Jaap Oudkerk overleden

Na jaren tegen de top geschuurd te hebben, brak Jaap Oudkerk  in 1969  door als stayer.  In Antwerpen raasde profstayer Jaap Oudkerk naar de  zo begeerde wereldtitel en de bijbehorende vette contracten. Wat een oogstjaar had moeten worden, veranderde in een nachtmerrie. De voortekenen voor de ramp werden tijdens de finale al zichtbaar. Bertus de Graaf, gangmaker van Oudkerk, bleek een al lang sluimerend conflict met collega Joop Stakenburg te hebben: uitgevochten  tijdens de mondiale race. Onder de ogen van miljoenen want  live uitgezonden door de BRT, probeerde  Stakenburg in razende vaart De Graaf/Oudkerk tegen de balustrade te drukken. Het was  de routine van De Graaf en het ongrijpbare fenomeen ‘topvorm’ dat Oudkerk tóch de regenboogtrui aan kon trekken.

 De lont van de wrok en jaloezie was aangestoken. Het helse mechanisme tikte langzaam door.  Een half jaar later, een mooie voorjaarsdag in  mei, kwam op de Gooise Wielerbaan in Hilversum de afrekening.  Wat een leuke stayerskoers over drie manches had moeten worden, met wereldkampioen Oudkerk als publiekstrekker, veranderde  in een bloederige omerta. In de  laatste manches over twintig kilometer sloegen de stoppen bij  Stakenburg door. De Amsterdamse gangmaker reed, zomaar, de verse wereldkampioen van achteren aan.  
Bewusteloos, overdekt met brandwonden, gebroken tanden en een zware hersenschudding werd Oudkerk afgevoerd richting het lokale ziekenhuis. Weg lucratieve contracten. Een streep door de toekomst.
Oudkerk, beminnelijk, bescheiden,  door  iedereen omschreven als een ‘goeiert’, vond de aanslag op zijn leven volstrekt onnodig. ‘Dat incident heeft mij heel veel geld gekost’ vertelde hij tien jaar geleden aan deze blog. Volgens Oudkerk had hij een mooie tijd gehad als stayer, waar hij nooit spijt van had gehad. Na acht jaar bij de profs gekoerst te hebben, stopte Oudkerk  op zijn vijfendertigste.

Jaap Oudkerk twee keer wereldkampioen stayeren bij zowel de amateurs als de profs, won op de Spelen van 1964 een bronzen plak is vorige week overleden. Jaap Oudkerk is 86 jaar geworden.

foto boven: Jaap Oudkerk achter Bertus de Graaf in het Antwerps Sportpaleis. Onder: Links Bertus de Graaf met Jaap Oudkerk.

De begrafenis van Jong Klaasje

grafpiet9 009De bladeren van de zwarte walnootbomen  ruisen zacht,  vogels kwinkeleren en met een   zacht ritmisch getik is een tuinman bezig een heg te knippen. Het is ’s morgens elf uur,  op een doordeweekse dag. Op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam is het met recht doodstil. Deze maand, precies vijfenzeventig jaar geleden, was dat wel even anders. Op 20 september 1934 werd een jonge wielrenner begraven. Duizenden Amsterdammers dromden rond zijn graf, en ondanks de uitgebreide politiemaatregelen was de menigte niet in het gareel te houden. De begrafenis van ‘Jong’ Klaasje van Nek werd er één in Siciliaanse stijl.

Het levensverhaal van de wielerfamilie Van Nek laat zich beschrijven als een smartlap van de Zangeres Zonder Naam, want één groot drama. Neem  Klaasje van Nek. Net een seizoen als  profwielrenner bezig, had hij al  een aardige palmares opgebouwd. Twintig lentes jong  behoorde hij tot de beteren van het land. Klaas had als aankomende renner totaal geen ontzag voor de gevestigde namen. Op hun thuisbaan Tilburg klopte hij  Slaats én Pijnenburg, dé baancracks van die tijd. Klaas, een goede achtervolger, had een voorkeur voor de koppelkoers.  Als je Van Nek als koppelgenoot had, zat je snor. Voor de Zesdaagse van Amsterdam, eind  1934 gehouden,  had hij al een contract en was gekoppeld aan Jan van Hout.
Thuis  kreeg hij alle medewerking. Zijn ‘natje en drogie’ stonden altijd klaar. Daar zorgde  moeder Van Nek wel voor. Hij mocht koersen zo veel hij wilde, maar één ding mocht hij nóóit doen! Klaas van Nek mocht nooit, maar dan ook nóóit, stayer worden. Dat had hij zijn moeder plechtig moeten beloven. En zijn vader had daar nog aan toegevoegd dat hij hem ‘de benen zou breken’…
Monumentaal graf
Stayeren was bij de familie Van Nek een traumatische aangelegenheid, want twee maanden na de geboorte van Klaas viel zijn oom Piet dood. Tijdens de Leipzigger Ostpreis, een stayerskoers in het gelijknamige Leipzig,  verongelukte Piet van Nek. Van ‘dankbare’ supporters kreeg Piet een monumentaal graf op de Nieuwe Oosterbegraafplaats: twintig jaar later werd zijn neefje bij hem te ruste gelegd…
De oekaze van moeder van Nek was niet voor niets. Had de familie net de rouwverwerking van Piet achter de rug maakte diens broer, ook Klaas geheten, een bijna doodsmakkerd, en natuurlijk weer achter die vreselijke motor. Dat gebeurde in 1921, op de Raaiberg, de lokale baan van Bergen op Zoom.
Zijn neefje, door iedereen Jong Klaasje genoemd, (foto rechts, gestart door zijn vader) bleef ver weg van de gangmaakmotor, maar kreeg daardoor toch niet een schriftelijke bevestiging dat hij ongeschonden uit de strijd kwam. In 1933 tijdens de Zesdaagse van Amsterdam, op de eerste avond, brak de  de jonge Van Nek de voorvork van zijn fiets, en vloog daar door de baan uit. Geruime tijd werd voor zijn leven gevreesd. Hersteld begon voor hem het seizoen 1934, dat ook zijn laatste zou worden. In september van dat jaar verongelukte Jong Klaasje. Maar niet op de racefiets…
Stoomtram
Zaterdagavond 15 september. Op de wielerbaan van Leeuwarden had Klaas van Nek een achtervolging gereden tegen Flip Reynders afkomstig uit Breda. Na de koers ging Van Nek direct naar huis. In zijn auto, een Ford Coupe, lagen niet alleen de overwinningsbloemen bestemd voor zijn verloofde, maar zaten ook Sam Hoevens, een coureur uit Amsterdam, ene  Ridel, een soigneur, én Flip Reynders, (foto links) eerder op de avond geklopt door Klaas. Flip die een dag later in Alkmaar moest rijden, kreeg van Van Nek een lift.
Foto Flip Reijnders-2In de doodstille polders rondom Warmenhuizen klonk een keiharde klap. Op de onbewaakte overweg was Klaas’ auto frontaal op de stoomtram vanuit Alkmaar gebotst. Uit  het wrak van de auto, die vijfenzestig meter werd meegesleurd, werden de ontzielde lichamen van Sam Hoevens, 29 jaar, Flip Reynders 25 jaar én Jong Klaasje gehaald. Soigneur Ridel overleefde de klap. Na Klaas’ hemelvaart brak  in Amsterdam een soort massahysterie los,  ongetwijfeld veroorzaakt door de tragiek die de familie Van Nek achtervolgde. Het heengaan van Jong Klaasje was een hype avant la lettre, de hele stad wilde bij zijn uitvaart aanwezig zijn. Niets  fijner dan collectief een traantje wegpinken, wat al begon  bij het sterfhuis van Klaas op de Amsterdamse Weg.
Kruislaan
Vijftien volgauto’s en duizenden volgden de kist op weg naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats. ‘De bloemenkransen, afkomstig van talloze vereerders van den jonge keerel, waren zo talrijk dat de lijkkist er onder bedolven werd’, schreef Het Nieuws van de Dag. Maar dat was maar een voorproefje van wat op het kerkhof te wachten stond. Alsof het verderop spelende Ajax een thuiswedstrijd had: de Kruislaan was zwart van het volk, en op het ‘Ooster’ was er geen doorkomen aan. ‘Uitgebreide politiemaatregelen mochten niet baten’, schreef Het Algemeen Handelsblad, ‘om de duizenden mensen in het gareel te houden. Mensen drongen op naar het graf’, gaat de journalist hijgerig verder, om te vervolgen dat het voor de voorste rijen een hachelijke zaak werd want dreigden verdrukt te worden anders wel in het gedolven graf te vallen.
Dat ‘een elk eerbiedig het hoofd ontblootte’ toen de stoet het kerkhof opkwam, was niet meer dan logisch want zonder pet of hoed was, vijfenzeventig jaar geleden, een vorm van naaktloperij.
Bij het graf gekomen ging het volk pas echt los, want ‘velen barstten in snikken uit’. Tijdens gestaag neervallende regen werd de kist neergelaten. In de hectiek bleek de scribent van de krant een scherp oog voor details houden, want, zo schrijft hij, ‘De vader van Klaas moest ondersteund worden’. Aan het graf ook collega’s van Jong Klaasje zoals Jan Pijnenburg, Wals, Slaats en Jan van Kempen maar ook de Duitse gangmaker Josef Käser. Voor de laatste moet het een déjà vu geweest zijn. Twintig jaar eerder stond hij aan dezelfde groeve. Toen Piet van Nek dodelijk verongelukte, zat Josef op de motor…
Sam Hoevens, begraven op Vredenhof, liet een weduwe en dochtertje Dientje na. Met Dien, later getrouwd met gangmaker Joop Stakenburg, speelde de Engel van het Noodlot een wreed spel.  Vijftig jaar na de tragische dood van haar vader was Stakenburg betrokken bij een auto-ongeluk. Op de Duitse autobahn, onderweg naar een stayerskoers in Wenen, liet Joop het leven.…
Het is nu september 2009. Klaas én Piet van Nek zijn weggezonken in de krochten van de geschiedenis. Geen mens in Amsterdam die nog weet wie ze waren. Maar op het ‘Ooster’ liggen oom en neef, gezamenlijk, nog steeds te wachten op de jongste dag. Hoewel de zwarte letters op de grafsteen door weer en wind verdwenen zijn en daardoor de tekst, nauwelijks te lezen,  als een reliëf op het graniet liggen wordt het graf nóóit ‘geruimd’. Door de historische, én monumentale waarde is het graf namelijk uitgeroepen tot beschermd monument.
Na een leven vol pech en tegenslag hebben Piet en Klaasje dan toch een klein mazzeltje…

Bronnen: het Gemeentearchief Amsterdam