Godsamme! Het gevaar spat van de foto af. De schrik slaat je om het hart. En de vraag was dan ook niet hóe, maar wanneer. Want dat er ongelukken gingen gebeuren, dát was zeker.
Stayeren in de Belle Epoque: voor gekkies en andere vermetele. Jongens, draaiend in de mallemolen van het leven.
Zoals Joe Nelson, afkomstig uit Chicago. Joe, gegangmaakt door ene Stinson. Achter een motor waarvan een visuele gehandicapte kan zien, dat je je leven daarachter, niet zeker was. Dat had die Stinson ook bedacht. Om te voorkomen dat zijn voorband in de bochten, er af vloog, had hij deze met tape vastgemaakt. Nog even doorgaan over die motor. Die altijd goed was voor zo’n tachtig kilometer per uur. Maak met die snelheid maar eens een smakkerd…
Of die Joe daar van doordrongen was? Ja! Maar dáár kom ik straks op terug. Wat die jongen bezielde? God, zal ongetwijfeld het antwoord weten. En anders stond dat wél in de sterren geschreven. Ik bedoel Joe, goed getraind, kaggelde met zo’n tachtig kilometer achter dat ding. Die was doordrongen van het gevaar.
Dat Joe geen helm droeg was een issue. Erger was dat achter die motor, voor de veiligheid van de renner, geen meedraaiende rol had. Zo’n rol, die voorkwam dat de renner tegen de motor aan reed. De afstand voorwiel/achterkant motor, was een kwestie van een frumselhaartje…
Tijdens een stayerskoers gehouden in het New Yorkse Madisdon Square Garden, anno 1904, realiseerde Joe dat ongetwijfeld ook.
Joe, volle snelheid, raakte inderdaad héél even de motor. Joe Nelson, werd eenentwintig jaar. Hoe het dáárna, met zijn moeder was gesteld, daar durf ik, anno nu, niet eens aan te denken. Drie jaar eerder want september 1901, op dezelfde baan, en óók tijdens een stayerskoers, verongelukte namelijk haar andere zoon, Johnny, 23 jaar.
Joe Nelson had dus gewaarschuwd moeten zijn…