Taai hondenleer

Hoeveel marathons hij had gelopen? Hou het maar ergens tussen de twee- en driehonderd, antwoord Simon Pols onverschillig. Voor Pols is hardlopen een manier van leven. Een leven waarvan hij een flinke hap had genomen. Inmiddels zeventig jaar oud, draaft de man nog regelmatig langs s’ herenwegen.  Pols is namelijk der dagen nog láng niet zat, laat staan de marathon. Zijn huidige finishtijd op de marathon is om te huilen, vertelt hij met veel gevoel voor understatement: wat natuurlijk onzin is.  Want om op de leeftijd van negenenzestig jaar, de marathon van Amsterdam te beëindigen in een tijd van net boven de vier uur, kan geriatrisch Nederland een voorbeeld aan nemen.

De tragiek van oude sporters zijn hun verhalen, over hoe het óóit was. Verhalen waarbij het oeroude Indiaanse spreekwoord dat, ‘hoe ouder hij wordt, hoe sneller hij was’, in acht moet worden genomen. Bij Pols niet. Zijn story’s over z’n hardloopcarrière, horen thuis in het betere horrorgenre.  Zoals zijn deelname aan de Spartathlon, een monsterlijke ren over tweehonderdveertig kilometer, in één ruk af te leggen.

De Spartathlon gehouden tussen Athene en Sparta, waar de grenzen van het fysieke vermogen ruimschoots wordt gepasseerd. Een race die zich afspeelt in de twilightzone, met meer dan zeventig procent uitvallers. Pols haalde de finish. Met trainingsweken van meer dan tweehonderd kilometer, stond hij aan de voet van de Acropolis waar de start plaats vond. Na het startschol belandde Pols in ‘n apocalyptische wereld, waar de poorten van de hel wagenwijd open stonden.    

Want na honderdzestig kilometer rennen, doemde de Sangiapas op, een berg van duizend meter hoogte, die in het pikkedonker genomen moest worden. Een weg was er niet, wél onverharde karrensporen, met klauterpartijen over gigantische rotsen, en langs gapende afgronden. Huiveringwekkend en levensgevaarlijk. Om vervolgens dravend, de vlakte van de Peleoponesus over te steken, met een brandende zon op z’n kop. Pols had inmiddels twee lange, en slopende dagen in de zon gerend:  afstanden die de grenzen van het verstandelijke vermogen vér voorbij gaan. Simon Pols, een bescheiden mens, taai als oud hondenleer, haalde in een tijd van zesendertig uur de finish in Sparta.

En dan volgende week zondag, de marathon van Amsterdam. Waar Simon Pols voor de zevenendertigste (37!!) keer aan mee doet. Voor die ouwe Pols een blokkie om…

Smeris

Kenneth McArthur

Is het een vorm van zelfkwelling? Of overschatting? Van die vragen. Want het blijft een raadsel, wat  zo’n frisse, talentvolle polderatleet, bezield om voor de marathon te kiezen. Daar hebben ze helemaal niets te zoeken. De eerste dertig plekken op de uitslagenlijst, zijn per definitie gereserveerd voor de jongens van de Oost-Afrikaanse hoogvlaktes.

Wie ooit een stadsmarathon ter plekke zag, begrijpt wel waarom. Fiets maar eens achter de kopgroep aan, wat Stuyfssportverhalen deed, bij de laatste Amsterdam-marathon. De snelheid, souplesse  én het gemak waarmee die voormalige herders langs de boorden van de Amstel vlogen, dat was bizar, en ging de grenzen van het verbeeldingsvermogen vér voorbij. Voor onze Hollandse rennende houten klazen, is er geen hoop meer in bange dagen. Wat dat betreft had Kenneth Mc Arthur het gemakkelijker. Bij de Olympische marathon van 1912 ontbraken de Oost-Afrikanen.  

Langeafstandloper McArthur, een bonkig ogende politieagent afkomstig uit Johannesburg, Zuid-Afrika, rende zijn eerste marathon in 1908. Met een erelijst waarop ondermeer het nationale kampioenschap veldlopen, staat die smeris op veertien juli 1912 aan de start  van de genoemde Olympische ren, gehouden in Stockholm. Van deze marathon is niet veel bekend. Ja, dat het godsgloeiend heet was, en dat er achtenzestig atleten zich hadden ingeschreven. Van de weinige verslagen, komt er van Kenny McArthur een beeld tevoorschijn van een atleet, die het niet zó nauw nam met het begrip eerlijk. Daar kwam z’n landsman Christian Gitsham  pijnlijk achter.  

Gitsham, samen met Mc Arthur, namen een flinke voorsprong, waarbij de sterkere Christian zeker was van de overwinning. Enkele kilometers voor het eind stopte Gitsham, om even te drinken, niet nadat hij eerst met McArthur een afspraak had gemaakt, om even te wachten. Wát een groenzoeter die Gitsham. Want natuurlijk wachtte die McArthur niet. Sterker, terwijl de eerste slok water de huig van Grisham passeerde, spurtte die smeris voluit weg, en nam niet veel later zijn plekje op de Olympische eregalerij in. Politieagenten kun je dus nooit vertrouwen, en al helemaal niet uit Zuid-Afrika. Lullig voor die Gitsham, maar klein bier vergeleken bij de Portugese marathonloper Francisco Lázaro. De laatste, met een zonnesteek opgeven bij het 29-kilometerpunt, werd afgevoerd naar het lokale hospitaal. Een dag later meldde Francisco zich bij zijn Schepper.

Bron: La Vie au Grand Air jaargang 1912.

Geld verdampt, herinneringen blijven

De marathon van Rotterdam? Voor een langeafstandloper uit de Watergraafsmeer is dat vloeken in de kerk. Die stad is iets te veel ‘010’, om maar in voetbaltermen te blijven. Theo Stelling rent liever in ‘eigen huis’ waar hij de marathon van Amsterdam mee bedoelt. En met succes, want in de laatste versie verbrak hij het nationale record voor veteranen in een niet misselijke tijd van 2.37 uur.
Waar maak je iemand blij mee wiens leven bepaalt wordt door rennen, rennen en nog eens rennen? Met deelname aan de marathon van New York! The Big Apple is het Nirvana van de marathon! Rennen door New York en dan sterven, in die proporties.
Voor marathonloper Theo Stelling, 51 jaar, kwam zijn droom uit. Op zijn vijftigste verjaardag kreeg hij van vrouw en zoon een geheel verzorgde reis én startnummer naar New York als cadeau. Voor Stelling, technisch medewerker bij de gemeente, werd dat een marathon met een heel emotionele lading.
‘Twee weken voor New York werd  mijn vrouw ziek. Er was kanker bij haar geconstateerd. Wij hadden toch besloten te gaan. Het was voor mij een race met twee gezichten. Het idee dat mijn vrouw zo ziek was maakte mij heel emotioneel . Maar aan de andere kant, de marathon van New York, wát een belevenis’, verzucht de tot het bot afgetrainde Stelling.  Voor een  hardloper die gewend is aan  Amsterdamse verhoudingen was hardlopen door New York een cultuurshock. Ren je in Amsterdam voor twee man en een paardenkop dat is dat in New York wel andere koek.
Driehonderd foto’s
‘Twee miljoen mensen langs de kant,’ vertelt Stelling. ‘Vooral de doorkomst door de verschillende wijken was één groot feest. Maar ook de tegenstellingen. In de Harlem en de Mexicaanse wijk kreeg je een heldenontvangst. In Brooklyn, de joodse wijk, deden die orthodoxe joden net of ze je niet zagen. En overal bandjes en live muziek. Normaal ben ik tijdens een marathon  heel fanatiek en serieus maar in New York liep ik als een toerist. Ik had mijn camera meegenomen en meer dan driehonderd foto’s gemaakt’.
De marathonsfeer in Amsterdam mag dan de gevoelstemperatuur van een vrieskist hebben, het neemt niet weg dat Stelling daar zijn ultieme loopmoment meemaakte. Het hele vorige seizoen had Stelling het rubber van zijn loopschoenen getraind. Storm, regen en kou werden daarbij op de koop toe genomen. Op de atletiekbaan van AV23 werd de snelheid aangescherpt. En allemaal onder één motto:  de tijd begint te dringen. Wil je als vijftigjarige marathonloper nog één keer de stopwatch uitdagen, dan moet er gewerkt worden.
Stelling, klein, levendige ogen, ras-Amsterdammer, vertelt. ‘In juni begon de vorm te komen. Tijdens de Senior Games, een sportspektakel in Zeeland, won ik de halve marathon. Het begon bij mij te dagen dat het in oktober wel eens heel hard kon gaan.’
Goud of blik
Najaar, de tijd dat de blaadjes van de bomen vallen, maar ook dé tijd voor de grote stadsmarathons. Begin oktober beet de hoofdstad de spits af. In het wedstrijdvak, tussen de Afrikaanse loopwonderen, ook Theo Stelling. Voor de  laatste was het erop of eronder. Goud of blik. Het parkoers kon hij wel dromen. Vooral het gedeelte langs de Amstel, daar had hij wakker van gelegen. Als het daar maar niet al te hard waait.  Dat helse open stuk vanaf Buitenveldert naar Ouderkerk, waar de Amstel overgestoken wordt en weer terug langs de rivier richting Amsterdam.
Hoe vaak had hij daar niet getraind? Speurend naar de ideale looplijn, opletten hoe en waar de wind stond. Nog even een verse rochel achter de huig vandaan trekken, en de polsstopwatch voor de zoveelste keer controleren. Stelling was er klaar voor.  Na het startschot waren de eerste tien kilometer door Zuid een kwestie van volgen, je hart niet boven het theewater jagen, opletten waar de concurrentie zat. Maar dan kwam het beruchte pad langs de Amstel.
‘Alles op die dag zat mee, vertelt de kampioen. ‘Voor een marathonloper was het schitterend weer. Met weinig wind. Langs de Amstel, in de buurt van Ouderkerk kreeg ik het heel moeilijk. Mijn directe concurrent was er van door. Ik heb langs die hele Amstel in mijn eentje lopen jagen. Terug in de stad, voor de Bijlmerbajes, kreeg ik hem te pakken. In mijn buurt, de Watergraafsmeer, rekende ik met hem af.’
Plakkie
De rest was geschiedenis. In een tijd van 2.37 uur kwam  Theo Stelling, over de streep. In het Olympisch Stadion werd hij gehuldigd als nieuwe veteranenkampioen maar ook recordhouder. Kregen de winnaars bij de mannen en heren een vet bedrag op hun rekening gestort, Stelling moest genoegen nemen met een ‘plakkie’. De Watergraafsmeerder is daar zelf nogal nuchter over. Wat kan hem dat geld nou schelen. Gezondheid is veel belangrijker. Dat het met zijn vrouw weer goed gaat, daar is de hardloper uit Oost zielsgelukkig mee. Geld verdampt maar herinneringen blijven en die zijn voor hem véél belangrijker, die pakken ze hem niet meer af.
Op zijn falie
Als hij der dagen zat is, de urinestraal zwak,  en de benen dienst weigeren, dan kijkt hij met voldoening  naar zijn rijk gevulde prijzenkast en zakt weg in mijmeringen. Hij ziet zich dan weer langs het Amsterdam-Rijnkanaal ijlen,  waarbij hij zijn schrale, afgetrainde lijf op zijn falie gaf, en  hij ziet zichzelf rennend over Queensborobridge in New York, hoort de echo van de aanmoedigingen en telt dan zijn zegeningen.
Maar zover is het nog lang niet. Begin maart startte de Stelling in de ’20 van Alphen’ de openingsklassieker van Nederland. ‘Wat ik werd? Tweede in een tijd van 1.10 uur’. Theo Stelling wiens leven bepaald wordt door hardlopen, kent ook zijn zwakheden. ‘De afgelopen winter ging het moeizaam. Met die maandenlange kou vroeg ik mij wel eens af waar ik mee bezig was. Dan lag ik liever op de bank met een zakkie  chips.’

Geplaatst: Mug April 2010 Foto’s Hilco Koke

error: Inhoud is beschermd!
%d bloggers liken dit: