Karkas

Het mes werd in de rug gestoken. Een klassieke broedermoord volgde. Jarenlang  oppermachtig in de Tour, die drie keer werd gewonnen.  De veren waren niet aan te slepen om deze in z’n kont te steken. Met als extraatje, brandschone voeten,  met dank aan al die journalistieke hielenlikkers.
Gewezen uitslagen geven geen schriftelijke garantie voor de toekomst. De jaren gingen tellen. Het herstelvermogen haperde. En vertoon als gewezen kampioen  vooral geen moment van zwakte.  De hyena’s staan klaar. De messen worden direct geslepen.
Louis Bobet moet daar ongetwijfeld aan gedacht hebben. Hij Louis, een kampioen op z’n retour. Een gewezen wereldkampioen op de weg, maar nu de dertig jaar ruimschoots gepasseerd. Tussen de jonge honden van de Tour de France 1958, had de oude Bobet het zwaar.
De opmaat voor zijn naderende ondergang kwam tijdens  de tweede etappe Gent-Duinkerken, voerend langs de genadeloze Vlaamse zeekust. Waar Bobet, hangend als een dood vogeltje aan het wiel van zijn voorganger, de lucht uit zijn tube hoorde sissen. Hét sein voor de coyotes om het karkas van de gewezen kampioen aan te vreten.
Op Louis werd niet gewacht. Knechten keken niet naar hem om. Louis mocht het helemaal alleen uitzoeken. Het was ploeg- en landgenoot Roger Walkowiak die zich zijn lot aantrok. De brave Walko, notabene twee jaar eerder winnaar van de Tour stopte, en deed wat hij moreel gezien wel móest doen: hij stond zijn wiel af aan Bobet, die inmiddels de voorpagina’s van de Franse sportbladen had moeten inruilen voor een foto op pagina 12 van de Miroir de Sprint.
Véél te laat, wat natuurlijk een doortrapte truc was, gaf ploegleider Bidot, renners Stablinsky, Privat en Pipilin de order om Bobet terug te brengen in het peloton. Wat niet lukte. Vijftien minuten na het peloton tikte Louis de finish aan. Het werd tevens zijn allerlaatste Tour.

Bron: Miroir de Sprint 1958.

Plaatje

Die heerlijke jaren vijftig. Met mythische Tourhelden zoals een Woutje, Wim, Hein, maar ook Jean Branckart: bij de jongens van de geboortegolf razend populair. Jean was nogal zeldzaam. Met dank aan  de Bubblegumkauwgum. Een pakje Bubblegum, verwoester van hele generatie jongensgebitten, voor vijf centen, maar wél voorzien van een gekleurd ‘wielrennersplaatje’. Godsallemachtig, je hele zakgeld ging daar aan op. Dwangmatig moest  de verzameling wielerplaatjes  compleet zijn. Wie die Branckart eigenlijk was? Géén idee. Ja een wielrenner. En dat was het.
Jean Brankart, vanaf 1954 zes keer aan de start van de Ronde van Frankrijk. Sloeg in 1955 tijdens zijn tweede Tour, toe. Koppenzetters van tijdschriften en kranten, gebruikten daarvoor het grootste korps om Jeans naam te zetten. Brankart, een stokbrood op een koersfiets, met diep in de kassen verzonken ogen, won de achttiende én de eenentwintigste etappe. Vooral de laatste, een tijdrit over achtenzestig kilometer, waar hij de latere Tourwinnaar Bobet op 1 minuut reed, maakte diepe indruk. Dat Jean in het eindklassement van deze Tour tweede werd, ach aardig voor de statistici.
Jean Brankart, zes keer in Parijs van start gegaan, haalde nooit meer dié topvorm van 1955: zijn etappeteller bleef steken op twee stuks. In 1960 moest Jean stoppen met koersen:  hartproblemen.
Jean Brankart, icoon van hele generaties jongens uit de jaren vijftig, mocht dan hartproblemen hebben, wat niet wegneemt dan de man zo taai is als zo’n plakje Bubblegum.
Afgelopen 12 juli werd  de voormalige Tourkrijger achtentachtig jaar.
En wat dat ontbrekende kauwgumplaatje betreft: zo’n twee jaar geleden werd deze door schrijver dezes, op een veilingsite gescoord. Tsja, wat dat betreft blijven wij nog steeds jongens uit de jaren vijftig.

Bron: Miroir des Sports 1955.

error: Inhoud is beschermd!
%d