Vermoord tijdens Zesdaagse Amsterdam

dopewolf3Totaal onverwacht reed hij bijna het werelduurrecord uit de boeken. Voor de onbekende Joop de Wolf een jonge prof uit de hoofdstad zijn doorbraak. De eerste grote contracten werden ondertekend. Een grootse carrière lag in het verschiet. Twee maanden later was hij dood. Zijn overlijden, precies tachtig jaar geleden, was altijd omgeven met een waas van geheimzinnigheid. Stuyfssportverhalen reconstrueert zijn laatste dagen.

Een lullig wielerbaantje in Duivendrecht. Op een dinsdagavond ergens in september 1934.  Zonder enige specifieke voorbereiding, noch op ultralicht materiaal, maar op een ordinaire baanfiets werd daar een bijna geslaagde aanval op het werelduurrecord gedaan. Dat op een haar na sneuvelde. De sensatie was compleet. Sportjournalisten lieten rook uit typemachines komen. Zetters maakte de al opgemaakte sportpagina’s open. In één klap was de naam ‘Joop de Wolf’ gevestigd. Voor De Wolf, een jonge prof van drieëntwintig jaar, kwamen de eerste grote contracten binnen. Niet alleen voor de Zesdaagse van Amsterdam. Belangrijker, want lucratiever was zijn internationale doorbraak. Met tranen in de ogen tekende Joop de Wolf een contract voor een rits omniumkoersen in Parijs: dé plaats voor iedere zich serieus nemende baanrenner. Als opwarmertje eerst de Zesdaagse van Amsterdam. Gehouden in het toenmalige Rai-gebouw aan de Ferdinand Bolstraat.  Waar De Wolf aan de zijde van stadsgenoot Van der Heijden op de laatste dag zichzelf terugvond op de vijfde plaats.Copy of pierre viel, broccardo, guimbretiere, peix
Dan is het dag zes. De laatste, slopende  uren breken aan. Ook voor De Wolf. Letterlijk. De Wolf zal na de ‘six’ van Amsterdam  nooit meer op een koersfiets stappen. In de ochtend voelde hij zich al niet goed. Vreselijke, niet uit te houden pijn in de rug. Voor Wolfs soigneur, Pierre  Viel, een reden zijn poulain even goed te masseren. Viel, een verzorger met een bedenkelijke reputatie, een berucht gifmenger, wiens rol in het drama ‘De Wolf’ voor altijd onbekend zal blijven. Gezien zijn kennis van de ‘gifkast’ moet dat zeker De Wolf een zetje richting graf gegeven hebben. 
Nadat Viel zijn rug goed onder handen had genomen, was de pijn voor De Wolf niet meer te harden. Wielrenners en pijn. Een beetje renner verbijt dat.  Lacht dat weg. Ook Joop. Die doodziek van  start ging. Na de eerste jachten had de aanwezige arts, die al een longontsteking had vastgesteld,  de jonge Amsterdammer uit koers moeten halen. De  signalen waren overduidelijk. Totaal uitgeput en verdwaasd strompelde De Wolf, tussen de jachten door, enkele malen achtereen de cabine van de Franse renners in en liet zich op hun bed vallen. Dat het de verkeerde cabine was zag De Wolf niet eens. 
Dan breekt ‘uur 144’ aan, nog één uur te gaan, als de uitgeputte De Wolf een flinke smakkerd maakt. In een waas, met hoge koorts zoals hij twee dagen later  in Sportweek vertelde, reed hij zijn ereronde. Zelf kon hij zich daar niets van herinneren. Na afloop werd de doodzieke jonge renner  in een taxi gehesen en naar het ziekenhuis gereden. Waar volgens een berichtje in Sportweek zijn toestand ‘hoogst ernstig’ was.
Copy of dopejoopgrafEen paar dagen later kwam in de toestand van Joop de Wolf een kleine verbetering. De journalist van Sportweek mocht even langs komen. Daar tegen mijmerde De Wolf over de grote financiële schade die hij had geleden. De contracten voor Antwerpen en Parijs kon hij verscheuren. ‘Och, och, wat een zonde’, verzuchtte hij. Na aanvankelijk opgeknapt te zijn begaf zijn uitgeputte lijf het drie dagen later. Joop de Wolf, net volwassen, het slachtoffer van een incompetente baanarts, een louche soigneur maar vooral zijn eigen eerzucht, sterft op drieëntwintig jarige leeftijd. Voor zijn grafsteen werd een inzameling gehouden. Op diverse plaatsten in de stad kon geld gestort worden.

Foto 1: Joop de Wolf, Foto 2: Pierre Viel, Foto 3: Begrafenis De Wolf op Vredenhof in Amsterdam.
 Bron: Sportweek jaargang 1934.

Joop koos voor zekerheid én de dood

Doping, zo oud als het wielrennen zelf. Hoort er bij als een fles jenever bij een ouderling. Nu, maar ook vroeger. Zo was het en zal het altijd blijven. Niet uit te roeien.  Joop de Wolf had de bedenkelijke eer om als eerste Nederlandse dopeslachtoffer de geschiedenis in te gaan.

De gifkast kende geen geheimen. In het pikkedonker wist hij feilloos de flesjes, voorzien van  een doodshoofd, te vinden. En het gifmengen had hij als apothekersassistent geleerd. Betere aanbevelingspapieren kan je als wielersoigneur niet hebben. Binnen korte tijd behoorde Pierre Viel  in zijn vak tot de top. Om je als renner door Viel te laten verzorgen was spannend. Gaf er een extra dimensie aan. Of je ‘vloog’ op zijn preparaten, of  je hing aan je vingertoppen dagenlang te bungelen boven het ravijn der Dood. Armand Blanchonnet wilde dat risico best nemen.
De brave Armand, won ooit twee gouden plakken op de Spelen van 1924, maar was op  inmiddels op leeftijd. Was van plan om in de Zesdaagse van Parijs 1934, nog één keer te vlammen. Blanchonnet liet zijn ouwe lijf door Viel prepareren tot ‘d’n drog’ uit zijn oren kwam. Op de eerste avond kukelde de voormalige Olympische kampioen  schuimbekkend van zijn karretje. Blanchonnet, dagen lang in coma waarbij artsen voor zijn leven vochten, kwam bij kennis met de legendarische kreet: ‘Ze hebben mij vergiftigd.’ Alsof heel Parijs en omstreken dat niet wist. 
Viel was beroemd.  Of beter gezegd berucht.  Meerdere renners door hem verzorgd werden plotseling ernstig ziek.  Zijn reputatie vloog de wereld over. Tijdens de Zesdaagse van New York werd hem én zijn apotheek de toegang tot het Madison Square Garden verboden. Die Janks, ook niet gek, wisten dat ze met Viel de kat op het dak haalde. In de Zesdaagse van Amsterdam was de Parijse alchemist welkom. Wat de ondergang werd van Joop de Wolf.
Joop, eerzuchtig, jong, verbrak op een haar na  het werelduurrecord. Kreeg voor deze prestatie een contract voor de six van zijn eigen stad.  Voor Wolf  een uitgelezen kans om zich voor eigen volk te bewijzen. Amsterdamse Joop nam het zekere voor het onzekere, en liet zich door Viel verzorgen. Enige weken later was Joop dood. Een longontsteking zo luidde het officieel. Maar insiders wisten beter. Jonkheer Bosch van Drakenstein, secretaris van de toenmalige Nederlandse Wielerbond, eiste een onderzoek. De NWU weigerde. Joop de Wolf , 25 jaar, werd bijgezet op begraafplaats Vredenhof. En zijn naam verdween in de doofpot .

Foto’s: linksboven Pierre Viel, rechts Armand Blanchonnet, Linksonder Joop de Wolf én zijn begrafenis.

Bron: Geïllustreerde Sportwereld jaargang 1935, Sport Revue jaargang 1934.

error: Inhoud is beschermd!