Ach wat maakt het uit. Het is een kleine moeite. Maar ook een traditie, om jaarlijks op zijn sterfdag een bloemetje op zijn graf te leggen. Want het is toch zó, dat je pas dood bent, als men je is vergeten? Wat dat betreft leeft de naam van Piet van Nek nog. Dat Van Nek’s graf, na een eeuw nog bestaat is een klein wonder. Terecht, want niet alleen door de monumentale status, maar ook door de dramatiek die daar aan beklijft.
Ga daar maar even aan staan. Piet van Nek, jong en ambitieus, en een voormalig elektricien bij de Amsterdamse Droogdok Maatschappij, kreeg in 1907 zijn roeping om achter zware motoren te koersen. Maakte een jaar later op de Duitse wielerbanen zijn opwachting als b-stayer. Reed op levensgevaarlijke achterafbaantjes zijn koersen. Brak twee jaar later in Duitsland definitief door. Won een aantal grote prestigieuze koersen.
Eind 1913 werd Van Nek, door de machtige Duitse managers voor ‘vol’ aangezien, en werd beloond met een rits topcontracten voor het seizoen 1914. De opvolgende winter bracht Van Nek door op de winterbaan van Parijs. En kwam in het vroege voorjaar van 1914 afgetraind en in vorm terug in zijn Mokum. Op 7 april nam Van Nek, samen met zwager en gangmaker Albert Käser, op het Centraal Station de trein: bestemming Leipzig. Waar op een week later de Grote Voorjaarsprijs werd gehouden. Het werd zijn laatste koers.
Met een snelheid van tegen de negentig kilometer klapte Van Nek’s voorband. De Amsterdammer sloeg met zijn hoofd tegen het cement. Een fatale schedelbreuk. Dat Piet van Nek stierf op de verjaardag van zijn moeder had een componist van smartlappen kunnen bedenken. Enfin, kleine troost dat zijn uitvaart er mocht zijn. Vanaf zijn ouderlijk huis aan de Van Woustraat richting kerkhof stonden ruim tachtigduizend Amsterdammers, om afscheid te nemen. Piet van Nek, 28 jaar en begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats.