Het stayerskampioenschap van Nederland, anno 1928. Gehouden op de houten wielerbaan van Rijswijk, die uitermate geschikt was voor stayerskoersen. Aan het vertrek de oude Piet Dickentman, Jan Snoek, Koos Storm, ene Asberg en Leo Leene. De zondagen van eind jaren twintig, overvolle kerken, donderpreken vanaf de kansel, en vooral dodelijke saaiheid. Dan is een stayerskampioenschap garantie voor een volle bak. Ook op de ‘Rijswijk’. Waar behalve de hoofdrolspelers achter de zware motor, ook de ongevallenverzekering van de HAV-Bank prominent aanwezig was. Weliswaar op een groot reclamebord, maar toch. Hoe cynisch wil je het hebben? Een ongevallenverzekering aanbieden bij een sport, waar op dat moment de teller van verongelukte stayers en gangmakers op drieënzestig stond.
De pr-man van de HAV-Bank zat daar duidelijk niet mee. ‘Rijden jullie je maar letterlijk te pletter jongens’, moet die gedacht hebben, nadat hij z’n tekst aan de reclameschilder door gaf. Jan Snoek was dé favoriet voor de titel. Streekfavoriet Leo Leene, gegangmaakt door Stan Ceurremans junior, mocht knokken voor de resterende medailleskruimels. Leo Leene dus, een stayer van nét niet. Te licht bevonden voor de Duitse wielerbanen, maar goed genoeg voor de vaderlandse pistes.
Leo, duidelijk niet beschikkend over de gave van het Derde Oog. Anders was hij direct gestopt met dat malle koersen achter zo’n motor. En de opbeurende boodschap van de HAG-Bank was hem ook ontgaan. Twee jaar na dat genoemde kampioenschap, want 1930. Leo Leene gecontracteerd voor een stayerskoers op de Groningse Wielerbaan. Waar hij tijdens de koers ten val komt en niet veel later sterft. Leo Leene, dertig jaar, werd begraven op de Haagse begraafplaats Nieuw Eik. En dan was er ook nog Leo’s gangmaker Stan Ceurremans, die weliswaar niet stierf in het harnas. Maar wél zijn vader, ook Stan genoemd. Ook het broertje van Stan junior, Frans genaamd, vertrok op jonge leeftijd naar de Grote Stayershemel.
Even vertellen over Stan senior. Als gangmaker een overlever van het grote bloedbad die plaats vond op de Duitse banen tijdens de Belle Epoque. Bij de Grote Prijs van Elberfeld, gehouden in mei 1931 was het geluk van ouwe Ceurremans op, want Stan Ceurremans senior, verongelukte dodelijk. Twee jaar later, want 1933 verongelukte ook z’n zoon Frans. Die trainend achter z’n broer Stan junior op die zelfde Rijswijkse wielerbaan, een klapband krijgt. Vader en zoon rusten in één graf op de Algemene Begraafplaats in Den Haag. Wat dit dramatische verhaal wel weer mooi maakt.
Bron: Illustrierter Radrenn-Sport, Stuyfssportverhalen.
Zondagavond twintig augustus 1922, een prachtige windstille zomeravond. Zo’n lome avond waar tienduizenden Amsterdammers ontspannen op de tribunes zaten van het Amsterdam Stadion. De laatste, geopend in 1914, en gelegen tegenover het huidige Olympisch Stadion. Op de houten, demontabele wielerbaan, met dwarsgelegen latten, een stayerskoers over honderd kilometer. Aan het vertrek de oude Piet Dickentman, gegangmaakt door Stan Ceurremans, Cor Blekemolen achter gangmaker Thomas Ullrich, Jan Snoek met gangmaker Roos, en Koos Storm gegangmaakt door Walter Hesslich.De omstandige waren perfect voor een snelle en spannende race. Die uiteindelijke veranderde in pure horror. De prelude hiervoor gaf de Haagse stayer Jan Snoek, die in een inhaalduel met Cor Blekemolen was verwikkeld. Blekemolen sloeg de aanval af, waarbij beiden stayers de rol los moesten laten gaan. Voor gangmaker Thomas Ullrich het sein om even om te kijken.
Een begrafenis is pas een begrafenis als er aan het graf gesproken wordt. Ook bij Chris Orlemans, waar onder meer generaal-majoor Tonnet het woord voerde. Chris Orlemans was vijf jaar lang zijn ‘paardenoppasser’ geweest.