Vaders en zonen in de wielersport

Mathieu van der Poel is op dit moment Nederlands meest spraakmakende en succesvolle wielrenner. Zodra hij een koers domineert, dan weet de camera altijd weer zijn vader te vinden: Adrie van der Poel, oud-wielrenner met een indrukwekkende erelijst die veel betekent voor Mathieu en zijn andere zoon David. Geïnspireerd door dit gegeven heeft wielerhistoricus en -liefhebber Fred van Slogteren onderzocht hoe belangrijk vaders zijn (geweest) voor de wielercarrière van hun zoon. Dat bleek in veel gevallen zo te zijn waardoor Van Slogteren zich heeft moeten beperken tot de meest aansprekende voorbeelden. Zo bespreekt hij naast opa Raymond Poulidor, vader en zonen Van der Poel onder andere de vaders en zonen Pellenaars, Zoetemelk, Van der Velde, Nijdam, Breukink, Van Poppel, Wagtmans, Tolhoek, Dekker, Kroon en Groenewegen. Door het interviewen en lezen van hun verhalen ging Van Slogteren tevens na wat de invloed van zijn eigen vader is geweest bij zijn passie voor de wielersport.

Er blijken vele soorten wielervaders te bestaan. Vaders die het geweldig vinden dat hun zoon wielrenner is, omdat ze dat zelf zo graag hadden gewild. Zoals Rien Boogerd, de vader van Michael. Maar er zijn ook vaders die er niets van willen weten omdat ze de sport te volks of te gevaarlijk vinden; vaders die hun wielrennende zoon inzetten voor de publiciteit van hun bedrijf; vaders die het niet verdienen om überhaupt vader te zijn of vaders die er ineens niet meer waren.. Ze komen allemaal aan bod.

En dan zijn er natuurlijk de vaders die beroemde wielrenners waren en zonen kregen die als coureurs bijna evenknieën zijn of waren. Zoals (alweer) Adrie en Mathieu van der Poel, Henk en Jelle Nijdam en (misschien) Erik en David Dekker. Denk in dit verband ook aan Jean-Paul van Poppel en zijn zonen Boy en Danny.

Als een rode draad door het boek loopt de relatie van vader en zoon Van Slogteren. Gaandeweg zijn onderzoek ging Fred zich steeds meer afvragen welke rol zijn eigen vader speelde in zijn levenslange passie voor de sport op twee wielen. Hij kwam tot de ontdekking dat die rol groot is geweest. Zijn vader was lang geleden wielrenner en heeft daar in zijn jeugd veel over verteld. En wel zodanig dat Fred er al zijn leven lang aan verslingerd is. Daarom is dit boek voor een deel autobiografisch.

Al in zijn prille jeugd raakte wielerhistoricus Fred van Slogteren (1938) gefascineerd van de sport op twee wielen. Inmiddels heeft hij een imposant aantal wielerboeken op zijn naam staan; waaronder biografieën van Jan Raas, Peter Post, Jan Janssen en Joop Zoetemelk. In 2003 werd hij door de KNWU gevraagd de geschiedenis van de toen 75-jarige wielerunie op schrift te stellen. Zijn weblog wielersport.slogblog.nl die van 2006 tot en met 2018 in de lucht was, trok dagelijks honderden bezoekers.

Omvang : ca. 288 blz. Formaat : 15 x 23 cm, paperback met fotokatern, ISBN : 97890 8975 5636, Prijs : € 22,50.

Bijbelse Tijden

De iconische jaren zestig, waarin de haan van de revolutie zich schor kraaide. Een decennia van  opstand, vrije seks , drugs, babyboomers die zich warm liepen, en woeste meiden die baas in eigen buik wenste te zijn.  Neil Armstrong maakte zijn eerste sprongetje op de maan, Martin Luther King mobiliseerde zwart Amerika,  en de jongens en meisjes van Provo hielden hun  happenings op het Amsterdamse Spui.
En natuurlijk  de muziek. De Rolling Stones,  Pretty Things en nog een rits obscure Engelse bandjes schokte de bourgeoisie, met hun ruige uiterlijk en dito muziek.  Dat laatste,   schaamteloos gejat van onder meer Chuck Berry, Bo Diddley, Muddy Waters en andere godfathers  van de rock ’n roll en blues. De Sixties, een wilde romantische tijd waarin de heilige huisjes flink omver geschopt werden. Alle heilige huisjes? Natuurlijk niet.
Het echte, ruige, woeste leven vond plaats op de Vlaamse en Noord-Franse kasseien. Waar de koers nog steeds de koers was, waarbij  drugs, intriges, en verraad hand in hand gingen. Zoals  Parijs-Roubaix editie  1967,  nog gevrijwaard van de hedendaagse massahysterie, waarin live televisie-uitzendingen een utopie was. De Hollandse wielerliefhebber was aangewezen op de rechtstreekse radio-uitzendingen verzorgd door de BRT.
De BRT met verslaggevers als een Piet Theys en Marc Uytterhoeven, die vooral oog hadden voor de Vlaamse renners, wat logisch was. De Nederlandse media, met een lullig verslagje op Sport in Beeld,  zondagavond uitgezonden, hobbelde daar uren later  achter aan.
Goddank was er de Miroir des Cyclisme, gedrukt in fullcolour, door schrijver dezes maandelijks gekocht bij de boekhandel op het Damrak, voor het astronomische bedrag van acht gulden. Maar dan kréég je ook wat. Paginagrote foto’s van genoemde  Parijs-Roubaix. Waarin de namen van de helden, gehoord op de buizenradio, een gezicht, in paginagrote foto’s kregen. Wát een verschil met  die enkele grofgerasterde foto in de Volkskrant dan wel De Telegraaf.
De foto’s van Parijs-Roubaix, gepubliceerd  in de Miroir, waar het modder en zweet van de pagina’s af ketsten. ‘Platen’met kerels, gehuld in wollen shirts, koersend op stalen karretjes, balancerend op de rug van de Hel. Ongeneerd gevolgd door een rits motoren. Mannen als een Ward Sels, Gianni Motta, Thuur Decabooter, Willy Planckaert en Rudi Altig, en natuurlijk de latere winnaar Jan Janssen.  
De Miroir bestaat  niet meer. En alsof het een verhaal uit het Oude Testament  betreft, heeft de horror van het coronavirus  Parijs-Roubaix in z’n wurggreep. Voorlopig geen koers meer. Het zijn Bijbelse Tijden…  

‘Gaat hier niet gebeuren…’

Aan de collecties lag  het niet. Ook niet dat het voor het nageslacht bewaard moest worden. Ondanks dát, wil het maar niet lukken. Er is géén draagvlak voor, nóch belangstelling. Wat  faillissement, of vrijwillige sluiting tot gevolg had. Kortom, welkom in de schimmige, obscure, wereld van sport- en wielermuseums, waar niets is wat het lijkt.

Trofeeën werden op openbare veilingen verkocht. Of anders verdween het in de vuilcontainer. De sluiting, in 1995, van het Nederlands Sportmuseum kan onder het kopje ‘groot schandaal’ worden gerangschikt. Voor de weinige  sportmemorabilia die deze beeldenstorm overleefde,  werd een alternatieve locatie gevonden, want het Olympisch Stadion. De laatste opende in 2004 haar Olympic Experience, een sportmuseum dat zich concentreerde op tien sporten zoals schaatsen, ruitersport, voetbal, judo, roeien, wielrennen, hockey, tennis en zwemmen. Met heilige sportrelikwieën als het judopak van Anton Geesink waarmee hij Olympisch goud won, de fiets waarop Jan Janssen de Tour won, en nog véél meer attributen uit de vaderlandse sportgeschiedenis. Opgeleukt met filmbeelden, afkomstig uit de archieven van Studio Sport. Alle ingrediënten voor een  succes aanwezig, met als extra dimensie, de vestiging in het prachtige, historische decor van het Olympisch Stadion.
Tien jaar later sloot het museum zijn deuren. Gregor Hoogentoorn, werkzaam bij het Olympisch Stadion vertelt waarom: ‘De rede van de sluiting? Het was niet rendabel genoeg. Er was totaal geen belangstelling voor. Té weinig bezoekers. Maar het belangrijkste feit was, dat de subsidie van het NOC*NSF verviel. De in bruikleen of geschonken sportobjecten gingen terug naar de schenkers. Als Stadion hadden wij zelf ook wat gehouden. De historische sportboeken gingen naar het NOC*NSF. Er was niets in de container verdwenen’.
Over de plannen, om een nieuw sport- dan wel wielermuseum te beginnen, heeft Hoogentoorn zó zijn bedenkingen. ‘Niet verstandig,’ bezweert hij. ‘Het is vrijwel onmogelijk. Dit land heeft daarvoor geen goed sportklimaat. Er is totáál geen belangstelling voor. Helemaal als je zo iets start zonder een zakenplan.’
Iemand anders die, zowel de sluiting van én het Sportmuseum in Lelystad, maar ook die van het Olympic Experience van dicht bij had meegemaakt, is wielerhistoricus Bap van Breenen.
‘Als voormalig werknemer van het, sportmuseum ‘Lelystad’, wilde ik in het Olympic Experience de spullen zien, die ze van dat museum hadden gekregen’, vertelt Van Breenen. ‘Loop ik in dat Olympic Experience,  Bertus Raats tegen het lijf. Raats, voormalig wielerverslaggever van het Nieuws van de Dag, en auteur van diverse wielerboekjes, deed daar de rondleidingen.  Ik vertelde Bertus over het echec van ‘Lelystad’. Gaat hier niet gebeuren, riep hij. Tsja, niet véél later sloot  het Olympic Experience voor het laatst de deuren’.
‘Het probleem is’, zo gaat Van Breenen verder, ‘Dat niets op papier is gezet. Je weet gewoon niet waar alles naar toe is gegaan. Drie jaar na de sluiting van dat museum was ik een onderzoek begonnen, naar de geschiedenis van het Amsterdamse wielrennen. Daarvoor was ik ondermeer naar dat NOC*NSF gegaan, met de vraag of ik inzage in die boeken mocht hebben. Dat was niet mogelijk, werd mij verteld, want wij moeten dat nog inventariseren. Dat was dus drie jaar na de sluiting van dat museum’. Van Breenen heeft zo zijn donkerbruine vermoedens, hoe dat toe ging. ‘Je wordt angstvallig buiten de deur gehouden. Het is één groot schimmig gebied’.

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: