Gira

Je hebt stadsheilige, patroonheilige, weerheilige, schijnheilige, ijsheilige, allerheiligen  én wielerheilige. De laatste zijn vooral in Italië te vinden. Om in dat land tot heilige te worden verklaard is niet mis. Want wil je als simpele Italiaanse dorpspastoor een gooi doen naar een door de paus uitgeroepen heiligverklaring dan dien je minstens één mirakel te verrichten, moeilijk maar te doen.

En daar zit nou nét de kneep voor de beminde gelovige, want een beetje wielrenner beheerst dat kunstje ook, weliswaar met behulp van de ploegsoigneur maar toch… Resultaat dat de naam van zo’n renner generatie op generatie eerbiedig wordt uitgesproken.  Dat er tevens een foto van de lokale wielervedette in de kroeg naast die van de  Heilige Vader hangt is logisch.

En voor de Latijnse geheelonthouder is er  de  sportpers die dat hiaat moeiteloos opvult. Vooral tijdens het interbellum de gouden jaren van de Italiaanse sportkranten. Extra bijlages rolden met honderdduizenden van de pers. Ook die over Costante Girardengo uitgegeven in 1932, en voor twee lire te koop. Giradengo dus met bijnaam Gira een vedette van vóór de Tweede Wereldoorlog.

Even Giradengo’s sportdoopceel: de man wint twee keer de Giro de Italia, zesmaal Milaan-San Remo en drie keer de ronde van Lombardije. Ook wordt hij negen keer kampioen van zijn land. Een erelijst met garantie voor eeuwige roem in de Laars.

Enfin, Gira leverde voor de modale sportjournalist genoeg munitie om een tweeëndertig pagina’s tellende bijlage vol te schrijven, opgeleukt met tientallen foto’s.  

Terzijde, had ik jullie al vertelt dat de vorige paus in diens privévertrekken rond liep met een wielerpetje op? Bij deze dan…

‘De sigaret van de sportman’

In de  koers sluw en doortrapt. Maar in de maatschappij waren profrenners simpele zielen,  die je van alles wijs kon maken. De jaren vijftig. Hoogtijdagen voor ploegleiders als een Pellenaars en Lomme Driessens, haaien, vermomd als kerels, die gretig misbruik maakten van hun koersende groenzoeters. En als loodsmannetjes dááromheen, soigneurs van het type Dr. Dopey, en diens wonderbaarlijke elixer (goed voor lijf en potentie), die de renners prepareerden met amfetamines, tot het hun oren uitspoot.
Om na de koers de gedrogeerde stumpers,  met de inhoud van een fles  melk, weer te ‘ontgiften’:  zorgzame  jongens die soigneurs. De fifties, het tijdperk  waarin wielerverslaggevers helemaal los konden gaan. Vanuit schrijfmachines werden renners tot mythische proporties verheven,  of het  allemaal de waarheid was, viel toch niet te controleren. Het was de glorietijd  van de geïllustreerde sportbladen. Met onder meer voorbeschouwingen van de Ronde van Frankrijk,  in duizelingwekkende oplages gedrukt. Pagina’s vol met adembenemend mooie foto’s. En daar tussen door,  de advertenties.
Sommigen advertenties met een geheimzinnige, onbegrijpelijke  inhoud. Zoals die ene, over twee kolom geplaatst,  zonder tekst maar wél met een foto van een rubberen bal, voorzien van een  tuitje. Daaronder één regel  met de naam van de fabrikantsnaam. Een klein onderzoekje maakte duidelijk dat deze bal gebruikt werd door moeders om, gevuld met leidingwater,  pa’s verse zaad er ‘uit’ te blazen. Goddank wist mijnheer pastoor daar niets van.
Ook advertenties van de tabaksindustrie. Kruisvaarders van de antirooklobby krijgen daar nog steeds een  spontane rolberoerte van. In 1952 moest dat kunnen, althans volgens  de redactie van het Vlaamse sportblad Sportclub.  Sigarettenfabrikant Laurens mocht onbeschaamd zijn product aanprijzen, met de kreet dat zijn filtersigaretten, ‘goed voor hart, keel en tanden’,  zijn, om te besluiten dat  het wél om de ‘de sigaret van d’n sportman’ ging.
Of Jan Nolten ooit dat blad of advertentie onder ogen had… Jan Nolten, klimmer bij de gratie Gods, had tijdens de Tourvan 1952, de helse bergetappe Sestrieres-Monaco, gewonnen. Waarmee hij onder meer Dotto, Bartali en Coppi achter zich hield.  Na zijn glaasje melk,  snakte Jan naar zijn paffertje, want altijd trek in een ‘pakje Old Mac’, dé sigaret uit die tijd.
Hoogstwaarschijnlijk was Jan door ploegleider Pellenaars, een geborneerde sigarenroker,  in gefluisterd dat roken na de koers geen kwaad kon. Enfin, Noltens carrière  was als een opgestoken sigaret, kort, hevig maar wel lekker.