Bumpers

Bob Spaak was de naam. Bob was hoofdredacteur van Sport in Beeld, de voorloper van Studio Sport.  En Bob had het niet zó op met wielrennen, dat vond die maar een sport voor proleten. Dat de koers op de televisie werd uitgezonden, was dan ook een utopie. Wat wij wél te zien kregen was Sjoukje! Sjoukje Dijkstra deed namelijk aan kunstschaatsen. En dát hadden wij geweten. Alsof de jongens van de geboortegolf al niet genoeg hadden geleden. De Selvera’s, Max van Praag, Tobi Rix, Eddy Christiani, de Spelbrekers, Mieke Telkamp, en andere handlangers van het onvoorstelbare, lullige liedjesgenre, zorgde voor Noord-Koreaans aandoende terreur, komende uit de Philipsbuizenradio. Dat hele generaties jongens op de rand van een mentale inzinking bungelde, is ter kennisgeving.  

En als je dacht dat het niet erger kon, waren daar de jaarlijkse kampioenschappen kunstschaatsen. Op de televisie urenlang uitgezonden, met dank aan de genoemde Bob, die ook het commentaar verzorgde. Sjoukje, dijbenen als bumpers van een botsauto, de dubbele Rittberger zien springen, deed de theekopjes op de huistafel rinkelen. Na drie van die sprongen had je het wel gezien. Of kunstschaatsen sport is..? Hooguit variété. Dat Sjoukje na haar carrière met een clown er vandoor ging, en vervolgens een circus begon, daar keken wij niet raar van op.  

Even een steen in een rimpelloze vijver gooien: of de val van de Muur hét belangrijkste naoorlogse moment was? Natuurlijk niet. Dat was de komst van de Muur van Geraardsbergen, én bijbehorende ronde van Vlaanderen, live op de televisie uitgezonden door de BRT, mét commentaar van Fred Debruyne (zie foto). In plaats van dat geneuzel van die Bob, onvervalst Vlaams in de huiskamer uit de mond van een kenner. Fred wist waar hij het over had. Als voormalig winnaar van Parijs-Roubaix én de ronde van Vlaanderen voelde Fred, van achter de microfoon, nog steeds het gestuiter van de kasseien zijne kloten rammelen.  

Jaren later werd Fred om onduidelijke reden door de BRT afgevoerd. In de plaats van Fred kwam Michel Wuyts, ook goed. De laatste, inmiddels met pensioen, is vervangen door Renaat Schotte.  Renaat verzorgde vanaf de motor, jarenlang het live verslag van de Vlaamse kasseienkoersen. Met de losse ballen van Renaat zit het dus goed. Het is maar dat U dát weet…

Bijbelse Tijden

De iconische jaren zestig, waarin de haan van de revolutie zich schor kraaide. Een decennia van  opstand, vrije seks , drugs, babyboomers die zich warm liepen, en woeste meiden die baas in eigen buik wenste te zijn.  Neil Armstrong maakte zijn eerste sprongetje op de maan, Martin Luther King mobiliseerde zwart Amerika,  en de jongens en meisjes van Provo hielden hun  happenings op het Amsterdamse Spui.
En natuurlijk  de muziek. De Rolling Stones,  Pretty Things en nog een rits obscure Engelse bandjes schokte de bourgeoisie, met hun ruige uiterlijk en dito muziek.  Dat laatste,   schaamteloos gejat van onder meer Chuck Berry, Bo Diddley, Muddy Waters en andere godfathers  van de rock ’n roll en blues. De Sixties, een wilde romantische tijd waarin de heilige huisjes flink omver geschopt werden. Alle heilige huisjes? Natuurlijk niet.
Het echte, ruige, woeste leven vond plaats op de Vlaamse en Noord-Franse kasseien. Waar de koers nog steeds de koers was, waarbij  drugs, intriges, en verraad hand in hand gingen. Zoals  Parijs-Roubaix editie  1967,  nog gevrijwaard van de hedendaagse massahysterie, waarin live televisie-uitzendingen een utopie was. De Hollandse wielerliefhebber was aangewezen op de rechtstreekse radio-uitzendingen verzorgd door de BRT.
De BRT met verslaggevers als een Piet Theys en Marc Uytterhoeven, die vooral oog hadden voor de Vlaamse renners, wat logisch was. De Nederlandse media, met een lullig verslagje op Sport in Beeld,  zondagavond uitgezonden, hobbelde daar uren later  achter aan.
Goddank was er de Miroir des Cyclisme, gedrukt in fullcolour, door schrijver dezes maandelijks gekocht bij de boekhandel op het Damrak, voor het astronomische bedrag van acht gulden. Maar dan kréég je ook wat. Paginagrote foto’s van genoemde  Parijs-Roubaix. Waarin de namen van de helden, gehoord op de buizenradio, een gezicht, in paginagrote foto’s kregen. Wát een verschil met  die enkele grofgerasterde foto in de Volkskrant dan wel De Telegraaf.
De foto’s van Parijs-Roubaix, gepubliceerd  in de Miroir, waar het modder en zweet van de pagina’s af ketsten. ‘Platen’met kerels, gehuld in wollen shirts, koersend op stalen karretjes, balancerend op de rug van de Hel. Ongeneerd gevolgd door een rits motoren. Mannen als een Ward Sels, Gianni Motta, Thuur Decabooter, Willy Planckaert en Rudi Altig, en natuurlijk de latere winnaar Jan Janssen.  
De Miroir bestaat  niet meer. En alsof het een verhaal uit het Oude Testament  betreft, heeft de horror van het coronavirus  Parijs-Roubaix in z’n wurggreep. Voorlopig geen koers meer. Het zijn Bijbelse Tijden…  

Het is niet alles goud dat blinkt

Zo sta je te deeg te kneden in een bloedhete broodbakkerij bevind je je niet veel later aan boord van een luxe oceaanstomer op weg naar  de Olympische Spelen. Waanzinnig avontuur voor een broodbakker uit Haarlem. Jacques van Egmond, op advies van een collega, drie jaar daarvoor, wielrenner geworden. Met het meel nog in zijn haar, blonk de bakker uit op de sprint. Werd niet veel later Nederlands kampioen.  Dat Jacques de  Grote Prijs van Kopenhagen op zijn conto schreef en daarbij de gehele Europese sprintelite les gaf,  was voor de wielerbond hét overtuigende bewijs. Van Egmond mocht zijn land op de Spelen van 1932 vertegenwoordigen.  Dat die Olympiade in Los Angeles gehouden werden was de kers op de taart. 
Aan boord van stoomschip De Statendam op weg naar New York, gevolgd door een treinreis dwars door the States.  Jonge sporters, barstensvol hormonen een week gezamenlijk op een schip. Anno 1932 een  probleem. Van Egmond, goed uiterlijk, tegen de twee meter, kon het goed vinden met de zwemsters. Was tegen de zin van begeleider Swaab de Beer, een wielerbobo. De laatste had het druk met zoeken naar zijn pupil en  loofde aan de stewards geldpremies uit als Van Egmond met één van die zwemsters spoorloos was. 
Van Egmond had daar geen slappe knieën aan overgehouden. In the Rose Bowl Stadium, een footballstadion met houten wielerbaan, sprintte Van Egmond zich met gemak door de voorronden heen, om in de finale af te rekenen met de Fransman Louis Chaillot. Een dag later won de lange Haarlemmer ook nog het zilver op de kilometertijdrit. Na zijn winst werden de aardappels afgegoten. De bakkersknecht, Olympisch kampioen, werd na zijn zege uitgenodigd op woeste feesten. In het drooggelegde Amerika geen probleem. Drank genoeg, weliswaar zelf gestookt, maar toch.
Jacques van Egmond, gehuldigd  in een uitverkocht Amsterdams  Olympisch Stadion, werd  een jaar later nog wereldkampioen. Ondanks dat begon de kaars van Van Egmond langzaam te doven. Dat had meer te maken met de opkomst van sprintfenomeen Arie van Vliet, waar zelfs een Olympisch kampioen zich te pletter op liep. Ontgoocheld stopte Jacques van Egmond  in 1939 met fietsen.
En dan is het zes jaar later: hongerwinter. In ‘Festung Holland’ was geen eten meer te krijgen. Alleen op de zwarte markt tegen woekerprijzen viel nog wat te ritselen.  Om zijn gezin met vier kinderen eten te geven ‘sloopt’ Van Egmond zijn prijzenkast. De gouden medailles werden naar de lommerd gebracht waar de Olympisch kampioen een  koude douche kreeg.  Zijn ‘gouden Olympische medaille’ bleek niet meer dan een verguld stuk ijzer te zijn. Jacques van Egmond, die in de Kleine Houtstraat in Haarlem een kroeg had, stierf in 1969 op zestigjarige leeftijd.

Bron: Sport in Beeld jaargang 1932, Sportief jaargang 1948.

Foto’s: Van Egmond gehuldigt in het Olympisch Stadion. Foto links: In het midden Jacques van Egmond, rechts Louis Chaillot en links de Itailaan Pellizzari.

Finish in de schaduw van een verminkt monument

Je moet wel volslagen blind zijn om het niet te zien want het is prachtig geworden:  na de renovatie van het Olympisch Stadion kom je superlatieven te kort. Van een bouwval is het  verworden tot een bruisend sporthistorische arena dat niet meer uit Amsterdam weg te denken valt.
Maar toch… toch blijft het een verkracht, geamputeerd én verminkt monument! Want waar eens de wielerbaan  lag gaapt nu een holle leegte. Voor de wielerliefhebber blijft dat schrijnen, pijn doen. Dat de finish van de Giro, aanstaande zaterdag,  vlak voor de poorten van het Stadion plaats vindt is een schrale troost.
Mocht een Italiaanse coureur het roze tricot ‘pakken’ dan volgen er ongetwijfeld emotionele, Latijnse taferelen. Niks nieuws dus! Tweeëntachtig jaar geleden gebeurde dat ook!
Tijdens de Spelen van 1928, op een gloednieuwe pas geopende baan, grepen Italiaanse renners ‘van den staat van Mussolini’
, zoals sportjournalist Leo Lauwer dat schreef, ‘Den overwinning in de Course Poursuite over den afstand van 4 km, waarbij de Engelschen en Hollanders werden geklopt. Er heerschte vreugde,’ zo leutert Lauwer door, ‘In het macaroni-kamp. Dat ziet men aan de bijgaande illustratie waarbij den manager van het Italiaanschen team den captain van de ploeg in triumf ronddraagt.’
Volgens Lauwer spraken ook wij, Hollanders, een woordje mee. ‘Twee stoeren knapen van het stalen ros hadden daarvoor gezorgd. Leene (links) en Van Dijk wonnen de tandem-race. In het midden trainer Piet Aandewiel’.
De laatste is een Amsterdamse wielerpionier. In de jaren dertig begon Aandewiel op de Admiraal de Ruijterweg een racefietsenzaak die anno nu, bestiert wordt door zijn kleinzoon.

Bron: Sport in Beeld, nummer 35, 10 augustus 1928.

error: Inhoud is beschermd!
%d