Een worstelpartij met fijne afloop

Project1Een circusact. Dat was de worstelsport eind negentiende eeuw. Weekblad De Clown had dat goed begrepen. Het allereerste nationale kampioenschap worstelen werd georganiseerd door een ‘satiriek humoristisch weekblad’.  Tussen de goochelaars, het doorgezaagde weesmeisje, jongleurs, trapezewerkers, gedresseerde apen  en clowns sloegen de gespierde jongens in hun kruippakje geen raar figuur. Circusdirecteur Corty Althof, fijne neus voor spektakel, wist dan ook precies hoe je het Paleis voor Volksvlijt vol kon krijgen. Althof  liet de stad dichtplakken met affiches voor een worstelpartij tussen de Turk Memish en lokale favoriet Dirk van den Berg. Vanuit de Jordaan, de Oostelijke Eilanden en andere volksbuurten toog het proletariaat massaal naar het Paleis op het Frederiksplein.
Was het worstelen sinds de oudheid streng gereglementeerd, niet in Nederland. Daar werd niet zó nauw gekeken. De mannen in de ring deden maar wat. ‘De Clown’, een vooruitziende blik op rottigheid, drukte op de voorpagina nog maar eens de spelregels af.  Dat één van de laatste regels was dat ‘het publiek beleeft verzocht wordt geen advies aan de deelnemers te geven’, werd natuurlijk massaal aan laarzen gelapt. Gelukkig maar, want het liep fijn uit de hand. Waarvan de Turk, niet vies van een provocatie, hét beslissende voorzetje had gegeven.
Project2Memish, meer spieren dan bescheidenheid, had dagen voor de partij tegen journalisten geroepen dat Dirk duizend gulden kreeg als hij won. Om in één adem te vervolgen dat zijn tegenstander dan ook meteen ‘de kampioen van de wereld was’. Dirk, een tweeëntwintig jarige, simpele maar oersterke slagersknecht met een schamel loontje van hooguit twintig piek in de maand, stond dan ook op scherp. Dirk had zin.
Dat Amsterdammers tolerant zijn is natuurlijk geleuter. Helemaal niet in 1894. Memish was daarom gewoon een hoogstverdachte oetlul, die strak in de gaten gehouden diende te worden.
Ondanks die controle haalde Memish, na een half uurtje worstelen, wél Dirk onderuit. Waarbij de slagersknecht maar met één schouder de grond raakte. Met een theatraal gebaar riep de scheids de Turkse vechter tot winnaar uit. Dan gebeuren spannende zaken. Het smeulende vonkje van opwinding, vooroordeel en chauvinisme dwarrelt in een vat buskruit. De afgeladen tribunes ontploft. 
In het licht van gaslantaarns en tussen wolken sigarenrook door was vanaf de tribunes duidelijk gezien dat Van den Berg niét met twee schouders de mat raakte wat reglementair staat voor ‘verloren’.
palijsvolksvlijtEn dat wordt niet gepikt. Hun Dirkie was bestolen. Vanaf de goedkope rangen stormen supporters van Dirk massaal de ring in.  Memish, niet van gisteren, nam onmiddellijk de vlucht naar zijn kleedkamer. Achternagezeten door het Mokumse grauw. Terwijl Memish via de achteruitgang van het Paleis weg was geslopen, wist Dirk van de Berg de brand bij zijn supporters te blussen. Een dag later vroeg  een journalist in de kolommen van de Courant zich vertwijfeld af of de scheidsrechters én de jury niet beter vervangen konden worden door iemand uit het publiek.

Foto’s: Dirk van de Berg. Het Paleis voor Volksvlijt. Bron: Stadsarchief Amsterdam, de Courant Nieuws van den Dag.

De beruchte quint-Mulder was een feit

quintmulderDat was even een goede investering! Jan Mulder, aanwezig op de wereldtentoonstelling  in Parijs, kocht daar voor zestienhonderd piek, een quintyplette, een vijfmanstandem. Een smak geld in 1895, maar dan had je wél wat. En Jan, bijgenaamd De Houte, wist wel waar hij zijn karretje mee ging bemannen. Mulder kende  nog wel wat jongens. Van die ruwe onbehouwen  knapen waar je een blokkie voor omliep. Mannen net zo wild als Jan en dagelijks te vinden op de wielerbaan achter het Rijksmuseum. De beruchte quint-Mulder was een feit, met Jan, – want het was mooi wél zijn karretje –  aan het stuur. Achter Jans kont Dirk van den Berg, Jan van der Tuyn, Jan Slesker, en Piet Dickentman. Wedstrijden tussen quinten? Spektakel verzekerd. Vlogen ze niet de baan uit dan was er wel knokken na afloop. Zoals tegen de quint van Italië.  Italianen en sport, een explosieve combinatie.
Het was maar een héél klein zwiepertje die de Houte met zijn jongens uitdeelde. Genoeg om de complete squadra in één klap te elimineren. Nadat de  houtsplinters uit Italiaanse ledematen waren gepulkt ging stuurman Parmac verhaal halen: met een mes in de handen. Dirk van den Berg, een gewezen worstelkampioen, keek ‘per ongeluk’ even de andere kant uit. Het was Dickentman die de rel wist te sussen. Voor quint-Mulder werd Nederland te klein. Jan en zijn rebellenclub gingen voor het grotere werk, want geld, naar Duitsland.Copy of huret9
In Charlottenburg bij Berlijn werd een flatje gevonden:  en wat hadden ze dáár gelachen, vertelde Slesker vijftig jaar na dato in het blad Sportief. Maar er werd ook iedere dag hard getraind op de Friedenaubaan. Vanuit Berlin werd heel Europa bestreken. Quint-Mulder, wat staat voor vijf bravourejongens, verdiende geld als water.
De gangmaakmotor was nog maar net uitgevonden. Behalve koersen tegen andere vijftallen fungeerde  de quint ook als levende gangmaking. Voor niks gaat de zon op en gratis kan je ook nog ‘s in de sloot pissen. Wilde je als profrenner achter Jan en consorten rijden dan  moest de portemonnee open. Honderd mark rekende Mulder voor een paar sprintjes aantrekken. Een financiële klapper werd gemaakt in Hamburg waar behalve wedstrijden voor quinten de  stayerskoers over honderd kilometer het hoofdnummer was. Constant Huret, wereldkampioen stayeren  was dé publiekstrekker. Huret had wél een groot probleem: zijn motor was niet gearriveerd, die stond ergens op één of ander treinperron. Of de quint-Mulder  niet als gangmaker wilde fungeren. Voor twaalfhonderd goudmark ging Jan akkoord.
‘We hebben die Huret honderd kilometer laten jakkeren. Hij werd tweede’, verteld de inmiddels bejaarde Slesker in 1949 aan Sportief.
dirktandemNadat Piet Dickentman in 1899 de overstap maakte naar de zojuist ingevoerde zware motor, was het tijdperk van de vijfzitter voorbij. En de beroemde quint zelf? Die heeft tot diep in de jaren zeventig van de vorige eeuw in de catacomben van het Olympisch Stadion liggen te verstoffen om opeens spoorloos te verdwijnen. Hoogstwaarschijnlijk in de container gegooid.

Foto 1: De quint-Mulder, v.l.n.r. Jan Mulder, Jan Slesker, Jan van der Tuyn, Dirk van den Berg en Piet Dickentman.
Foto 2: Constant Huret in 1898 achter de motor.

error: Inhoud is beschermd!