Wat een feest was dat in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt. Buurtbewoner Leijn Loevesijn, nog maar net negentien jaar jong, schreef wielergeschiedenis. Samen met maatje en clubgenoot Jan Jansen werd op de Spelen van Mexico, 1968 zilver behaald. Het tandem Loevesijn-Jansen met ‘aandrijfmotor’ Leijn, achter de kont van stuurman Jansen. In een sterk deelnemersveld werd de tweede plaats behaald. Een prestatie die op zijn waarde ingeschat moet worden. Heel eervol. Meer zat er namelijk niet in. Tegenstanders en winnaars de Fransen Trentin en Morelon, beroepsamateurs, beheersten al jaren de tandemdiscipline. De Fransen waren een maatje te groot voor het Nederlandse koppel. Maakte ook niks uit. Het zilver was meer dan waarop gehoopt was. Bondscoach Jan Derksen was ieder geval euforisch.
Het was Derksen die niet alleen het sprinttalent van Loevesijn ontdekte, maar ook aan de basis stond van het succesvolle koppel. Een jaar voor ‘Mexico’ bestond de combinatie Loevesijn/Jansen nog niet. Jansen zat op de tweezitter met Wim Koopmans. De laatste werd betrapt op dope, wat voor de Rotterdammer letterlijk het begin van een menselijke tragedie werd. Exit voor Wim, maar mazzel voor de piepjonge aanstormende Loevesijn. Leijn werd door bondscoach Derksen ijlings gedropt achter de rug van de door de wol geverfde sprinter Jansen. Een zilveren greep. Het Olympische wielersucces werd in de kranten bejubelt met zeskolomskoppen. In Amsterdam, bakermat van de jongens, want beiden lid van wielerclub Olympia, ging het succes niet ongemerkt voorbij.
Na terugkomst in de Spaarndammerbuurt, thuisbasis van Loevesijn, werd een grootse ontvangst voorbereid. Met drumbands voorop volgde een zegetoer door de buurt. Een jaar later kon Derksen op zoek naar een nieuwe aandrijver. Loevesijn, besloot munt te slaan uit zijn sprinttalent.
Als profsprinter kende de Amsterdammer een redelijke carrière want werd in 1971 wereldkampioen. Vijf jaar later borg Loevesijn de koersfiets op. In de burgermaatschappij vond Loevesijn zijn weg als werkvoorbereider bij de dienst ‘Waterbeheer en riolering’ van de gemeente Amsterdam.
Leijn Loevesijn nu drieënzestig jaar oud, weet niet precies waar hij zijn zilveren plak heeft gelaten. Ergens in een laatje, zoals hij dat onverschillig vertelt. En dat is natuurlijk een pose. Want anno nu is de gewezen champ nog steeds héél trots op zijn Olympische succes. En het is meer dan veertig jaar geleden. Maar nog steeds heeft Loevesijn contact met Jan Jansen. Old soldiers never die, helemaal niet als ze gezamenlijk de Olympus beklommen hebben.