrijk, dat staat voor vijfendertig gevechten. Bokspartijen georganiseerd door en voor de Franse happyfiew. Sam won dertig keer. Achtentwintig tegenstanders werden wakker op het canvas.
Dat Sam ook ‘vocht’ in het toen redelijk verdorven Follies Bergère is ter duiding. Maar Sams partij tegen Joe Jeanette, afkomstig uit New York, ging voor eeuwig de geschiedenis in als het langste ooit.
Jeanette versus McVea gehouden in Cirque de Paris, negenenveertig ronden,  drie uur lang, met voor McVea dramatische afloop. Enfin, Stuyfssportverhalen had daar al eerder over geschreven.
Terug naar de Buffalo-wielerbaan. Waar Taylor als voormalige wereldkampioen een van de sprintvedettes was. Hoe, en waarom McVea daar was? Niét meer te achterhalen. Wél dat een aanwezige fotograaf van het sportblad La Vie au Grande Air de jongens, tijdens een onderonsje op de foto ving.
Sam McVea sloot in 1921 op zevenendertigjarige leeftijd voor eeuwig zijn ogen. Ondanks zijn succesvolle bokscarrière, had de man geen rooie cent op de bank staan. Voor de voormalige champ wachtte een naamloos graf. Het was zijn collega Jack Johnson die niet alleen zijn begrafenis betaalde maar ook Sams  eeuwige graf.
Sam McVea rust nog steeds op Mount Olivert Cemetery in New York.
Bron: onder meer La Vie au Grande Air jaargang 1908.

Lees ook: https://stuyfssportverhalen.com/2009/02/12/parijs-1909-en-het-langste-gevecht-ooit/

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: