Franz nam het leven als een pijp kaneel

Bekijk de oeroude, vergeelde foto’s. Zie die kerels met strakke, witte angstkoppen aan de start staan. Het waren stayers. Mannen die ’s morgens niet wisten of ze heelhuids de avond haalden. Arbeidsvreugde was ver weg. Alleen een halfgare met suïcidale trekjes had lol met de ‘roulette van de dood’.  Die stond ingehouden grinnikend met pretoogjes op het startschot te wachten.  ‘Vrolijke Franz’ werd hij genoemd. Maar het lachen verging hem. Bij een lullige avondkoers in Leipzig verongelukte Franz Krupkat.

Steeds die grijns. Dat gegiechel. Bloednerveus moeten ze van hem zijn geweest. Franz Krupkat nam het leven als een pijp kaneel met ieder zijn deel. Collega-stayers dachten daar iets anders over. Zo vrolijk was het allemaal niet in het Duitsland van na de Eerste Wereldoorlog. De republiek van Weimar. Massale werkeloosheid, krankzinnige geldontwaarding. Het grauw vond afleiding op de vele wielerbanen. Koersen achter de zware motor gaf vertier. Voor Volk und Vaterlant én portemonnee kropen de renners achter de motor.  Niet voor de leut. Daarvoor lagen té veel collega’s op het kerkhof. En in die mallemolen was Franz Krupkat één van de beteren.
Der Franzl, met zijn aan krankzinnigheid grenzende vrolijkheid. Trok lachend en grinnikend door het leven. Vocht als soldaat in 1916 aan het  Westfront. Vermaakte zich opperbest in de Vlaamse loopgraven. Het Duitse opperbevel, had snel in de smiezen dat die Krupkat het thuisfront beter kon dienen op de racefiets. Won vervolgens als Militärradfahrer de wegkoers Berlijn-Cottbus-Berlijn. Beleefde zijn première als stayer in 1917. Won in twee jaar vijfentwintig koersen en beurde daarbij zestigduizend goudmark. Tot zo ver de kille cijfers.
Aan Franz zat hoogstwaarschijnlijk een steek los. Terwijl op de meer dan zestig Duitse wielerbanen wekelijks vreselijke dingen plaatsvonden, stond Krupkat ingehouden giechelend aan het vertrek. Een hedendaagse ‘psych’ had begrijpend staan te knikken. Maar niet in het interbellum. Lustige Franz noemde ze hem.  Waarschijnlijk had zijn moeder het wél goed begrepen.  Mutti leverde haar zoon af bij de lokale buurtsmedeij. ‘Ga jij maar een goed vak leren Jungen’, zei ze nog tegen de twaalfjarige Franzi. Franz Krupkat werd leerling-smid. Maar Franzl  maakte die ene fatale vergissing. Hij bezocht de Treptowerwielerbaan in Berlijn waar wekelijks achter de motor werd gekoerst. Heel slecht voor jochies met latente aanleg voor een adrenalinekick. Franz Krupkat werd wielrenner. Maar dat was ver voor de Grosse Krieg. Krupkat was nu stayer. En geen slechte. Was in de wintermaanden actief als zesdaagsenrenner. Won in 1924, met Willy Lorenz de Zesdaagse van Berlijn.  Wat hij daar had gelachen…
Maar de pot met het grote geld lag toch bij de stayerskoersen. Vrolijke Krupkat won in twee seizoenen een rits grote koersen waaronder het Preussenmeisterschaft waarin hij onder meer de oude Piet Dickentman klopte. Vertrok voor een serie vette contracten naar Amerika. Liet met zekere regelmaat op de wielerbanen van de Oostkust de rol achter de motor schroeien.
En dan is het 1 juni 1927! Leipzig! Op de wielerbaan waar Amsterdammer Piet van Nek, dertien jaar eerder ten hemel trok, gespte Franz Krupkat voor de laatste keer in zijn leven de toeclipriempjes vast. Tegenstanders waren Frans Leddy, Maronnier, Saldow en Lewanow.  Kilometer dertien!  Franz, achter gangmaker Walter Gedamke, krijgt, met negentig in het uur, een klapband en stuitert vervolgens over de baan. Met een zware schedelbasis wordt der Lustigen  naar het ziekenhuis gebracht. Franz Krupkat zou nooit meer lachen. Hij werd drieëndertig  jaar.

Foto 1: Lustige Franz. Foto 2: Krupkat, onder, slaat een aanval af. Foto 3: De allerlaatste foto van Frans Krupkat, gemaakt vlak voor zijn dodelijke race. Rechts gangmaker Walter Gedamke.

Bron: Kriegs-Album der Radwelt, jaargang 1917, Radwelt jaargangen 1918 t/m 1927.

error: Inhoud is beschermd!