Kroeg

De man was een stayer van nét niet. Stayers als een Jan van Gent, daar zaten ze in het Duitsland van voor de Eerste Wereldoorlog niet op te wachten. Een enkele keer mocht Jan bij de oosterburen zijn opwachting maken. Zonder noemenswaardig succes. Jammer voor Jan, want in Duitsland viel het gróte geld te verdienen.

Het karige beleg op zijn boterham, schraapte Jan bij elkaar op de kleine Nederlandse, Vlaamse en Franse wielerbanen, waar het ruig aan toe ging. Ook op de Antwerpse Zurenborgwielerbaan, ergens in 1915, waar zijn gangmaker Käser, tijdens de race ten val kwam. Jan van Gent, met tachtig kilometer, vliegt  over Käser heen. Waarbij de gangmaakmotor, als een losgeslagen projectiel over de houten wielerbaan stuitert. Om brullend tot stilstand te komen tussen het publiek.   

Van Gendt, Käser en drie toeschouwers worden zwaargewond, en bewusteloos afgevoerd richting hospitaal. Dat Jan van Gent in 1915 Nederlands stayerskampioen werd, was een kwestie van geluk. Grote kanshebbers als een Piet Dickenman, koersten die dag, ergens op een Duitse wielerbaan: uiteraard  voor een volle zak goudmarken.

En toch… Toch struikel in je in het archief van deze blog regelmatig over Jan’s naam.  Of Van Gent, daar blij om had moeten zijn?  De man beschikte namelijk over losse handjes. Met name op de Amsterdamse Zeeburgbaan had Jan een bedenkelijke naam op te houden. Razend achter de zware gangmaakmotor gaf Jan ooit, tijdens het passeren een tegenstander een muilpeer. Met die snelheid een prestatie op zich.

Ach, die Jan van Gent. De man had evengoed zijn verborgen kwaliteiten. Ondanks zijn bescheiden verdiensten, kon hij hoogstwaarschijnlijk goed met geld omgaan. Na zijn stayerscarrière opende Jan, in de Amsterdamse Ferdinand Bolstraat, een café.  Heineken Bier op tap, én twee elektrisch verwarmde Wilhelmina billards.  Jan van Gent, pedant poserend voor zijn kroeg. Bedenkelijk kijkend, op z’n hoede, alsof  hij ieder moment door een brullende gangmaakmotor te grazen wordt genomen.

Vermoord tijdens Zesdaagse Amsterdam

dopewolf3Totaal onverwacht reed hij bijna het werelduurrecord uit de boeken. Voor de onbekende Joop de Wolf een jonge prof uit de hoofdstad zijn doorbraak. De eerste grote contracten werden ondertekend. Een grootse carrière lag in het verschiet. Twee maanden later was hij dood. Zijn overlijden, precies tachtig jaar geleden, was altijd omgeven met een waas van geheimzinnigheid. Stuyfssportverhalen reconstrueert zijn laatste dagen.

Een lullig wielerbaantje in Duivendrecht. Op een dinsdagavond ergens in september 1934.  Zonder enige specifieke voorbereiding, noch op ultralicht materiaal, maar op een ordinaire baanfiets werd daar een bijna geslaagde aanval op het werelduurrecord gedaan. Dat op een haar na sneuvelde. De sensatie was compleet. Sportjournalisten lieten rook uit typemachines komen. Zetters maakte de al opgemaakte sportpagina’s open. In één klap was de naam ‘Joop de Wolf’ gevestigd. Voor De Wolf, een jonge prof van drieëntwintig jaar, kwamen de eerste grote contracten binnen. Niet alleen voor de Zesdaagse van Amsterdam. Belangrijker, want lucratiever was zijn internationale doorbraak. Met tranen in de ogen tekende Joop de Wolf een contract voor een rits omniumkoersen in Parijs: dé plaats voor iedere zich serieus nemende baanrenner. Als opwarmertje eerst de Zesdaagse van Amsterdam. Gehouden in het toenmalige Rai-gebouw aan de Ferdinand Bolstraat.  Waar De Wolf aan de zijde van stadsgenoot Van der Heijden op de laatste dag zichzelf terugvond op de vijfde plaats.Copy of pierre viel, broccardo, guimbretiere, peix
Dan is het dag zes. De laatste, slopende  uren breken aan. Ook voor De Wolf. Letterlijk. De Wolf zal na de ‘six’ van Amsterdam  nooit meer op een koersfiets stappen. In de ochtend voelde hij zich al niet goed. Vreselijke, niet uit te houden pijn in de rug. Voor Wolfs soigneur, Pierre  Viel, een reden zijn poulain even goed te masseren. Viel, een verzorger met een bedenkelijke reputatie, een berucht gifmenger, wiens rol in het drama ‘De Wolf’ voor altijd onbekend zal blijven. Gezien zijn kennis van de ‘gifkast’ moet dat zeker De Wolf een zetje richting graf gegeven hebben. 
Nadat Viel zijn rug goed onder handen had genomen, was de pijn voor De Wolf niet meer te harden. Wielrenners en pijn. Een beetje renner verbijt dat.  Lacht dat weg. Ook Joop. Die doodziek van  start ging. Na de eerste jachten had de aanwezige arts, die al een longontsteking had vastgesteld,  de jonge Amsterdammer uit koers moeten halen. De  signalen waren overduidelijk. Totaal uitgeput en verdwaasd strompelde De Wolf, tussen de jachten door, enkele malen achtereen de cabine van de Franse renners in en liet zich op hun bed vallen. Dat het de verkeerde cabine was zag De Wolf niet eens. 
Dan breekt ‘uur 144’ aan, nog één uur te gaan, als de uitgeputte De Wolf een flinke smakkerd maakt. In een waas, met hoge koorts zoals hij twee dagen later  in Sportweek vertelde, reed hij zijn ereronde. Zelf kon hij zich daar niets van herinneren. Na afloop werd de doodzieke jonge renner  in een taxi gehesen en naar het ziekenhuis gereden. Waar volgens een berichtje in Sportweek zijn toestand ‘hoogst ernstig’ was.
Copy of dopejoopgrafEen paar dagen later kwam in de toestand van Joop de Wolf een kleine verbetering. De journalist van Sportweek mocht even langs komen. Daar tegen mijmerde De Wolf over de grote financiële schade die hij had geleden. De contracten voor Antwerpen en Parijs kon hij verscheuren. ‘Och, och, wat een zonde’, verzuchtte hij. Na aanvankelijk opgeknapt te zijn begaf zijn uitgeputte lijf het drie dagen later. Joop de Wolf, net volwassen, het slachtoffer van een incompetente baanarts, een louche soigneur maar vooral zijn eigen eerzucht, sterft op drieëntwintig jarige leeftijd. Voor zijn grafsteen werd een inzameling gehouden. Op diverse plaatsten in de stad kon geld gestort worden.

Foto 1: Joop de Wolf, Foto 2: Pierre Viel, Foto 3: Begrafenis De Wolf op Vredenhof in Amsterdam.
 Bron: Sportweek jaargang 1934.

error: Inhoud is beschermd!
%d