De iconische jaren zestig, waarin de haan van de revolutie zich schor kraaide. Een decennia van opstand, vrije seks , drugs, babyboomers die zich warm liepen, en woeste meiden die baas in eigen buik wenste te zijn. Neil Armstrong maakte zijn eerste sprongetje op de maan, Martin Luther King mobiliseerde zwart Amerika, en de jongens en meisjes van Provo hielden hun happenings op het Amsterdamse Spui.
En natuurlijk de muziek. De Rolling Stones, Pretty Things en nog een rits obscure Engelse bandjes schokte de bourgeoisie, met hun ruige uiterlijk en dito muziek. Dat laatste, schaamteloos gejat van onder meer Chuck Berry, Bo Diddley, Muddy Waters en andere godfathers van de rock ’n roll en blues. De Sixties, een wilde romantische tijd waarin de heilige huisjes flink omver geschopt werden. Alle heilige huisjes? Natuurlijk niet.
Het echte, ruige, woeste leven vond plaats op de Vlaamse en Noord-Franse kasseien. Waar de koers nog steeds de koers was, waarbij drugs, intriges, en verraad hand in hand gingen. Zoals Parijs-Roubaix editie 1967, nog gevrijwaard van de hedendaagse massahysterie, waarin live televisie-uitzendingen een utopie was. De Hollandse wielerliefhebber was aangewezen op de rechtstreekse radio-uitzendingen verzorgd door de BRT.
De BRT met verslaggevers als een Piet Theys en Marc Uytterhoeven, die vooral oog hadden voor de Vlaamse renners, wat logisch was. De Nederlandse media, met een lullig verslagje op Sport in Beeld, zondagavond uitgezonden, hobbelde daar uren later achter aan.
Goddank was er de Miroir des Cyclisme, gedrukt in fullcolour, door schrijver dezes maandelijks gekocht bij de boekhandel op het Damrak, voor het astronomische bedrag van acht gulden. Maar dan kréég je ook wat. Paginagrote foto’s van genoemde Parijs-Roubaix. Waarin de namen van de helden, gehoord op de buizenradio, een gezicht, in paginagrote foto’s kregen. Wát een verschil met die enkele grofgerasterde foto in de Volkskrant dan wel De Telegraaf.
De foto’s van Parijs-Roubaix, gepubliceerd in de Miroir, waar het modder en zweet van de pagina’s af ketsten. ‘Platen’met kerels, gehuld in wollen shirts, koersend op stalen karretjes, balancerend op de rug van de Hel. Ongeneerd gevolgd door een rits motoren. Mannen als een Ward Sels, Gianni Motta, Thuur Decabooter, Willy Planckaert en Rudi Altig, en natuurlijk de latere winnaar Jan Janssen.
De Miroir bestaat niet meer. En alsof het een verhaal uit het Oude Testament betreft, heeft de horror van het coronavirus Parijs-Roubaix in z’n wurggreep. Voorlopig geen koers meer. Het zijn Bijbelse Tijden…